- En vader en moeder?
- Zij stonden daar zooals gij zelf, wanneer gij me zooeven zaagt.
Warempel, Mielke had mijn ontsteltenis bemerkt, welke pogingen ik ook gedaan had om die te verbergen.
Dan zei het met een bitteren glimlach:
- Mijnheer pastoor, ik zou zeggen: willen we een toertje doen, maar hier...
Dan richtte het zich schielijk op en voegde er bij:
- Zie, ik ben 't hier schrikkelijk moe, maar 'k ben gelukkig aan 't beteren; ik ga zoohaast mogelijk naar huis: er is veel werk op het hof en op het land, en vader kan dat al niet alleen doen.
- Jamaar, Mielke, ge moet hier blijven tot het geheel gedaan is. Waarom heeft vader u hier geplaatst?
- Omdat de dokters van ginder mij niet konden genezen, zegden ze.
- Ziet ge wel!?
- Ja, maar hier hebben ze mij nu genezen.
- Er zijn in Parijs voorzeker van de beste geneesheeren der wereld, heel zeker; maar ge moet ze laten doen.
We wandelden een stapke verder.
- Ik wil u de zaal niet binnenleiden, mijnheer pastoor. Ge zoudt dàt eens moeten zien! En ik moet daarbij zijn! Dát alleen is genoeg om een mensch ziek te maken. Ik ga naar huis; doe gij een woordje in mijn voordeel. Ik ga den oogst afpikken met de nieuwe pikmachien. Eens dat ik thuis ben, zal het niet meer zijn om nog naar dien smerigen troep te gaan.
't Zei het precies alzoo; ik hoor hem het nog zeggen.
- Mielke, het zal nu tijd worden om heen te gaan: het zijn seffens groote afstanden in zoo groote steden. Ik zal voor u een goeden Vaderons en Weesgegroet bidden, en ik zal volhouden, gij moogt er op rekenen.