Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

CCCCXXV. Hoofd-stuk. Sambucus, Vlier-boom.

DE Vlier-boom wast met een matige dikke stam redelyk hoog, alhoewel men die mede wel laag en heesteragtig siet. Wanneer sy hoog wast, verspreid se zig weelderig met veele takken uit, cierlyk om te sien: de stam en de takken zyn geknoopt, ofte in leden verdeelt, welke yder somtyds anderhalve spanne lang zyn, vol wit sagt en voos merg, maar, alsoo de stam byna toegroeid, soo heeft die geen of weinig merg. De schorse van de stam is graauw, gespleten en gerimpelt, en door het afdruipen van het water dikwils swart; aan welke een soort van kampernoeljen wassen, die swart zyn, en als een gedroogde lym in 't knauwen; soo dat ik het aansie eerder voor een gom ofte lym van desen boom, als voor een kampernoelje: van gedaante gelyken sy byna een menschen-oor, en daarom van 't gemeen Judas-ooren genaamt, uit vermoeden dat den verrader Judas hem daar aan verhangen heeft, maar sulx blykt uit geen waarschynelykheid. Om voorder te gaan; de bast der takken is mede grys en rimpelig, maar even onder de selvige is de bast groen. Het hout is redelyk vast, kliefbaar, uit den geelen wit. Uit yder knoop der takken komen twee tegenoverstaande bladen, dat is, twee middel-ribben, hebbende over beide zyden hare bladen, en een aan 't eind, makende een ongelyk getal van drie, vyf

[pagina 518]
[p. 518]

of seven, selden meer: yder deser is langer dan breed, spits-toeloopende en rontom getand, donker-groen, vast, en matig hard: gevreven zynde, hebben sy geen aangename reuk, en de smaak is wat grasagtig. De bloemtjes komen seer veel by een, kroontjes-gewyse, welriekende, dog byna als katte-pis. Sy zyn klein, uit den witten min ofte meer na den geelen hellende: bestaan uit vyf blaadjes, met weinig geele draadjes en nopjes; na het afvallen der bloemtjes volgen daar kleine, ronde, groene besien, die allenxkens rood en eindelyk swart en sappig werden, soet van smaak, hebbende eenig lang, plat en geelagtig zaad in zig. Sommige hebben wit-geele besien: andere roode besien, andere met groene besien, dog dese zyn niet gemeen. Nog is'er een soort, welkers bladen seer diep gesneden en gehakkelt zyn, welke maar by de liefhebbers te vinden is. Hare wortelen schieten vry diep in d'aarde met veele takkingen, gevende jaarlyks veele en seer hooge looten opwaarts.

Men sietse veel by de boere-huisen, aan de wallen, kanten van de slooten en weijen wassen. Sy zyn d'eerste en de laatste groen; sy hebben als geen botten, en soo de winter sagt is, altyd genegen uit te schieten, welke nieuwe scheuten dikwils wederom vervriesen. Sy bloeid in 't laatst van Lente, en geeft in de Herfst volkomen rype vrugt. Sy komt van haar eigen zaad seer weelderig voort; want ik hebbe in de tyd van vier ofte vyf jaren daar volkomen boomen met bloemen en besien van gehad.

Aangaande de Genees-kunde soo heeft men van desen boom byna alles wat men begeert: want de middel-bast en de jonge scheutjes ofte botten suiveren maag en darmen van onderen en van boven. De bloemen en besien doen sweeten; d'assche van het hout gebrand dood het suur, en doet wateren. De

[pagina 519]
[p. 519]

middel-bast der takken ofte der wortelen met de nieuwe scheuten moeten dan uit deeltjes bestaan, die door hare prikkelinge en beweginge des maags en darmens beweeg-veselen tot stuip-trekkingen verwekken. Daarom werden die in watersugtige voorgeschreven. Ten desen einde werden de jonge scheuten wel onder warmoes gehakt en gegeten, als mede in den azyn ingeleid en gegeten. Als men die alleen wilde gebruiken om afgang te verwekken, moet men daar weinig van gebruiken. De bloemen gebruikt men droog, men kooktse in soetemelk, dat men doorgiet en warm drinkt, om te sweeten tegens de roos, pokjes, vuurige uitslag des huids, en heete broeijingen des bloeds. Uiterlyk zyn sy dienstig gekookt, en op geswellen, ontsteke keel, enz. gelegt, soo om de pynelykheid te stillen, als om te doen verdwynen. Daar werd een water van overgehaalt, maar van kleine nut. Uit de gegiste bloemen kan men een geest halen. Ook kan men haar op wyn setten. Sy werden veel op den azyn gedaan, om tegens de hoofd-pyn te gebruiken: en dient mede in de keuken voor de smaak. Eer de knopjes van de bloemtjes open gaan werden sy geplukt, in den edik gelegt, en als Kappers gegeten. Uit het sap van de besien maakt men met ofte sonder suiker een Gelei, om te sweeten tegens de roos, en koorsigheden. Men setse mede op brandewyn tegens d'opstyginge. Het sap kan mede gegist werden, en tot een brandewyn overgehaalt werden om te sweeten. Met het sap van dese besien kan men mede de wyn rood maken. De Judas-ooren zyn eenigsins te samentrekkende, dese werden gekookt, en met het kooksel in keel-geswellen gegorgelt, maar ik sie daar soo een saak niet in. Met het merg der takken houd men de toeloopende sweergaten open.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken