Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

CCCCIII. Hoofd-stuk. Quercus, Eiken-boom.

DE Eike is tam of wild. De tamme wast somwylen soo hoog niet als de wilde. Sy werd vry dik van stam, wasschende niet ganschelyk regt op, nog glad van bast, maar krom en scheef, met veele zyd-takken. Het hout is wel vast en sterk, maar onsterker als boeken-hout: ook kan het beter bewerkt werden, als van de wilde eike. De bladen zyn redelyk groot, hard, en rontom de kanten vry diep gesneden; de vrugten zyn groote Eekelen, soo genaamt, of om dat sy eetbaar zyn, of om dat sy een eitjen gelyken: en dese hangen af van een dopjen ofte schaaltjen. In of tusschen de bladen heeft men dikwils ronde en oneffene knobbels, die men Gal-noten noemt.

[pagina 490]
[p. 490]

De wilde werd dikmaals veel hooger, zig met veele takken verre uitspreidende. De stammen werden dikwils wonderlyk dik; ik heb'er in Braband een gesien, welke van drie mannen niet konde omvaamt werden. De bladeren zyn effen, glad, hard, breed, langagtig, rontom diep doorsneden, van onderen bleiker groen dan boven. d'Eekelen zyn korter als van de tamme, sluitende in een olyf-koleurige schale, die van boven in een dopjen ofte schaaltjen, als in een kasjen omvat werd. De kern is wit, in twee helften gedeelt, en wat soet en wringend in de mond. Jong zynde hebben sy een gladde en effene bast, welke daarna oneffen en rouw werd. Hoe ouder boom, hoe harder hout, dat geelagtig is, hard en vast; maar het hout naast de bast is witter. De wortel sinkt niet alleen diep in d'aarde, maar breid zig ook verre uit.

Aan de Kaap van goede hoop zyn d'eiken mede geplant, welkers bast wel groote Noteboomen vertoonen. Sy wassen op alle Europische plaatsen en op alle grond, voornamelyk de wilde, die de gemeenste zyn, maar sy werden overal niet even hoog. Sy verliesen alle jaren haar bladen. De vrugten rypen in den Herfst, die dan afvallen.

Al wat dese boomen voortbrengen is te samentrekkende en grof van deelen, zynde dienstig in alle vrouwe-vloeden, darm-vloeden, saad-vloeden om te stoppen, maar het dient omsigtig gebruikt te werden. De vrugten zyn dienstig om verkens te mesten; welke men als kastanien kan braden en eeten. De bast dient om het leder mede te bereiden en swart te maken; het hout om te verwerken, en het al te dunne om heete vuuren aan te leggen. De Galnooten, voornamelyk d'onrype, zyn seer wrang, en dienstig om bloed te stelpen, met welkers kooksel de vuile tanden en tand-vleis kan gespoelt en gesui-

[pagina 491]
[p. 491]

vert werden. Sy zyn ook seer dienstig om met koperrood goede swarte inkt te maken, om wolle ofte linnen swart te verwen.

Op de Eike, en ook op meer geboomten, vind men een bastaard-gewas, welke men Maren-takken ofte Viscus quercinus noemt. Sy wasschen ontrent anderhalven voet hoog, maar verspreid zig met veele slimme, swarte geknoopte takken wyd uyt; zynde taay en met bleek-groene schorse bekleed. De bladen zyn smal, langwerpig, hard, dik, en bruin-groen. Ontrent de leden ofte knoopen der takken komen kleine geelagtige bloemtjes, waarna drie ofte vier by een gevoegde kleine, ronde, witte, en doorlugtige besitjes volgen, met een lymige vogtigheid vervult. In elke besie is een swart korreltjen. Het wast alleen uit de takken van d'eike, sonder eenige merkelyke wortel te hebben, en daarom groeijen sy van haar zaad niet in d'aarde.

Sy zyn het gansche jaar door groen. Sy bloeijen in de Lente, en de besien werden tegens den Herfst ryp, welke dan van 't gevogelte gegeten werden.

De lymigheid der besien is scherp en bytende, en schynt bequaam te wesen tegens veele lymige taaije vogten te verdunnen en gangbaar te maken. Verteert mede de geswellen, daar op gelegt. Het hout daar van werd tegens de vallende ziekte en andere hoofd-qualen voorgeschreven, maar ik kan daar sulkx niet in vernemen; ik geloof eer dat het bequaam is de buik-vloeden en vrouwe-vloeden te stoppen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken