Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden (1698)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
Afbeelding van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruidenToon afbeelding van titelpagina van Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

ebook (8.42 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Illustrators

Jan Luyken

Caspar Luyken



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden

(1698)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

CCCCXLVI. Hoofd-stuk. Sigillum Salomonis, Polygonatum, Salomons Segel.

D'Eerste ofte gemeenste heeft dunne, ronde, en gladde struikjes, wel van anderhalven voet hoog, zynde in geen takken gedeelt: dese zyn van onderen tot boven toe, nu hier en nu daar met breede, geribde, dunne, gladde, langwerpige, geel-groene bladen begroent. De bloemtjes komen uit den boesem van de bladen, drie ofte vier by malkanderen op een steeltjen, en dese zyn langwerpig,

[pagina 547]
[p. 547]

hol en witagtig. Hier na volgen groene besien, soo groot als erwtjes, die allenxkens swart werden. De wortelen zyn langwerpig, knoopig, krom, wit, redelyk dik, en met eenige veselen behangen: dese kruipen door de aarde gins en weder, groeijende niet regt nederwaarts.

Een deser soorten heeft veeltyds welriekende bloemtjes.

Nog is 'er een soort met bladen, die wel eens soo groot zyn, soo groot als van de witte nies-wortel, anders geen verschil hebbende

Nog is 'er een met zyd-steelen ofte takken, van een voet ofte anderhalf hoog, wassende de bladen nu hier een en nu daar een, anders de gemeene seer gelyk, dog wat sagter, en van onderen wat gryser. De bladen wassen digt op malkanderen, in maniere als de deur-was, en geplaatst, dat als d'eene Oost wyst, wyst d'andere volgende West, en dat overhands. De smaak is soet, maar daar na wat scherp, en quyl makende. Van onder den oorsprong der bladen komen kleine, dunne, langwerpige, en kromagtige steeltjes, hebbende aan het eind een klein nederwaarts hangende bloemtjen, van gedaante als de Leletjes van den dale, dog wat wyder open gapende, gedeilt in ses omgeboge tippen ofte deilingen, van binnen met kleine swarte stippels geteikent, van reuk gelyk de hagedoorn; daar na volgen driekantige groene besien, die daar na rood werden en langwerpig, in welke men veel wit zaad vind. De wortel is kleen, knoopagtig en in verscheide knobbelen uitpuilende, behangen met veel dikke veselen.

Nog is 'er een welkers struiken een voet ofte anderhalf hoog wasschen, en welkers bladen sters-gewyse om de knoopen der struik staan: dese zyn gemeenlyk vyf en vyf, zynde langwerpig, smal, spits

[pagina 548]
[p. 548]

toeloopende, glad en geribt. Aan den oorsprong deser bladen komen uit den groenen-witte bloemtjes, staande yder op syn steeltjen, waar na roode besien volgen. De wortel is knobbelagtig, geknoopt, krom en slim, wit, en met veselen behangen, kruipende als d'andere langs d'aarde door.

De wortel blyft des winters over, en schiet in 't voorjaar weder uit. d'Eerste wast hier en daar in de bosschen; de welriekende vind men in de duin-valeijen. Dog dese beide, nevens d'andere vreemde vind men hier in de hoven der Kruid-kenders: sy bloeijen alle in het laatst van Lente en in 't begin van de Somer.

De wortel van d'eerste is meest in gebruik: dese bestaat uit groove en fyne doordringende deeltjes; want deselvige is te samen trekkende, bitter en scherp. Innerlyk gebruikt men de selvige in de vrouwen witte-vloed. Men schryft, dat de tien ofte twaalf besien ingenomen, van onderen en van boven maag en darmen reinigt. De bladen doorsnyden alle maag- en darm-slym; geknauwt zynde, haalt veel brak en stinkend speeksel uit de quyl-klieren in de tand-pyn. Uiterlyk, segt men, dat het de wonden geneest, sproeten en vlekken des aangesigts verdryft, blaauwe geslage vlekken aan d'oogen ofte andere deelen wegneemt. Met het overgehaalde water, beelden sig de vrouwen in, dat sy daar blank van werden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken