Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXIV. Hoofd-stuk. Anemone, ofte Anemia, en Wind-bloem gemeenlyk gesegt.

VAn de Anemone, zyn veele en verscheidene soorten: en schynen alle byna een soort van Ranunculus ofte Hane-voet te wesen. Sy zyn onderscheiden in bladen, bloemen en wortel, sommiger bladen zyn breed, en grof of fyn gesnippelt, andere drybladig, enz. de blading en koleuren der bloeme zyn menigvuldig, als wit, geel, violet, paars, blauw, rood, enz. De wortels van sommige zyn knobbelagtig, getakt, veselagtig, enz.

Een soort heeft knobbelagtig, bruine wortelen, met 'er tyd soo groot werdende als een kastanie, zynde ongeschikt, scheef en schuins, waar aan weder nieuwe knobbeltjes wasschen, en sig als kinderkens alle jaren voort-setten: aan deselvige zyn eenige veselen. Hier uit rysen seven of agt matig groote gesnippelde bladen: yder op haar stelen, gelykende seer na de gemeene Botter-bloem, ofte Ranunculus. Hier nevens komen ook eenige steeltjes van vyf, ses, ofte seven vingeren breete hoog, in welkers midden gewoonlyk dry kleine blaadjes, sommige gesnippelt, en sommige ongesnippelt gesien werden. Boven op den top koomt een twaalfbladig bloemtjen, loopende spits toe als een ster, en wat langwerpig. In 't midden is een klein hoofdjen uit welke veele draadjes rysen: die met 'er tyd in een grauwe donsigheid veranderen, waar onder dan het zaad geplaatst is. De koleur der bloeme is

[pagina 61]
[p. 61]

bleikagtig paars en rood, en dat wel van onder en boven; en wel van boven alleen hooger rood en blinkende, en van onderen witagtig en bleik-rood, selden siet men de selvige geheel wit.

De andere heeft een kromme, scheeve, knobbelagtige, en lids-gewysige bruine wortel, met eenige veselingen begroeit. Hier uit groeijen mede weinige gesteelde bladen, die sig yder wederom in dry gesteelde blaadjes verdeilen, en die wederom in dry getande blaadjes. Hier nevens schiet mede een steel die in zyn bovenste mede dry gesteelde blaadjes heeft, en dan wederom, als voren, in dryen gedeilt zyn. Uit dese dry blaadjes koomt een steeltjen, daar de bloem op sit, van dertien ofte veertien, stompere omgeboge blauw-verwige blaadjes gemaakt. In 't midden is een rond hoofdjen met veele geele veseltjes verciert.

De derde heeft mede een ros-bruine, dog dikker, langwerpiger, en over dwers verspreide wortel, hebbende veele ledekens. Hier uit schieten mede weinige bladeren, de vorige byna gelyk, dog wel soo groot, dog veel fynder gesnippelt. Hier nevens groeit mede een steel op de vorige wyse boven mede geblaad: en op zyn top een veel grooter bloem, van seven of agt schoone ligt-violette, breede, spits toeloopende blaadjes toegetakelt. In 't midden is een zaad-hoofjen met veele draadjes, dat eindelyk in gryse vlokken verkeert. Somtyds zyn dese bloemen schoon-rood, en ook wel wit: hier by rekent men nog een soort die in Oostenryk en Hungaryen groeit, welke hooger wast, mede met een witte, dog vyfbladige bloem, met een stomper spits.

De vierde is de derde soort van bladeren, steelen en wortelen t'eenemaal gelyk, hebbende een middel-matige groote bloem, dubbeld, uit veele blaad-

[pagina 62]
[p. 62]

jes bestaande, zyn tien of twaalf, aan de kanten veel grooter dan de middelste: alle rood van koleur.

De vyfde heeft een bruinder wortel, aan alle zyden sig uitschietende, met weinig knoopen. Hier uit ryst een steel ofte twee, hebbende wat hooger als zyn midden dry gesteelde bladen, de Hof Hanevoet gelyk, dog wat kleinder, en dese snippelen sig weder in eenige kleindere. Wat hooger komt een vyf ofte sesbladige, vry groote, witte, ofte uit den peersen roodagtige, het sy bleekere ofte wel hooger koleurige bloem. In 't midden is een klein, naakt, en rouw zaad-huisjen.

De sesde is de vorige van gedaante seer gelyk, dog in alles wat kleinder, maar de bloem is geel.

De sevende is de vorige soorten seer gelyk, maar de bladeren zyn als die van de klaver, dog aan de kanten geschaart, en spits toeloopende; groeijende ses ofte seven vingeren breete boven d'aarde. Op de top is de bloem.

De Anemone kend men in 't algemeen hier uit, dat de steel altyd dry bladen heeft, komende een bloeme op yder top, die daar na in stuifjes veranderen. Dese hebben veelderlei verscheidentheid en schoonheid van koleuren.

Alle dese soorten, met nog menigte andere, die wy niet beschryven, werden alhier te Lande nergens in het wilde gevonden, maar zyn alleenig in de Hoven der kruid-oefenaars te vinden. Sy wasschen geerne in een logtige warme logt, in een drooge en logtige aarde. Sy bloeijen alle in de Lente-tyd; en de bladen opgenomen zynde, werden bewaart, en in de natyd weder in de aarde geset, en des Winters met matten wel overdekt en bewaart. Dese kan men mede in potten en bakken Planten, en in de kagchels bewaren. Sy teelen meest voort door de wortel; want het zaad eenige jaren

[pagina 63]
[p. 63]

werk heeft, eer het bloem soude dragen.

De wortelen zyn wat scherp op de tong, en brandende, en doen, gelyk de wortel van Bertram, louter quylen: daarom is die bequaam in de tand-pyn in de mond gehouden. Klein gestooten en op de splinters gelegt, doet die uithalen. Ook helpt het de gesweeren rypen, onder de Pappen gemengt. Voorts heeft men van de kragten weinig ervaring.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken