Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De veldwachter van Laterveer (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De veldwachter van Laterveer
Afbeelding van De veldwachter van LaterveerToon afbeelding van titelpagina van De veldwachter van Laterveer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (2.92 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De veldwachter van Laterveer

(1870)–Rinse Koopmans van Boekeren–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

I.
Waarom mijnheer Zwart niet in zijn humeur was.

Was die mijnheer Zwart een knorrepot; iemand die minstens driemaal in de week met het verkeerde been uit zijn bed stapte, en wiens muts de vier overige dagen slechts bij afwisseling recht op het hoofd stond? Het tegendeel is waar; Zwart was een doodgoede man; ja, als er in het opschrift van dit hoofdstuk niet van zijn humeur sprake was, dan zouden wij zeggen: de heer Zwart had geen humeur. Zijn barbier zei maar ronduit: ‘De man is te goed; hij zou, van pure goedheid, zijn eigen zelfs te kort doen, want hij laat maar over zich heen loopen, en als ik mag zeggen zooals het is, dan laat hij zich ringelooren door zijn kinderen, en die zijn nu van zelf getrouwd; maar ik wou dan maar zeggen, dat hij zich daarvoor niet behoefde uit te kleeden, voordat hij naar bed gaat.’

Nu is zeker de geloofwaardigheid van een barbier twijfelachtig geworden, sedert het gelooven op gezag in het alge-

[pagina 2]
[p. 2]

meen meer uit de mode kwam, maar, in dit geval, komt toch de getuigenis van vriend Pluis volkomen met de waarheid overeen. Zwart is een vroolijke, prettige man, die het leven van de lichtzijde bekijkt, en niet licht zijne blijmoedigheid zal verzaken.

Maar Homerus soest wel eens, zegt men, en ook de heiligen hebben hun zwakke oogenblikken, en zoo gebeurde het, dat ook papa Zwart, bij die gelegenheid, niet op zijn dreef was en vrij wat pruttelde. Daar zijn dan ook van die dingen, daar een mensch van moet zeggen: C'est plus fort que moi; dingen, waarvan het schijnt, dat de drommel er mee speelt, zoo ongelukkig vallen ze uit.

Wij zaten op het balkon van het hotel Bellevue te Dordrecht, toen wij Zwart met zijn reistaschje van de boot zagen stappen. Hij is wijnkooper, en wijnhandelaren reizen altijd veel, zooals u zeker bekend is. Mijn vriend Juliaan en ik, wij dronken daar een matig glaasje Amsterdamsch, en wenkten Zwart bij ons te komen. Hij gaf aan die noodiging gehoor, maar dronk niet mee van ons bier. Nu, dat kon hij dan ook in zijne betrekking als wijnkooper moeilijk doen. Dat ons bierdrinken echter hem zoozeer ergerde, dat hij daardoor, zooals wij eerst meenden, uit zijn humeur was geraakt, dat bleek toch later niet het geval te zijn.

‘Jongen, Zwart,’ zei Juliaan, ‘je hadt hier gisteren moeten zijn.’

‘Och praat er niet van!’ riep Zwart gemelijk uit. ‘Ik heb daar straks al van hooren praten. Je wilt zeggen, dat Victor Hugo hier gisteren is geweest, niet waar? en dat ik dus dien beroemden schrijver had kunnen zien, indien ik

[pagina 3]
[p. 3]

éen dag eerder gekomen was. 't Is om tureluursch te worden, je moet maar ongelukkig wezen!....’

‘Ja, het is jammer, je hadt hem misschien een ankertje geellak kunnen aansmeren.’

‘Neen, dat is nu maar gekheid, maar ik had zoo'n man graag eens willen zien, en als ik dat nu maar eerder geweten had, dan had ik het misschien zoo kunnen schikken, dat ik met hem reisde.’

‘Ja, en wie weet, of je dan later niet een eervolle vermelding hadt gekregen in de Impressions de Voyage. Dat had je zeker in het buitenland nog wel eenige klanten bezorgd, en licht mogelijk, dat we er een nieuw merk door hadden zien geboren worden, b. v. Paulliac Victor Hugo, buiten impost ƒ 28.- per anker.’

‘Ja, jelui kunt goed spotten, want je hebt geen gevoel voor zulke dingen, maar ik, die zoo ontzettend graag zulk een celebriteit had willen ontmoeten, ik word ook nooit eens door de fortuin begunstigd.’

‘Ik zou in uw geval der fortuin een proces aandoen, mijnheer Zwart, en mij, op zijn zachtst genomen, ten minste met haar brouilleeren, want zij schijnt u toch te negeeren, sinds je de schaapjes op het droge hebt.’

‘Heb jij Victor Hugo gezien, Juliaan?’ vroeg Zwart.

‘Dat zal waar zijn! Ik haalde hem in, toen hij met onzen dominé naar de kerk ging.’

‘Zoo, maar dan heb je hem ook maar alleen van achteren gezien.’

‘Nu ja, is dat niet voldoende? Ik heb zoo vele beroemde mannen in de oogen mogen zien, dat ik nu voor de variatie

[pagina 4]
[p. 4]

ook wel eens zoo'n vreemden oome uit een ander gezichtspunt wilde bewonderen.’

‘Ja, jij ziet de menschen graag in den nek, Juliaan; dat is ook zoo. Maar welke beroemde personen heb je dan gezien?’

‘Vooreerst de heeren Zwart & Comp., in wijnen en gedistilleerd; en dan verder, ik heb eens op Zomerzorg den trein afgewacht op een dag, toen de geheele Nederlandsche Letterkunde daar in den tuin wandelde. Daar waren ze letterlijk allemaal. Zij dineeren daar eens in het jaar, zooals je weet.’

‘Natuurlijk. En hadt je toen iemand bij je, die je aan de meest beroemde van die heeren kon voorstellen, of je hen ten minste kon aanwijzen, en zeggen: die daar met zijn hoed is de dichter A; en die andere van daareven is professor B?’

‘Wel neen ik; ik zat daar op mijn eentje.... maar van die heeren gesproken, heb ik je wel eens verteld, Zwart, hoe ik eens met Alexander Dumas gedineerd heb?’

‘Neen, maar heb ik je wel eens verteld, hoe ik met de Bruid van Lammermoor op den trein gezeten heb, tweede klasse niet rooken?’

‘Neen, maar dat wil ik graag eens hooren.’

‘Goed, vertel jij dan maar eerst je ontmoeting met.... was het niet met Abel Tasman, dat je gedineerd hebt?’

‘Neen, neen, met Alexander Dumas. En je moet niet raeenen, dat ik die historie uit mijn duim ga zuigen.’

‘Neen, je zult ze wel uit de tweede hand hebben, dat begrijp ik. Nu enfin, ga je gang; als het verhaal ons ver-

[pagina 5]
[p. 5]

veelt hebben wij hier gelukkig afleiding genoeg, en als je nu dat goed, en die glazen hier laat wegnemen, en een fatsoenlijk glaasje van mijn geellak hebt laten aanrukken, dan zitten wij hier goed.’

‘Hebben ze hier van je geellak, mijnheer Zwart?’

‘Natuurlijk, kerel,’ riep Juliaan, ‘anders kwam hij hier niet.’

‘Neen, dat weet ik wel, maar als ik dat geweien had, zou ik geen bier besteld hebben.’

‘Dat moet altijd je eerste vraag zijn,’ sprak de wijnkooker; ‘heb je hier ook geellak van Zwart & Comp., en als zij dan neen zeggen, dan ga je subiet weer verkassen. Maar nu voor den dag met je historie!’

Toen begon Juliaan te vertellen, en leverde mij zoo de bouwstoffen voor het verhaal, dat de lezer op de volgende bladzijden kan vinden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken