Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw
Afbeelding van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuwToon afbeelding van titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (5.62 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Illustrators

J. Midderigh

B. Midderigh-Bokhorst



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

(1916)–Marie Agathe Boddaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 163]
[p. 163]

XXII.

Vier reizigers volgden stapvoets den weg die van Bacharah langs den linker Rijnoever naar Mainz voert, vier dicht achter elkaar rijdende glimmende druipende gestalten, de kaproen over 't hoofd.

De hoeven der moede paarden slipten diep weg in den taaien, weeken grond bij eiken stap. Het was moeilijk voortkomen tegen wind en regen in, en de avond begon te vallen.

De stroom bruiste, de wind floot en gierde, de weinige boomen en struiken langs den weg zwiepten en kraakten. Alle verdere geluiden gingen daarin verloren.

De weg lag eenzaam, voor zoover de vele bochten langs de steile rotswanden vergunden te zien.

- Wijl zijn dicht bij een dorp,’ zei de voorste ruiter ert hield zijn paard in.

- En even dicht bij een burcht die ons niets goeds voorspelt, antwoordde met dunne hooge stem de ruiter die op hem volgde, een klein ineengedrongen man die een muildier bereed. ‘Vooruit,. Koert; dit is onveilig land: 't Gaat je dorp voorbij, liefst langs een omweg, om er niet gezien te worden. Hier moet dichtbij een zijweg zijn, de rots om. Die zal ons wat beschutting geven.’

Er klonk hoorngeschalk boven hen, heel boven van den top van de rots.

De vier ruiters hielden stil als bij tooverslag.

- Zou men ons bemerkt hebben?’ riep de achterste ruiter, die eveneens een muildier bereed, op gedempten toon den laatsten spreker toe.

Het bleef een poos stil.

Daarna een tweede sein, beantwoord door een nieuwen hoornstoot.

- Dat geldt ons niet. Vooruit, en rechts af bij den eersten

[pagina 164]
[p. 164]

zijweg,’ beval de kleine, die wel het hoofd van den kleinen troep scheen.

En weer ging het voorwaarts, twintig minuten lang, tot men bij den dwarsweg gekomen, den heirweg verliet.

Paarden en ruiters herademden. Het geweld van storm en stroom klonk gedempt en de steile rots hield den regen gedeeltelijk van hen af.

Het was intusschen zoo donker geworden dat men op geen vijftien passen van zich af kon zien. De kleine ruiter op zijn muildier beval halt te houden. Hij sloeg vuur, ontstak de kaars in den kleinen lantaarn die aan zijn zadelknop bengelde, en lichtte in 't rond. Wat verderop liep de weg, die niet veel meer was dan een pad tusschen meterhooge struiken vlak onder een ver vooruit neerhellenden rotswand, die daar een reusachtig natuurlijk dak vormde, weinige meters diep en vele meters lang.

- Wij kunnen van nacht op geen beter onderkomen hopen,’ zeide hij tot den jongen ruiter achter hem, ‘dan die holte in de rots.’ En hij stuurde zijn muildier daarheen. ‘Ik hoop niet dat Uwe Edelheid te moe is.’

- Ik moest het minder zijn dan een van u drieën, want ik ben de jongste en heb het beste paard,’ klonk het met een matte poging tot scherts.

- Hola, niet uit den zadel,’ riep de ander bij een beweging van den jongere om van zijn paard te springen. ‘Droge voeten is een kostelijke zaak en niet zoo licht te herwinnen in onze omstandigheden, wanneer ze eenmaal nat zijn geworden.’

Hij gaf den anderen last hunne paarden onder het rotsdak te sturen, lichtte bij om den grond te onderzoeken en liet zich uit den zadel glijden. Niet vóórdat de vermoeide dieren saamgekoppeld, van tuig en zadels ontdaan en de onder de zadels meegenomen dekens tegen de rots op den grond uitgespreid waren, kreeg de jongste van het gezelschap vergunning om af te stijgen.

De forsche ruiter die het muildier in de achterhoede bereed,

[pagina 165]
[p. 165]

lichtte de tengere gestalte uit den zadel en liet die op een der uitgespreide dekens neer.

- Vader Hubertus bederft mij,’ zei Roswitha, haar natte kap van 't hoofd schuddend, en keek hem dankbaar aan.

Allen waren te moe om veel te spreken. Achter de paarden en muildieren zonken ze neer. De proviandzak werd losgehaakt; het brood verdeeld onder mensch en dier; de zware natte mantels werden uitgeschud. Allen wisten dat de nachtrust kort zou zijn en zij nog vóór het eind van den nacht zouden verder gaan. Zij rolden zich in hun dekens en mantels, het hoofd op hunne zadels en sliepen in.

 

Het was de vierde nacht na hun vertrek, de eerste dien zij onder vrijen hemel doorbrachten. Driemaal was Ivader Hubertus aan de spits gereden en had herberg gevraagd en verkregen voor zich, ‘leerling en leekebroeders’ in burcht of stad.

Moeheid was oorzaak geweest dat hij dan weinig had gesproken, wat hem door Jodocus zeer was aanbevolen, en dat hij na het verkregen maal spoedig met zijn gezellen het hun gespreide leger had opgezocht.

Jodocus had ook niet veel gesproken, - om te beter te kunnen opmerken. Met Roswitha was hij het nimmer rustende en steeds vorschende element in den tocht. Die twee verstonden elkander zonder veel woorden. Een groot vertrouwen in zijn scherpzinnigheid, menschenkennis en goed hart was sterk in haar geworden.

Onder voorwendsel dat Roswitha ‘de kloosterleerling’ zeer moe was, had hij haar altijd een rustig plekje onder de schouw weten te verschaffen, en had daar de spijzen gebracht wanneer de overigen aan de gemeenschappelijke tafel met de meestal luidruchtige dienaren aan het lager einde aanzaten.

Hij had zoovele kiesche opmerkzaamheden voor haar. Een vader kon niet voor een dochter bezorgder zijn.

[pagina 166]
[p. 166]

De grauwe rotsruggen aan beide zijden van den Rijn rezen nu op in hun onafgebroken golvende rijen.

Menige top droeg een sterkte en beheerschte dalen, weg en stroom.

- Onveilig land,’ had Jodocus gezegd.

Elk slot was een raadsel in dezen tijd van gisting.

Huisde er vriend of vijand? Wisten de bewoners van het lot van ridder Dagobert? Was haar vader er gevangen?

Roswitha keek de muren aan of de steenen konden spreken. Hoe zou zij daarachter zijn doorgedrongen, hebben gevraagd en uitgevorscht, en gezocht naar haar vader, als zij niet allereerst tot den Keizer had moeten gaan!

Jodocus zag den strijd in haar tusschen die begeerte en de gelatenheid, de rust waartoe zij zich gedwongenhad.

- Die burchten daar zijn voor later, krijgen een beurt zoodra de jonkvrouw met Zijn Majesteit gesproken heeft,’ merkte hij bemoedigend aan.

Meestal reed zij zwijgend, gekeerd naar wat haar wachtte te Frankfort, groot en hoog in haar vertrouwen op het goed recht van haar vader en den Keizer.

Menigmaal pakte een sterke ontroering de haar begeleidenden aan.

Zooveel vertrouwen....

Als het werd beschaamd....

Zelfs de nar, die veel beleefd en gezien had, werd onrustig bij die mogelijkheid.

 

Voor dag en dauw waren zij in den zadel, en ver van de gevaarlijke plaats waar zij hadden overnacht.

In scherpen draf werd er gereden. Vijf dagen later kwamen zij tegen het vallen van den avond te Sachsenhausen.

[pagina 167]
[p. 167]

De regen had opgehouden. In vuur ging de zon onder en in dien vuurgloed rezen de torens en muren der veelgewenschte stad.

- Dáár,’ zei de nar, ‘dat is Frankfort; en ginds ligt het kamp.’

Doch plotseling brak hij af, richtte zich op in zijn stijgbeugels en tuurde, tuurde....

- Mijn oogen spelen mij parten; de zon verblindt. Kijk uit, Koert.’

Maar 't ging Koert als hem.

Geen tenten; geen gewapper van kleurige vaandels en banderollen en banieren.

De vlakte lag verlaten.

De nar zonk terug in zijn zadel.

- Te laat!’ riep Koert.

- Te laat!’ echoode vader Hubertus.

Niemand sprak langen tijd. Niemand durfde Roswitha aankijken.

Roswitha zat bleek en stil.

- Waar is de Keizer nu?’ vroeg zij na een poos zeer zacht.

- Wij gaan naar Frankfort om het te vragen,’ antwoordde Jodocus.

- Naar Frankfort,’ herhaalde zij.

Het spreken viel haar moeilijk.

En zij reden door naar de sterke stad, die lag met muren en poorten en torens op de vlakte in den rooden avondgloed als een reusachtige geharnaste ridder in rust.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken