Lekenspiegel

29 Over Adams kinderen en Sets nakomelingen

Zo beleefde Adam niets anders dan ellende van zijn eerste twee kinderen, want de een sloeg de ander dood. Het klinkt als een groot wonder dat één man een kwart van de mensheid op aarde doodsloeg, maar men kan dat zeggen omdat er maar vier mensen waren in die tijd en er één een ander doodde. God wreekte dit onbehoorlijke gedrag op vreselijke wijze door op dat mo-

[p. 54]

ment Kaïn en zijn nakomelingen te vervloeken. Zij werden allemaal slechteriken, moordenaars en rovers. Kaïn liep weg van zijn vader om zich ver in het oosten te vestigen. Nog zijn de mensen daar feller en slechter van inborst dan in andere landen. Deze vervloeking, die God zo streng over de slechte geslachten uitsprak (over Cham, Kaïn en anderen), duurde tot hun verdriet voort tot de geboorte van Jezus Christus. Maar Hij nam de vloek van zijn machtige Vader weg dankzij zijn gedrag, zodat God alles vergaf en zijn toorn afwendde van al degenen die zich wilden bekeren tot het ware geloof. Dit doet Hij nog dagelijks. Moge Hij eeuwig geloofd zijn!

Adam en Eva kregen daarna een derde kind, Set, dat rechtschapen en deugdzaam was. Hij was sterrenkundige en hield zich aan de zeden van zijn vader. Set was uitverkoren door God: uit zijn geslacht kwam Christus voort. Christus, de hemelse Heer der heerscharen, Die boette voor ons met zijn bloed dat Hij van Maria ontving en waarmee Hij ons wilde bevrijden.

Naar ik geschreven zag staan, had Adam ongeveer negentig kinderen, zowel zonen als dochters. Zij en hun afstammelingen kregen tezamen zoveel kinderen dat men tegen de tijd dat Adam, de eerste man, stier - in de leeftijd van 930 jaar! - niet meer precies wist hoeveel mensen er waren. Van alle geslachten die uit Adam voortkwamen, was enkel dat van Set deugdzaam, naar ik vernam. Diens geslacht liep in deugden door tot aan Noach, want Noach ging van vader op zoon terug op Sets geslacht, volgens mijn bron. Alleen dat geslacht bleef deugdzaam, maar alle andere geslachten die afstammen van Adams kinderen begaven zich in allerlei zonden. Zij lieten de goede zeden varen die Adam in praktijk had gebracht in zijn tijd. Zij aanbaden afgoden. Daarbij begingen zij ook grote schandalige zonden die men niet precies kan benoemen en daarbij allerlei kwaads. Wat heeft het voor zin om hier langer bij stil te staan?

De wereld verkeerde meer dan duizend jaar in deze staat - tot

[p. 55]

aan Noach, die zoals ik hiervoor vertelde, een nazaat is van Set. Toen wilde God niet langer de grote zonden die bestonden, ontzien en Hij stuurde zijn wraak, die zo hevig was dat Hij in één uur alle mensen liet verdrinken, behalve Noach met zijn drie kinderen en hun vrouwen (dus in totaal acht mensen). Zij behielden dankzij God het leven in de ark, omdat zij niet zulke afgrijselijke zonden bedreven hadden als liet andere volk op aarde. En zij behielden het leven omdat God wilde dat uit hen een nieuwe wereld zou voortkomen.

Let op hoe God de hemelse Vader alle goeden bijstand verleent door middel van zijn genade. Noach was een afstammeling van Set, Adams zoon, die goed en rechtschapen was en zich aan de geboden van God hield. Zijn nakomelingen tot aan Noach deden hun best om dat ook te doen. Geen van de andere kinderen van Adam leefde deugdzaam, zoals u hiervoor hebt kunnen horen. God benam hun het leven, omdat Hij niet wilde dat er een wortel of zaad van die stam zou blijven bestaan waaraan het kwaad kon beklijven. Maar Hij wilde dat het zaad van deugdzame mensen tot het einde der tijden zou blijven voortbestaan. De heiligen zouden daaruit worden geboren en ook Hijzelf voor ons eeuwige heil.

Hieruit kan iedereen afleiden dat wie goed doet, goed ontmoet. Want God geeft degenen die goed doen doorgaans op aarde een lang leven vol geluk en eer. En als zij sterven geeft God hun het hemelrijk voor hun zaligheid. En hun nakomelingen blijven in goede omstandigheden achter, mits zij niet zondigen tegen de wil van Onze Heer waardoor zij zich in het verderf storten.

David leert ons dat hij de deugdzame mensen nooit verloren zag gaan, noch hun kinderen bedelen om brood; dat zegt hij onomwonden.