Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1
Afbeelding van Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.32 MB)

Scans (59.50 MB)

XML (2.49 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1

(1923)–P.J. Blok–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorrede

Met het eerste deel van het boek, dat ik over onze geschiedenis wensch te schrijven, is wel een zeer moeilijk en niet het aangenaamste gedeelte mijner taak afgewerkt. Eene beschrijving onzer middeleeuwsche geschiedenis moest het fundament zijn van het geheele gebouw. Die beschrijving moest, ook wat de politieke geschiedenis betreft, met veel bezwaren gepaard gaan, niet het minst omdat er ten onzent geen geschrift over dit tijdperk bestaat: onze achttiende-eeuwsche geschiedschrijvers hebben van de Middeleeuwen eene karikatuur geleverd; Bilderdijk heeft het niet veel beter gemaakt; Arend zette ons een door veelheid van spijs onverteerbaar gerecht voor; Wenzelburger geeft voor dit tijdvak weinig meer dan een zeer ongelijk bewerkt excerpt; de groote Geschiedenis der Nederlanden van mijn geachten ambtgenoot Wijnne moest meer als handboek dienen. Onze bronnen voor de kennis van die oude tijden zijn bovendien zeer onvolledig en zeer ongelijk van waarde.

En toch is die geschiedenis, voor een doel als het mijne vooral, hoogst belangrijk. Om met mijn vereerden leermeester Fruin in zijn voortreffelijk Gidsartikel ‘Eene Hollandsche stad in de Middeleeuwen’ te spreken: ‘Wie beweging en vrijheid lief heeft en aan haar de toekomst onbezorgd toevertrouwt, moet wel soms met belangstelling terugzien naar de oefenschool, waarin zich eens het voorgeslacht van die beginsels doordrongen heeft, waarin de menschheid zich heeft toegerust tot de taak van het hedendaagsche leven en werken’. Ik heb dus getracht onder voortdurende kritische zifting de verspreide berichten tot een geheel samen te voegen, voorzoover dit overeen te brengen is met het grondbeginsel, door Prof. Seeley te Cambridge aan het slot van zijn beroemd werkje ‘The Expansion of England’ zoo scherp geformuleerd: ‘Make history interesting indeed! I cannot make history more interesting than it is, except by falsifying it.’

Ware het bepaald noodig geweest een motto onder den titel van dit werk te plaatsen, ik zou tusschen deze beide uitspraken hebben geaarzeld. Of het moest zijn, dat ik ten slotte de voorkeur had geschonken aan Ranke's min of meer paradoxaal woord uit het jaar 1827 over de geschiedenis in het algemeen, zoo passend voor een arbeid als in dit deel is nedergelegd: ‘Es ist zu beklagen, dasz unsere Historie so lauter Bruchstück - oft dunkel, oft ganz unbekannt - ist. Indessen vieles wissen wir doch; anderes läszt sich herstellen. Das Ganze läszt sich vielleicht in voller Wahrheit fassen’ (Ranke, Zur eigenen Lebensgeschichte, S. 164).

Doch reeds genoeg citaten! Een woord uit het hart bezorge mij er absolutie voor, een woord van innigen dank tot twee personen, aan wie

[pagina VI]
[p. VI]

vooral ik bij het samenstellen van dit werk groote verplichting heb gehad. Vooreerst tot mijn' waarden vriend en ambtgenoot Prof. Dr. J.S. Speijer alhier, die mijne drukproeven nog eens nazag, mij verblijdde met menige nuttige opmerking en mijn litterarisch geweten herhaaldelijk wakker schudde, waar het bleek geslapen te hebben; in de tweede, maar niet de laatste plaats aan de hand, die, door ‘oprechte trouw’ bezield, mij het tijdroovende en vervelende werk van het maken van een register bespaarde en zoodoende deel had aan dit gelijk aan zoo menig ander werk mijns levens ‘in lief en leed’.

 

Groningen, 14 Maart 1892.

P.J. BLOK.

 

Het tweede deel van dit werk, dat ik hun, die belangstellen in de geschiedenis van het nederlandsche volk, thans aanbied, is omvangrijker geworden dan ik mij oorspronkelijk had voorgesteld. Oorzaak van dezen aanmerkelijk grooteren omvang was de mij meer en meer gebleken wenschelijkheid van een uitvoerige beschrijving, vooreerst der redenen, die tot den snellen voortgang der bourgondische macht in de Nederlanden leidden, ten tweede der organisatie van de bourgondische monarchie zelve in de dagen van Karel V en Philips II. Wat het eerste betreft, een uitvoerige beschrijving der geschiedenis van de oplossing der kleine leenstaten in de steeds grootere monarchie Bourgondië kan meer dan iets anders bijdragen tot de juiste waardeering van de groote beteekenis dier oplossing voor de geschiedenis van het nederlandsche volk; zij was een geluk voor de bewoners der geërfde of geannexeerde gewesten, zooals uit het verhaal der gebeurtenissen zelf overvloedig kan bewezen worden. De vereeniging onder het huis van Bourgondië herstelde bovendien den samenhang dezer gewesten, die lang te voren door de oprichting van het hertogdom Neder-Lotharingen was aangewezen, en de bewerkers der vereeniging waren zich blijkens hunne herhaalde verklaringen dit teruggrijpen naar de dagen van het genoemde hertogdom ook wel bewust. In de tweede plaats is de organisatie der gansche maatschappij in de Nederlanden in het bourgondische tijdvak voor die tijdens de Republiek, uit het bourgondische Rijk ontstaan, zoo belangrijk, dat een uitvoerige beschouwing hier alleszins noodzakelijk bleek tot beter verstand van wat in de volgende deelen verhaald zal worden.

Ook dit deel leverde eigenaardige bezwaren op voor een geregeld samenhangend verhaal. Ditmaal had de schrijver minder te kampen met een bijna volslagen gebrek aan of ten minste groote onvolledigheid van gegevens, zooals bij verschillende hoofdstukken van het eerste deel het geval was: voor de 14de, 15de en 16de eeuw hebben wij over het geheel dienaangaande niet te klagen, vooral niet voor het laatste gedeelte. De groote moeilijkheid was hier vooral gelegen in de vele punten van overeenkomst zoowel als van verschil van ontwikkeling op staatkundig en maatschappelijk gebied in de nederlandsche gewesten der 14de en 15de eeuw. Het best scheen den schrijver deze moeilijkheid opgelost te kunnen worden door voor de 14de en 15de eeuw de politieke geschiedenis der verschillende staten

[pagina VII]
[p. VII]

zooveel mogelijk afzonderlijk te geven, bij de gemeenschappelijke oorlogen en veeten, onder verwijzing naar het reeds besprokene, de juiste onderlinge verhouding in het oog te houden en de maatschappelijke toestanden in de verschillende gewesten telkens daar te bespreken, waar zij het meest op den voorgrond traden. Zoo werd b.v. het gildewezen voornamelijk onder Vlaanderen, het veemgericht onder Utrecht, de positie van den feodalen adel onder Henegouwen uitvoerig behandeld. Aan de politieke geschiedenis dezer rumoerige tijden moest natuurlijk weder een belangrijke plaats worden toegekend, belangrijker dan menigeen in een geschiedenis van het nederlandsche volk haar wellicht zou wenschen toegewezen te zien: oorlogen, veeten en successie-vraagstukken waren in die eeuwen aan de orde van den dag en beheerschten meestal de gansche maatschappelijke ontwikkeling, toen zoowel als in de onmiddellijk voorafgaande eeuwen. Daarbij werd vooral aandacht gewijd aan die momenten, die op den toestand des volks grooten invloed hadden.

Meer eenheid kon worden verkregen voor het vijfde boek, het bourgondische tijdperk omvattend. Hier werd daarom vooreerst de algemeene politieke geschiedenis in hare hoofdtrekken verhaald, de voor een geschiedenis van het nederlandsche (resp. noordnederlandsche) volk zoo belangrijke annexatie van Gelre, Utrecht en Friesland in een tweede hoofdstuk besproken; vervolgens werd aan Luik - het eenige nederlandsche gewest, dat niet door Bourgondië was ingelijfd - een enkel woord gewijd en daarna in eenige hoofdstukken de in gisting verkeerende maatschappij in den wordenden bourgondischen staat der 16de eeuw beschreven. Zoo ging het verhaal voort tot den tijd van het vertrek van Philips II naar Spanje, wanneer het ‘voorspel van den 80 jarigen oorlog’ een aanvang neemt.

En zoo ga dit tweede deel van mijn boek de wereld in. Moge het hetzelfde welwillende onthaal vinden als het eerste.

 

Groningen, Sept. 1893.

P.J. BLOK.

Bij den tweeden druk.

Lange jaren zijn verloopen, sedert ik het bovenstaande schreef. Veel is er sedert gearbeid op het groote gebied onzer volksgeschiedenis. Een nieuwe uitgave is noodig geworden. Zij neemt een aanvang met dit deel, waarin van al het later gevondene zooveel mogelijk gebruik is gemaakt, waarin nieuwe inzichten, naar vermogen en voorzoover wenschelijk, verwerkt zijn. De duitsche uitgave, waarvan het eerste deel (Gotha, Perthes) in 1901 verscheen en thans (1912) het vijfde voor mij ligt, kan in zekeren zin voor een tweeden druk gelden, eerder dan de engelsch-amerikaansche (Putnam's Sons, New-York en London, 5 vol., 1898-1912), die veeleer eene bewerking is geweest van een andere hand dan de mijne. Moge deze nieuwe druk, die in vier deelen zal verschijnen, evenveel waardeering vinden als de eerste.

 

Leiden, 10 Juli 1912.

P.J. BLOK.

[pagina VIII]
[p. VIII]

Bij den derden druk.

In het voorjaar verraste mijn vriend de uitgever mij met het bericht, dat na 30 jaren een derde druk van dit werk noodig was. Ik verklaarde mij gaarne bereid dien druk mogelijk te maken door een nieuwe herziening te doen plaats hebben, waarbij gebruik werd gemaakt van de nieuwe vondsten en ontdekkingen, de nieuwe inzichten op het gebied onzer geschiedenis zooals die uit de geschriften van de na den tweeden druk verloopen elf jaren konden worden gekend. Natuurlijk was daarbij niet alles naar mijn meening zoo maar klakkeloos over te nemen. Integendeel, alles moest worden overwogen, en, voorzoover ik mij ermede kon vereenigen, in den nieuwen tekst worden verwerkt. De lezer zal bemerken, dat dientengevolge in dien tekst vrij wat is gewijzigd; zoo goed als op iedere bladzijde zal hij die wijzigingen en veranderingen gemakkelijk herkennen, als hij de moeite neemt met den vorigen druk te vergelijken. Er is veel gewerkt in onze oudste en onze middeleeuwsche geschiedenis en ik heb mij van veel van het gezegde opnieuw rekenschap moeten geven.

Ik mag dit deel niet laten verschijnen zonder een woord van hartelijken dank aan mijn waarden broeder, den heer C.J. Blok, oud-overste der administratie bij de Koninklijke Nederlandsche Marine, die zoo goed was alle drukproeven nog eens door te zien en mij te verblijden met menige verbetering, niet alleen van drukfouten.

 

Leiden, October 1923.

P.J. BLOK.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken