Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw
Afbeelding van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuwToon afbeelding van titelpagina van Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (5.62 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Illustrators

J. Midderigh

B. Midderigh-Bokhorst



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roswitha. Verhaal uit de dertiende eeuw

(1916)–Marie Agathe Boddaert–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

XXXIII.

Het was nog vroeg.

Vader Hubertus richtte zich op en stak het hoofd naar buiten. Hij was eerst laat ter rust gegaan, hij en degeen wiens tent hij deelde: Jodocus.

- Vermoeiende uren gisteren’, zei die laatste. Je biechtkind heeft zich goed gehouden. En duchtig geholpen! Wat die eens aanpakt.... Ik wilde haar weg hebben toen zij er een paar onder handen had gehad, maar ik merkte gauw dat ik mijn raad thuis kon houden.’

- Zij deed zooveel en zoolang zij kon. En de arme stakkerds waren zoo stil en gedwee onder haar handen.’

Vader Hubertus bekeek onwillekeurig de zijne, groot en pootig, die zich ook geroerd hadden.

Hij had nagedaan wat hij de zusters van den heiligen Benediktus had zien doen, en dat met altijd meer vertrouwen en zekerheid.

Hij had behoefte om zich uit te strekken en beweging te nemen, en trots wind en regen was hij eenige oogenblikken later buiten den linnen driehoek, dien Jodocus zijn tent noemde.

Eerst naar Roswitha.

Alles daar in rust.

Daarop naar de gewonden, voor wie men de ruimste tenten had genomen.

In een dier laatste trof hij Auersperg.

- Was dat gisteren avond en nacht niet veel voor de jonkvrouw, eerwaarde?’ vroeg deze met iets dat vader Hubertus als verwijt voorkwam.

Zij verlieten te zamen de tent.

Op het plein wachtten eenige gewapenden. Auersperg ging op zijn ronde uit, een tocht die wel een uur zou vorderen. De

[pagina 254]
[p. 254]

verschillende kampen der belegeraars lagen tamelijk ver uit elkaar door het afwisselend en gebroken terrein.

Vader Hubertus vroeg verlof om mee te gaan. Alleen Auersperg en zijn schildknaap waren te paard. Dat beloofde de stevige wandeling waaraan hij behoefte had.

Nu kon hij den burcht van alle kanten bekijken. Van de hoogte en de laagte; en altijd even geducht.

Zij waren gekomen waar zij hem in zijn geheel konden overzien, zonder gezien te worden. Een tiental passen verder zou dat anders worden.

Een der voetknechten, die zich wat verder vooruit had gewaagd, kreeg een pijl, rakelings langs den schouder.

Op den burcht hield men scherpe wacht.

- Die kon raak zijn geweest,’ zei Auersperg met een berispenden blik tot den onvoorzichtige.

Zij gingen de hoogte om en vervolgden hun tocht. Zes man voorop, en zes man achteraan, Auersperg, zijn schildknaap en vader Hubertus in het midden, allen op gelijken afstand van elkaar.

Eensklaps hield de voorste stil en wisselde een teeken met de volgenden. Allen bleven staan. Auersperg steeg af en naderde behoedzaam den voorman.

Beneden in het dal een kleine ruiterbende van vier man, kennelijk naar den burcht. Zij reden langzaam. Op een der paarden een gewonde, ondersteund door een der ruiters, afgestegen.

Auersperg berekende de kansen om hen af te snijden. Hij meende in den gewonde een der ridders van den burcht te herkennen. De vangst beloofde wat goeds.

Niet te vroeg. Roerloos stonden hij en zijn mannen.

- Wacht ons hier, eerwaarde,’ beval hij den geestelijke aan.

Daarop plotseling een bevel, een afdalen in alle richtingen.

Voordat vader Hubertus iets had kunnen vragen, waren zij uit het gezicht.

[pagina 255]
[p. 255]

Het dal werd van verschillende kanten genomen, de weg naar den burcht versperd.

Regen en wind doofden voetstappen en hoefgetrappel, zoowel van de wachtenden als van de verwachten. Het bleef stil.

Eindelijk, heel even en flauw: hoefgetrappel niet in het dal, maar hooger op, van den kant waarvan zij gekomen waren.

Zij bleven wachten.

Niets meer.

- Wij moeten 't opgeven, mannen,’ zei Auersperg een uur later en keerde terug naar de plaats waar hij vader Hubertus gelaten had.

Vader Hubertus was er niet meer. Vermoedelijk òngeduldig geworden en teruggekeerd.

Maar in het kamp was hij niet. Boden werden uitgezonden naar de overige kampen; de omtrek doorzocht. Niemand had hem gezien. Hij bleef weg.

- De Reichenstein heeft hem ingeslokt,’ zei Jodocus, maar hij zal hem binnenkort weergeven. Ze hebben zeker daarginds zijn hulp noodig gehad. Er was een gewonde bij dat troepje op verkenning. Daarmee wisten zij zeker geen raad. Alles komt gauw terecht.’

- Goede vader Hubertus,’ zeide Roswitha, ‘offer van zijn gehechtheid aan ons.’

- Twee voor één om op te eischen morgen,’ vervolgde Jodocus. ‘Vroeg in den ochtend zal dat zijn.’

Hij sprak op luchtigen toon, en zonder Roswitha aan te kijken.

Werd de toestand niet altijd ingewikkelder? Handelden zoo lieden die zich binnenkort zouden onderwerpen?

 

Zij vroeg zich dat af, ook dien volgenden dag, den grooten beslissenden dag der opeisching.

[pagina 256]
[p. 256]

Jodocus zat op den grond vóór haar groene kamer, de armen om de hoog opgetrokken knieën, de kin daarop, de oogen op haar, wier wijd open oogen ver uit staarden, alsof haar lichaam leeg was van gedachten en die alle dààr, waar nu de hoorn bij korte tusschenpoozen klonk.

De laatste opeisching verscherpt door alles wat daaraan kracht kon bij zetten: Onmiddellijke overgave en uitlevering van de gevangenen of, bij gebreke daarvan voortzetting der belegering en scherp recht voor allen als de burcht viel, ook voor de gevangenen in 's Keizers handen.

Geen van beiden sprak. Beiden luisterden, Roswitha alsof zij graaf Bernsdorffs stem zou kunnen onderscheiden en het daarop te volgen antwoord.

De oproeping van den heraut had geschald, kort en scherp boven de andere geluiden uit.

Koert kwam voorbij. Hij was onder de achtergelatenen in het kamp.

Hij knikte Jodocus toe met een gezicht waarop duidelijk te lezen stond:

- Nu gaat het er op los.’

De spanning werd Roswitha te sterk.

- Ik kan niet blijven, Jodocus,’ zeide zij kort en strak. ‘Breng mij waar ik zien of hooren of berekenen kan wat daarginds omgaat.’

Zij trad naar buiten hulpeloos om zich heen kijkend, vertrouwend dat Jodocus haar volgen en den weg wijzen zou.

Maar Jodocus volgde niet.

Wel was hij opgesprongen, maar om haar in den weg te treden, zijn kleine gestalte zoo hoog mogelijk opgericht; de Jodocus, dien zij had gezien als bode van graaf Auersperg in de bovenzaal van den Valkenburcht; bij zijn terugkeer van den magistraat in Frankfort, en na hun bereiken van de Keizerlijke tent.

- Graaf Bernsdorff en graaf Auersperg hebben voorzien

[pagina 257]
[p. 257]

wat Uw edelheid zou verlangen, een verlangen dat niet kan worden bevredigd zonder gevaar. En hebben mij opgedragen...

- Mij tegen te houden!!’

- Uw edelheid dat te zeggen, overtuigd dat u zonder verdere uitlegging u naar hun voorzienige zorg zult voegen.’

- Welk gevaar kan mij dreigen,’ morde Roswitha, onwillig in haar overspanning.

Maar het volgend oogenblik had zij berouw: haar nabijheid moest zoowel voor de belegerden als voor haar vader onbekend blijven.

Weer schalden de hoorns daarginds, tergend en luid.

Het antwoord op de opeisching?

Zij leunde het hoofd tegen een der zware dennen....

Zij waande flauw den teruggalm te hooren.

Als weerslag van zwaard op zwaard moesten vraag en antwoord nu dreunen heen en weer van poortomgang en rotsvlak.

- Laat mij,’ zeide zij toen Jodocus haar in de grot terug wilde leiden.

Zij stond er nog toen graaf Bernsdorff en Auersperg aan het hoofd van hun troepen, zwijgend en ernstig, terugkeerden.

- Morgen algemeene bestorming,’ zei de eerste.

Roswitha ging naar binnen en sloot den voorhang achter zich dicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken