Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne (1663)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne
Afbeelding van Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan CelestyneToon afbeelding van titelpagina van Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.39 MB)

Scans (8.95 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne

(1663)–Joan Blasius–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]

Aan Mijn Heer en Neef Mr. Jakob de Mey,
Meester der vrye Konsten, en Advokaat voor den Ed. Hove van Holland &c.

Aut nunquam tentes, aut perfice.
 
HOe wispeltuurig spreekt het wispeltuurig graaw!
 
Haar sinnen en gesprek
 
Verandren als de wind, onkundig eeven gaaw,
 
En springen buiten stek;
 
Men mag eerbiediglijk een Juffer pas begroete',
 
En bieden goeden dag,
 
Of so men by haar quam en neederig ontmoete,
 
Of minlijk na haar sag,
 
So rijdmen daadlijk op de tong van 't losse volk,
 
En yder seit, die Heer
 
Sal trouwen met die Nymf, eer dat de morgenwolk
 
Neem twintigmaal haar keer.
 
Wat heeftmen al geklapt van onse Huw'lijx Liefde!
 
Nu seymen, dat men was
[pagina 306]
[p. 306]
 
De Bruygom met Rooset, en dan dat Phyllis griefde,
 
Ons Hart, en weer genas:
 
En dus met andre weer heel op een andre wijs:
 
Wat u betreft mijn Neef,
 
Ik keur u vry van min en 't echte Paradijs.
 
Wat my belangt, ik geef
 
Geen oorsaak tot die klap, en ben niet dubbelfinnig.
 
Noit mind ik meer als een,
 
De Borst van Celestyn die schoon is en aanminnig,
 
Soek ik alleen te kneen,
 
Die Maagd, wiens spraaklit van lieftaaligheeden vloeit,
 
Die Maagd so deugde-rijk,
 
Die Maagd, so kuis en eel, heeft mijn gemoed geboeit,
 
Die min ik eewiglijk,
 
Wen ik mijn armen om haar armen had gevlochten,
 
Hoe deerlijk klaagd' ik dan,
 
Dat sy my sterven dee door al haar mins-gedrochten
 
En lonkkend oog-gespan.
 
Wanneer ik haare mond ter sluik een kus ontstal,
 
So wenst' ik by my felf,
 
My dood te kussen, en dat noch was meest van al,
 
By Haar in haar gewelf.
[pagina 307]
[p. 307]
 
Maar och! 't is al om niet, sy lacht met al mijn smeekken,
 
En acht mijn smert gering.
 
Al quam een traane-vloed mijn wangen needer leekken,
 
Sy doch geen wond ontfing.
 
Dat doen de Minnaars al, seit mijne Celestyn,
 
Daar sijn sy toe gewent,
 
Wy die in 't minne-spel onnoosle Duyven sijn,
 
Hier worden door geschent.
 
Men moet de traanen van een Minnaar niet gelooven;
 
Haar suchjes ydel sijn.
 
Jupijn self trowloos is, sijn woorden sijn verschooven
 
Door sijn verschoove pijn,
 
En of uw Liefde schoon oprecht was, Fidamant,
 
En ongeveinsd, gelijk
 
Naaw een van duisend is, so voel ik doch geen brand,
 
So voel ik doch geen blijk;
 
So min ik u doch niet. Eist gy hier van mijn reeden,
 
Die my noit self quam in?
 
So seg ik, dat ik u geen oorsaak weet t' ontleeden,
 
Als dat ik u niet min.
 
Dus sprak sy en ging weg. O wrangge Celestyn,
 
Die ik met recht so noem.
[pagina 308]
[p. 308]
 
Is dit belooning voor mijn lang-geleede pijn?
 
Heb ik uw Maagde-bloem
 
Daarom so aangebeen, om dus beloont te worden?
 
Waarom schreef ik, dat gy
 
Waart schoonder als Enoon? en dat Dianaas orden
 
In kuisheid trad ter zy?
 
Of was het, om dat ik een vlam gevoelen sow
 
Onlesbaar in mijn Hart,
 
En dulden u te wil, ô ongevrowde Vrow,
 
Een duldeloose smart?
 
Ik deis nu van u af, en schey uit lijdsaam minnen;
 
Op 't lijden volgt die straf;
 
Geen eene Maagd alleen beheerst voortaan mijn sinnen,
 
Ik ga van eene af;
 
Vaar wel mijn Celestyn, ik min u thans niet meer,
 
Een ander Nymfje sal
 
Mijn Feest-toorts swaayen en een andre sal die eer
 
Genieten heel en al.
 
Hoe! lacht gy snoode? ik bely hier d'enkkle waarheid.
 
Ik ken so meenig Maagd,
 
Ook rijk, ook vroom, ook schoon, wiens Land met geen beswaar leit,
 
Die wel mjn Echt behaagt.
[pagina 309]
[p. 309]
 
Maar hoe! wat seg ik? of waar ben ik, kan de spijt
 
My so verleiden och!
 
Hoe of misnoegen mijn gemoed so seer bestrijd!
 
Hoor Lief, ik feg als noch,
 
Geen nieuwe Liefde sal mijn eerste Liefde enden,
 
Al dreef my Hymen voort,
 
En Juno riep, dat ik mijn gang van u sow wenden,
 
Eer ik heel wierd vermoort,
 
So bleef ik doch by u, en hield mijn trowheids eed.
 
Al bleeft gy dan als loot,
 
So sullen d'onder-Goon getuigen dat ik leed
 
Eer dat ik quam ter dood.
 
So ik den Heemel niet tot hulp beweegen kan,
 
So neem ik dan de Hel tot meede-stander an.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken