Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het planetarium van Otze Otzinga (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het planetarium van Otze Otzinga
Afbeelding van Het planetarium van Otze OtzingaToon afbeelding van titelpagina van Het planetarium van Otze Otzinga

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (6.96 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het planetarium van Otze Otzinga

(1962)–Rein Blijstra–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 149]
[p. 149]

Proeve van kritiek

Zoals men jaren na de uitvinding van het kiektoestel neerzag op de kunst der fotografie, zodat deze eigenlijk eerst in het midden van de twintigste eeuw erkend is, zo heeft het ook nog jaren geduurd, voor men de dictafonie als een zelfstandige kunstvorm aanvaardde.

Evenals onze broeders, de fotografen, die door de primitieve handwerkers van het penseel met de nek werden aangekeken, beschouwden de pennelikkers ons, dictafonisten, als een verachtelijk soort apparatomanen, die meenden, dat ze met knippen en plakken hun onsterfelijke meesterwerken konden evenaren. En dat terwijl de componisten met hun elektronische proeven en ruimtelijke experimenten door middel van luidsprekergroepen al lang aan het monteren waren geslagen en het terrein afgraasden, voor wij, letterkundigen, ook maar aan nieuwe mogelijkheden dachten.

Waar liggen de grenzen? De hedendaagse componisten benaderen het werk van onze experimentele dichters, die alleen nog maar met lettertjes op papier goochelen, doch geen talent schijnen te hebben voor gebruikmaking van visuele of auditieve apparatuur. De dictafoon, het bij uitstek literaire instrument, is immers nog steeds niet creatief gebruikt! Men gebruikte hem aanvankelijk om een meisje wat te dicteren, ten einde schrijfwerk te besparen en daarna om een gesprek op te nemen en zo ‘de werkelijkheid’ te benaderen. Een aardig vondstje,

[pagina 150]
[p. 150]

waar iedere boerenjongen op kon komen en gemakkelijk in zogenaamde uit het leven gegrepen meesterwerken te ontmaskeren, omdat elk levend gesprek meestal zo dood is als een pier, als er geen creatieve geest is, die het bewerkt en er beter of in elk geval ander, geconcentreerder leven van maakt. Niettemin verbeeldden enige letterkundigen zich enige decennia geleden, dat ze maar ergens in een café of zelfs in hun eigen huis verborgen microfoons behoefden te monteren om zonder dat ze hiervoor zelfs enige moeite behoefden te doen de letterkundige meesterwerken in hun schoot geworpen te krijgen. Dit misverstand heeft aanleiding gegeven tot het zogenaamde microfoonrealisme, dat in de tijd zelf bewonderd werd, doch door een volgende generatie snel als literaire fraude werd herkend. De daarop volgende crisis in de literatuur, een crisis die op het ogenblik bij een deel van de mensen nog min of meer bestaat, omdat de mens, geheel en al visueel en auditief geworden, het lezen van letterkundig werk dat niet met één blik kan worden overzien, heeft afgeleerd, is moeilijk tot een oplossing te brengen, omdat het woord nu eenmaal moeilijker doordringt dan het beeld of het geluid, omdat het eerst zijn betekenis bewust wordt, nadat de letterreeks geïdentificeerd is met het voorgestelde, een proces dat langzamer gaat, omdat het voorstellingsvermogen ingeschakeld moet worden. Zonder hier dieper op in te willen gaan en bij voorbeeld uit te maken of het gesproken woord of de woordklank in alle opzichten de voorkeur zou verdienen boven het gelezen woord of woordbeeld, mogen we wel constateren, dat het laatste in de praktijk in elk geval heeft afgedaan, tenzij dan voor reclameteksten, krantekoppen, onderschriften bij foto's, heel korte toelichtingen dus, waarin het woord slechts de functie heeft van mededeling en niet gebruikt wordt om een verband, een spanning, een diepere zin aan te duiden. Het boek heeft na een korte herleving in zakformaat

[pagina 151]
[p. 151]

gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw nu definitief afgedaan: wij zijn luisteraars en kijkers geworden, die zo snel opnemen en reproduceren, dat ze aan verwerken niet meer toekomen. Dat laatste althans menen de cultuurpessimisten, die nog steeds strijd voeren met de machine, de mechanica, het mechanisme en de mechanisatie en die nog niet geleerd hebben deze te gebruiken.

Voor ons is opnemen, reproduceren en verwerken een eenheid, een, men vergeve mij de blasfemie, een drieeenheid als het ware, die de kunstenaar in ons bewerkstelligt door helderheid van toon, klank en compositie. Dat hierdoor het kunstwerk minder zou ‘betekenen’, minder ‘inhoud’ zou hebben, zoals sommige ouderwetse critici menen, is irrelevant. Sedert de onderwerploze schilderkunst onder de gezonde drang van de fotografie, die de ‘realiteit’ duidelijker, preciezer en moeitelozer weergeeft dan de penseelrealist, heeft de schilder zich kunnen bezinnen op de wrerkelijke problemen der schilderkunst. Op dezelfde wijze kan de toekomstige letterkundige zich, nu het realistisch dictafonisme beperkt is tot de journalistiek van de televisieactualiteit, zich bezinnen op de mogelijkheden van letterbeeldklanken, die door toonhoogte, klankkleur, ritme en compositie zowel muziek als schilderkunst in zich opnemen tot één universele, allesomvattende kunst, die niets zegt, maar alles beduidt.

Het hier te bespreken kunstwerk gaat echter nog een stapje verder en om het nu maar meteen te zeggen: wij kunnen het in het geheel niet eens zijn met de tegenstanders van het onderhavige klankwoordbeeld, getiteld: ‘O’, dat de kijker-luisteraar voorschrijft in het donker in een geluiddichte kamer te gaan zitten en dan ogen en oren goed de kost te geven. Zij immers, die menen, dat de eminente schrijver een loopje heeft willen nemen met de ontwikkeling van de kunst, die zou leiden tot het abso-

[pagina 152]
[p. 152]

lute niets, hebben nooit begrepen, dat de diepe zin ervan gelegen is in het bewijs uit het ongerijmde, dat de mens nu eindelijk niet meer afhankelijk is van zogenaamde creatieve figuren, doch in staat is zich zijn eigen kunst te verbeelden.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken