Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

CCCCXIII. Hoofd-stuk. Ribesium, Grossularia, Aal-besien, Wyn-besien.

DE roode en witte Aal-besien hebben eenderlei maaksel van heester, bladen, bloeisel en besien, verschelende hier alleen in dat d'eene roode en d'andere witte besien draagt, alhoewel ik nog een bastaart soort, die half rood en half wit geleeken, gesien heb. Haar heester wast dikmaals veel hooger dan een mans lengte, wanneer sy tegens schuttingen geleid werden, maar op haar selven staande wassen sy selden boven anderhalf elle hoog. Haar stam is selden een arm dik, de takken dun, jong zynde is de bast wit, maar ouder werdende en vrugt gevende donker-bruin en glad. De bladen hebben yder een steel, zyn redelyk groot, breed, gemeenlyk in vyf hoeken gedeeld, en voort rontom getand, wel door-ribt, lyvig, donker-groen, maar somwylen wat geelder, voornamelyk als de besien wat aan de soete kant zyn. De bloemtjes zyn klein, komende tusschen de bladen voort, tien, twaalf, meer ofte minder als een rist aan een dun steeltjen, hebbende yder nog een kort steeltjen. De gedaante is als een vyf-geribde schulp-schaaltjen, bleek-groen van koleur, en dese rist hangt nederwaarts; hier na volgen groene besien, die allenxkens schoon-rood of bleek-rood werden, ofte anders peerl-wit: deser sap is suur ofte rinsch, dog d'eene soort suurder dan d'andere: sy hebben gemeelyk vier ofte vyf min ofte meer korlen in, die wrang van smaak zyn. Daar is

[pagina 501]
[p. 501]

nog een Engelse soort met bladen als de kruis-doorn, wiens roode besien walgelyk soet werden.

De andere soort noemt men swarte aalbesien, zynde de roode van maaksel ganschelyk gelyk: maar de botten en bladen zyn lieffelyk van reuk, en de besien zyn pik-swart, en balsemagtig van smaak. De bladen zyn ook wat dikker, donkerder groen, die in 't najaar purper-verwig werden. Ook heeft het hout diergelyken reuk. De bloemtjes zyn van maaksel mede als van de roode, maar een weinig purperverwig. De wortelen van beide zyn wassende met veele takken vry diep in d'aarde.

Dese soorten wassen alle in de hoven en boomgaarden, sy bloeijen in de Lente, en geven in de Somer hare vrugten.

De roode en witte (uitgenomen de Engelse) hebben een suur en wynagtig sap in haar, waarom haar matig gebruik den dorst beneemt; maar alsoo die suurigheden vol werkelyke deeltjes zyn, maken sy mede een afgang. Te veel genut, werd het bloed met dese werkelyke suurigheden te veel opgepropt, waar uit broeijingen en koorsen ontstaan, niet tegenstaande sy eerst schynen te verkoelen: over de tafel zyn sy best met brood gegeten, anders vergooren sy te ligt. Het uitgeperste sap laat men in de sonne met of sonder suiker gisten, om des Winters by de spysen te doen, in de plaats van limoen-sap. Ook maakt men met wyn, eijeren en suiker daar een vlade van. Het selfde sap werd mede gegist, en daar een wyn van gemaakt. Uit het verse sap maakt men mede een gelei. Ook werden de besien geconfyt; ook wel gedroogt om des winters te stoven. De besien werden tot een sauce gemaakt, en over gebraden visch gegoten. Met brood werd daar mede een sop van gemaakt.

De swarte aalbesien zyn soo suur niet, hebben een

[pagina 502]
[p. 502]

dikker bast en jeneveragtigen smaak, alsmede de bladen, botten en hout. Sy werden mede over de tafel genuttigt als de roode. Men setse op Brandewyn, welke sy een goede roode koleur en smaak mededeelt, en werd dan tegens het graveel gebruikt: tot het selfde oogmerk werden sy versch, ofte na dat sy op de Brandewyn gestaan hebben, op Maarts ofte November Bier geset, als mede de botten, om het Bier kragtig en koleurig te maken. Van het sap werd mede Wyn en Gelei gemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken