Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Diefstal in de vliegtuigfabriek (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Diefstal in de vliegtuigfabriek
Afbeelding van Diefstal in de vliegtuigfabriekToon afbeelding van titelpagina van Diefstal in de vliegtuigfabriek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (4.14 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Diefstal in de vliegtuigfabriek

(1940)–Robert Bloemendal–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

Hoofdstuk IX.

In razende vaart nadert de auto van den commissaris de residentie.

Ter hoogte van het vliegveld Ypenburg geeft den chauffeur een teeken:

Links af... Den Haag... ministerie.

De snelheidsmeter daalt van 120 kilometer naar 110, 100, 90...

Het brullen van den wind wordt langzamerhand minder, bij Rijswijk wordt het tempo weer opgevoerd. Spoedig is de auto in de binnenstad aangeland en stopt op het Plein. Net gaan de deuren van het ministerie open.

Lenig springt de commissaris uit den wagen en geeft zijn chauffeur opdracht, op het parkeerterrein te wachten. Daarna verdwijnt hij door den hoofdingang.

Hij groet den concierge en rent de breede trappen op, want de lift is natuurlijk weer net onderweg. Met vlugge stappen gaat hij langs eindelooze, welbekende gangen en laat zich bij den minister aandienen.

Eenige oogenblikken later zit hij tegenover zijn hoogsten superieur.

[pagina 97]
[p. 97]

Beknopt maar duidelijk brengt hij verslag uit. Hij vertelt van zijn vermoeden, dat later zekerheid is geworden en eindigt met de woorden:

‘U ziet dus, Excellentie, dat een zeer gevaarlijk individu op het oogenblik in Holland vertoeft.’

Met groote aandacht volgt de minister de uiteenzettingen van dezen flinken beambte en zegt:

‘Bravo, Holl, mijn compliment. U heeft weer een fijnen neus gehad en uitstekend werk geleverd.’

‘Ik heb natuurlijk ook veel geluk gehad’, bromt Holl een beetje verlegen.

‘Dat is natuurlijk kwestie van appreciatie’, glimlacht de minister en vraagt:

‘En wat zijn Uw verdere plannen? Waarmee kan ik U helpen? U heeft natuurlijk de vrije hand.’

‘Ik dank U zeer, Excellentie,’ antwoordt de commissaris tevreden. ‘Ik zou graag willen weten, wie twee jaar geleden het onderzoek tegen deze onbekende geleid heeft en dus geregeld met haar in aanraking is gekomen. Want hij kent haar natuurlijk beter, dan een van ons.’

‘'n Oogenblikje’, knikt de minister. ‘Dat zullen wij dadelijk weten.’

Dan neemt hij de huistelefoon op en geeft de noodige instructies.

Terwijl men in het uitgebreide archief naar het betreffende dossier aan 't zoeken is, bespreken de twee mannen eenige buitengewone maatregelen, zooals bijvoorbeeld een eventueele waarschuwing aan de vliegtuigenfabriek, die schijnbaar in gevaar verkeert, maar commissaris Holl gelooft, dat het nog niet noodzakelijk is. Verder deelt de minister het

[pagina 98]
[p. 98]

hoofdbureau van politie in Amsterdam telefonisch mede, dat commissaris Holl van den geheimen dienst in den loop van den dag verwacht kan worden en dat hij met een speciale opdracht en met een blanco volmacht van de regeering komt.

Intusschen heeft men geconstateerd, wie het onderzoek destijds geleid heeft:

Inspecteur der crimineele recherche Grant, indertijd tweede sectie Amsterdam Centrum, nu in Sumatra als districtschef in Palembang werkzaam.

Holl knikt tevreden.

Hij kent Palembang voldoende. Wie daar de orde handhaaft, is een flinke vent.

Dan wendt hij zich tot den minister:

‘Zou ik dien Grant hier kunnen krijgen, Excellentie? Als U er mee accoord gaat, zou hij met het eerstvolgende vliegtuig kunnen starten.’

‘Komt in orde, commissaris. - Heeft U anders nog een wensch?’

‘Neen, ik dank U zeer, Excellentie.’

‘Mooi. Ik hoop U binnenkort weer eens te zien. Veel succes en houdt U mij als 't u blieft geregeld op de hoogte. Tot ziens, Holl.’

‘Goeden morgen, Excellentie.’

De deur van de kamer valt dicht en buiten verwijderen zich de vlugge, energieke stappen van den commissaris. De minister kijkt nog enkele oogenblikken naar de gesloten deur en mompelt:

‘Een flinke kerel, die Holl!’

 

De ‘flinke kerel’ slaapt intusschen als een mar-

[pagina 99]
[p. 99]

mot, terwijl zijn chauffeur de torens van Amsterdam in de verte ziet opdoemen.

Dat heeft onder meer het groote voordeel, dat de commissaris zich niet over het feit hoeft te ergeren, dat meteen de eerste de beste brug in de hoofdstad open is, om een houttransport van niet minder dan zes zwaarbeladen vrachtschuiten te laten passeeren, die met een slakkengang voorbij kruipen.

Maar zooals gezegd, Holl slaapt rustig en wordt pas op den Haarlemmerdijk wakker.

En hij wordt net op tijd wakker, om zich geweldig over het feit op te winden, dat zijn auto tergend langzaam achter een tram moet blijven rijden. Want de tram kan niet sneller en kan ook niet door de politieauto worden ingehaald, want daarvoor is de straat veel te smal.

Maar eindelijk is ook dit leed geleden en men bereikte de breede, door tal van verkeersagenten bewaakte straten van de binnenstad.

Maar de commissaris heeft spoedig reden, zich opnieuw nijdig te maken.

De chauffeur is het Koninklijke Paleis op den Dam gepasseerd, is zonder ongelukken door de Hoogstraat gekomen, hetgeen op zichzelf al een kranige prestatie is, en wil nu rechtsaf slaan, om op de O.Z. Voorburgwal te komen.

Maar dat gaat zoo gemakkelijk niet.

Want de lange motorkap van den zwaren wagen heeft de O.Z. Voorburgwal reeds bereikt, kan echter niet verder, omdat het middelste gedeelte gevaarlijk schuin tegen de leuning van de veel te steile

[pagina 100]
[p. 100]

brug aankomt, terwijl het achterste gedeelte zich nog in de Hoogstraat bevindt.

Oogenblikkelijk ontstaat achter de auto een geweldige opstopping van vrachtauto's, fietsen, driewielers, taxi's, particuliere auto's en sleeperskarren en een helsch concert van fietsbellen, claxons en toeters breekt los.

Ten slotte maakt een verkeersagent met veel geduld en nog meer gevloek een open ruimte van nauwelijks een meter achter den Rotterdamschen politiewagen, en de chauffeur die een meester in zijn vak is, speelt het inderdaad klaar, den wagen na eenig heen en weer gemanoeuvreer op den goeden weg te krijgen. Zonder huizen of stoepen te beschadigen en zonder in de gracht terecht te komen.

Na al deze wederwaardigheden is de commissaris net in de goede stemming, als hij eindelijk het bureau van zijn Amsterdamsche collega's bereikt.

Hier wordt zijn stemming er niet beter op.

Men deelt hem namelijk mede, dat het hoofd van de Amsterdamsche politie afwezig is, hetgeen trouwens diens goed recht is.

Er zit niets anders op:

Holl moet wachten.

Terwijl hij onderweg is op zoek naar eventueele slachtoffers, op wie hij zijn woede kan koelen, belandt hij ten slotte in de cantine, waar hij zijn chauffeur aantreft, die zich voor een berg verschgebakken schol heeft neergevlijd.

Zonder een woord te zeggen gaat de commissaris eveneens aan de tafel zitten, eet mee, bestelt een tweede portie en wordt iets opgeruimder.

[pagina 101]
[p. 101]

Daarna houd hij een voordracht over de ‘anarchistische’ verkeerstoestanden en het bestaande plan, een nieuw hoofdbureau van politie te bouwen. Nadat hij smalend heeft gezegd, dat hij het waarschijnlijk niet zal beleven, dat het nieuwe bureau wordt ingewijd, is hij heelemaal gekalmeerd.

Dan legt hij den geduldig luisterenden chauffeur uit, dat men een Havanna sigaar niet op barbaarsche wijze met een mes mag onthoofden, maar het puntje er voorzichtig en vakkundig af moet bijten. Of de chauffeur dat begrijpt?

Neen, de chauffeur begrijpt er tot zijn spijt hoegenaamd niets van.

De commissaris haalt nu zijn sigarenkoker voor den dag, neemt er twee prachtexemplaren van het genoemde soort uit en wil net een demonstratie geven, als hem gemeld wordt, dat de hoofdcommissaris gearriveerd is en hem verzoekt, op zijn werkkamer te komen.

Holl staat op, overhandigt den chauffeur een der twee sigaren, bergt de andere weer zorgvuldig in zijn koker weg en volgt dan den bode.

Dan hangt drie volle uren een bordje aan de deur van de kamer van den hoofdcommissaris:

‘Niet storen.’

Na afloop van deze lange conferentie worden eenige afdeelingschefs geroepen.

Ook zij blijven tamelijk lang.

Daarna wordt de inspecteur van het politieposthuis op het Rembrandtsplein op het hoofdbureau van politie ontboden. Hier ontvangt hij talrijke en niet bepaald alledaagsche instructies benevens zes

[pagina 102]
[p. 102]

afdrukken van een en dezelfde foto van een nog jonge en zeer knappe vrouw.

Verder rijdt een agent van de motorpolitie alle posthuizen in de Jordaan af.

Hij heeft net zoo'n foto bij zich, die hij op elk bureau aan alle beambten toont.

En nu blijkt spoedig, dat een groot aantal der beambten bij den aanblik van de foto verwonderd opkijken, daarna op besliste wijze met het hoofd knikken en zonder aarzeling eenstemmig verklaren:

‘Kijk eens aan... Rooie Nel is er weer.’

Van de beambten, die haar herkennen, krijgen de twaalf flinksten bevel, zich binnen het uur bij den inspecteur van het posthuis Rembrandtsplein te melden.

En wel in burger.

Wanneer ze daar verschijnen, treffen zij een grooten, breedgeschouderden man in een lichte regenjas aan, die met den inspecteur omgaat alsof hij zijn huisknecht voor heeft en precies zoo doet, alsof hij hier de baas is. Maar de inspecteur schijnt het heel gewoon te vinden en daarom zijn de twaalf beambten niet van plan, hier lang over te piekeren.

Te meer, waar de vreemdeling precies schijnt te weten, wat hij wil en bovendien, ondanks zijn beslistheid en beknoptheid zeer vriendelijk met hen spreekt.

En dat zijn zonder uitzondering eigenschappen, die de agenten bij hun meerderen weten te appreciëeren.

Wanneer zij dan later hooren, dat deze eenvoudige, kalme man de oppermachtige chef van de ge-

[pagina 103]
[p. 103]

heime staatspolitie in hun district is, dus een van de heel grooten, die echter in plaats van wetenschappelijk en moeilijk verstaanbare woorden duidelijke en rake opmerkingen gebruikt, om te zeggen, wat hij van zijn mannen verlangt, heeft Holl twaalf paar betrouwbare oogen en vierentwintig stevige vuisten aan zijn zijde.

En die kan hij gebruiken.

Tien minuten later is alles gereed.

Het Thorbeckeplein in Amsterdam heeft zes toegangen.

Aan elke van deze toegangen wandelen twee eenvoudige, maar goed gekleede mannen.

En praten over koetjes en kalfjes.

Van zijn observatiepost achter een der vensters van het politieposthuis Rembrandtsplein kan de commissaris alle toegangen in het oog houden.

Met regelmatige tusschenpoozen ziet hij twee van zijn wachtposten komen en gaan.

Langzamerhand begint het op het plein drukker te worden.

Het is omgeven door tallooze bars, cabarets, dansgelegenheden, variétés en cafe-restaurants van een meer of minder twijfelachtig karakter.

Volle veertien uur zijn Holl en zijn mannen nu al op hun post, zonder dat de verwachte is verschenen.

's Nachts om twee uur, als Holl tegen zijn zin in slaap is gevallen, wordt hij plotseling aan de telefoon van het bureau geroepen.

Het hoofdbureau van politie.

Holl begeeft zich naar het toestel, luistert hoog-

[pagina 104]
[p. 104]

stens vier seconden en begint dan te vloeken als een Rotterdamsche bootwerker.

Hij gaat als een razende te keer.

Maar dan vermant hij zich, springt als de weerlicht in een klaarstaanden politiewagen, blaft een bevel en in razende vaart schiet de auto weg, achter de overvalwagens aan, die al onderweg naar de plaats der misdaad zijn.

De groote vliegtuigenfabriek aan den noordelijken rand van de stad heeft haar automatisch noodsignaal doorgegeven:

‘Alarm!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken