Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 469]
[p. 469]

CCCLXXXV. Hoofd-stuk. Plantago, Weeg-bree.

DE groote Weeg-bree heeft groote, breede, effene en gladde bladen, waar door verscheide dikke ribben loopen, seven ofte meer in getal, en daarom by veele Septinervia genaamt. Tusschen de bladen schieten eenige steelen, somtyds van een voet hoog, rond, taey, buigsaam, somtyds wat roodagtig. Van het midden der selvige tot boven toe komt een aare met gras-groene bloemtjes, die digt gedrongen by een staan; waar na rondagtige zaad-huisjes, volgen, vol van klein, en bruinagtig zaad. Maar op een goede grond staande en weelderig wassende bestaat de bloem uit veele wel-riekende witte veselen, met witte nopjes op haar spitsen. De wortel is dikagtig, niet al te lang, met veele veselen behangen. Van dese soort vind men nog een met veele aartjes, en nog een ander, wiens op komende steel met veele blaadjes begroent, en gelyken seer aardig een groene roos.

Na desen volgt een soort de vorige van aaren en bladen seer gelyk, maar in alles veel kleinder. Somtyds hebben sy een donsigheid; en somtyds wat roodagtig van blad: de bloemtjes zyn witagtig. Maar beide dese soorten veranderen vry wat, na de plaatsen daar sy wassen: voornamelyk ontrent Zee-plaatsen.

Een derde soort noemt men smalle ofte kleine Weeg-bree, anders mede Honds-ribbe, ofte vyf ribbige, alsoo sy gemeenlyk vyf merkelyke ribben hebben: Quinquenervia genaamt. Dese heeft veel smallere en minder lyvige bladen, min of meer hairagtig, spits-toeloopende en aan de randen min

[pagina 470]
[p. 470]

ofte meer gesnippelt, dog niet altyd, want dit gewas verandert mede in groote, enz. na de plaats, daar het voortkomt. De bloemen ofte aaren zyn mede byna als de vorige, maar wat witagtig en donsig.

Hier na volgt een soorte met veel smalder en kleinder blaadjes, spits-toeloopende, aan de kanten min of meer gedeelt, en wat donsig.

Na dese kleinste volgt de Herts-hoorn, die men Herba stella en Cornu Cervi noemt, dog van andere Coronopus, als mede de Cauda Muris, de Cornu Cervi Repens, enz. maar hier hebben wy te voren van geschreven.

De Water-Weeg-bree heeft seer lange en dikke steeltjes, lange en lyvige bladen, matig breed en spits-toeloopende. Tusschen dese komen lange, drykantige, voose steelen, die weder in andere takken en takjes verdeelt werden, waar aan roodagtige en somtyds witte, kleine dry-bladige bloemtjes komen, waar na dry-kantige groene knopjes volgen, daar het zaad in wast. De wortel bestaat uit veele veselen. Dese soort heeft somtyds vry breede bladen, en somwylen vry smal en lang: van dese heeft men nog een kleinder soort.

Sy wassen langs de wegen en paden, als mede in de velden die grasig zyn. Maar de Water-Weeg-bree, heeft men aan de kanten van de Slooten, en andere sagt loopende wateren. Sy bloeijen alle in de somer, en over winteren met haar wortel.

In dese gewassen zyn weinig beweeglyke deelen, daarom het water dat men daar van overhaalt, is van seer weinig dienst, ten sy het uit een gegist sap gemaakt wierd. De wortel, bladen en zaad werden tegens alle buik-vloed, vrouwe-vloed, zaad-vloed, enz. gebruikt, maar dan dient men daar kooksels, weiksels, of het sap daar van te gebrui-

[pagina t.o. 470]
[p. t.o. 470]


illustratie
Plantago Rosea.
roos gelykenende weeg-bree.


[pagina 471]
[p. 471]

ken. De wortel kookt men versch tegens de gaande en komende koorsen. Uiterlyk suivert het de wonden en sweringen. Het sap kan men uitdampen, om in de winter te gebruiken. Het water werd tegens de vuurige oogen gebruikt, en puistige aangesigten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken