Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw
Afbeelding van De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der LeeuwToon afbeelding van titelpagina van De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.04 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Annemarie Kets



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw

(1979)–J.C. Bloem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Bijlage III

Kritieken van J.C. Bloem en Aart van der Leeuw op elkaars werk.

 

Bloem over het werk van Van der Leeuw

J.C. Bloem, Liederen en balladen door Aart van der Leeuw. In: Minerva, Algemeen Nederlandsch Studenten Weekblad, 3 november 1911.

Recensie van: Liederen en balladen (1911).

Kenmerkend voor de poëzie van Van der Leeuw acht Bloem ‘een innigheid tot [de] aarde, als bij geen tweede hedendaagsch dichter’.

 

J.C. Bloem, Nieuwe Nederlandsche gedichten [...]. In: De Amsterdammer, 21 juli 1917.

Recensie van: Herscheppingen (1916).

In deze bespreking constateert Bloem ‘een diepe verwantschap van wezen’ met de Duitse romantische dichters: ‘hun diepte, hun voortdurend tasten naar het uitspreken van het onuitsprekelijke’. Daarnaast is er ‘een tweede wezenstrek, die van der Leeuw en de Duitsche romantici gemeen hebben, dat is hun liefde voor de natuur’. Bloem verklaart de titel van de bundel uit ‘een gestadige wisselwerking [...] tusschen den dichter en de natuur, een voortdurende herschepping van den een in den ander’. Van der Leeuw onderscheidt zich echter van de romantici doordat ‘de woorden “blijdschap en geluk” [...] den grondtoon zijner poëzie vormen’.

 

J.C. Bloem, Aart van der Leeuw, Sint Veit en andere vertellingen. [...]. In: De Gids, dl. 84, I (1920), p. 522-527.

Recensie van: Sint Veit en andere vertellingen (1919).

Bloem wijst ‘de grond van [het] wezen’ van Van der Leeuw aan, die z.i. gelegen is in ‘de herschepping, waardoor de mensch één wordt met de natuur niet alleen, maar - en dat is het belangrijke - op natuurlijke wijze’. De vorm van Van der Leeuws poëzie is ‘in drie gedachtensferen gegroeid: de heidensche, de Christelijke en de romantische’.

 

J.C. Bloem, Aart van der Leeuw, Ik en mijn speelman. [...]. In: De Gids, dl. 92, I (1928), p. 427-429.

Recensie van: Ik en mijn speelman (1927).

Bloem komt in deze bespreking terug op de wederzijdse verbondenheid van Van der Leeuw en de natuur: ‘het wezen van Van der Leeuw [...] is: niet over de natuur uit te voelen of te meenen, maar die zelf te zijn, in volkomen volkomenheid’. Al spreekt Bloem van een ‘meesterwerk’, toch constateert hij ‘een vaag besef van een zekere onvoldaanheid’. De eerste oorzaak daarvan is ‘een eigenschap, die men in het Fransch “mièvrerie” noemt’; ‘De tweede zwakheid van deze kunst lijkt mij te zijn: de monotonie der vreugde’.

[pagina 180]
[p. 180]

J.C. Bloem, Uit de nalatenschap van Aart van der Leeuw. In: De Stem, dl. 14, 1 (1934), p. 636-637.

Recensie van: Die van hun leven vertelden (1934).

 

Van der Leeuw over het werk van Bloem

Aart van der Leeuw, Het verlangen door J.C. Bloem. [...]. In: De Gids, dl. 85, IV (1921), p. 169-174.

Recensie van: Het verlangen (1921).

‘[Bloem] heeft de landen van het verlangen enkel gezien, om er tegelijk de onbereikbaarheid van te beseffen. Men zou kunnen zeggen, zijn bewustheid heeft het bovenwereldsche erkend, maar zijn onbewuste natuur ligt verstrikt in de banden van het stoffelijke [...]’ meent Van der Leeuw. Hij spreekt - wat de vorm der verzen betreft - van retoriek, ‘maar dan in den zin, dien de dichter er eens in een van zijn opstellen aan gehecht heeft: bezield-retorisch, levensvol-vormelijk’. En hij besluit met een persoonlijke opmerking: ‘Ik heb iets over een dichter trachten te zeggen, dien ik zeer bewonder, al deel ik zijn levensbeschouwing niet. Met zijn verzen brengt hij geen boodschap van blijheid of bevrijdend heil. Maar toch zal men hem liefhebben schier als geen ander, want velen gaan zwaar van eenzelfden weemoed, en aan dezen onthult hij door zijn edele muziek het dierbaar geheim, dat zoo opbeurt: dat er over de donkerste smarten gezongen kan worden, en dat dit zingen deel doet hebben aan het licht’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Aart van der Leeuw

  • over P.N. van Eyck

  • over Jan Greshoff

  • over A. Roland Holst

  • over Arthur van Schendel

  • over Albert Verwey