Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lekenspiegel (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lekenspiegel
Afbeelding van LekenspiegelToon afbeelding van titelpagina van Lekenspiegel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (48.71 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ludo Jongen

Miriam Piters



Genre

proza

Subgenre

vertaling
leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lekenspiegel

(2003)–Jan van Boendale–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

137 De discussie tussen de stedeling en de zoon van de ridder

Een stedeling en de zoon van een ridder hadden vaak een discussie over het volgende onderwerp. De stedeling beweerde dat het leven van een inwoner van een stad veel zuiverder en eerzamer was dan het leven van iemand die in een dorp woonde. De ander wierp tegen dat dit allemaal ongepaste praatjes waren: een goed persoon die in een dorp woont, staat in veel meer aanzien dan een stedeling. Zo ontstond er een vurige discussie, waarbij ieder zijn argumenten aandroeg.

De stedeling zei:

- ‘Stedelingen krijgen veel meer eer en hebben meer eten en drinken, kleren en middelen van bestaan tot hun beschikking. Ook hebben zij meer privileges en bescherming dan dorpelingen. Geld, rust en eer volgen de stedelingen op de voet: overal waar zij komen, bewijst men hun eer. De meeste levensmiddelen die voortkomen uit de arbeid in een dorp - of het nu om koren, schapen, ganzen of runderen gaat - worden gegeten door een stedeling en men brengt het nog eens bij hem aan de deur ook! Al groeit een levensmiddel in de verste uithoek van de wereld, men brengt het tot aan de deur van de stedeling. Daardoor kan die kiezen uit alle levensmiddelen van alle landen ter we-

[pagina 193]
[p. 193]

veld. Wie er iets van wil hebben, moet het vervolgens van een stedeling kopen. Landsheren moeten in alle uithoeken van de wereld de opbrengst van geldmiddelen bij de stedelingen halen, want zij kunnen het zelf niet beter doen. Ook alle andere mensen die iets nodig hebben, moeten naar de stad komen. Daar kan elk vinden wat hij zoekt. Dit kan in een dorp niet. Het volk in een dorp kent hard werken, zorgen en leed. Daarbovenop komt ook nog de afpersing van de rentmeesters en hun handlangers, die alles wat ze maar kunnen van hen plukken en afpakken. Daarom heeft een stedeling in mijn ogen een beter en zuiverder leven en staat hij in hoger aanzien dan een of andere man die in een dorp woont en leeft volgens de dorpse gebruiken.’

Toen antwoordde de zoon van de ridder, die in het dorp woonde en die zeer goed de omstandigheden kende waaronder men in een dorp leeft:

- ‘Ik ben het helemaal niet met u eens, want stedelingen missen vele aspecten die bij een eerzaam leven horen. De meeste lof krijgen van u: dure drank, duur eten, luxe kleren, een gevoel van welbehagen, weelde en luieren. Deze zaken zorgen niet voor een deugdzaam leven of eer. Integendeel, het zijn zaken die een mens alles laten vergeten waar ingetogenheid en deugd uit voortkomen. Eten, drinken, lang slapen, altijd gespitst zijn op meer voordeel en winst, daar verlangen de stedelingen naar. Stedelingen laten zich graag in met speculeren, woekeren, oneerlijke broodwinning en andere ongehoorde zaken. Ook plegen stedelingen graag overspel, zuipen ze en zijn ze hoogmoedig en gierig. Altijd zijn ze op zoek naar voordeeltjes, zoals een hongerige hond die alles op alles zet om zijn prooi na te jagen, of als een zwijn dat altijd op zoek is naar eten in de modder en dat nooit bevrediging kent. Zo gedraagt men zich in de stad! Ik vind dat een ridder, jongeman of ieder ander die in zijn hoeve in het dorp woont en in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, beter en fatsoenlijker leeft dan de stedeling die alles binnen zijn bereik heeft. Dorpelingen nemen enkel wat zij nodig hebben

[pagina 194]
[p. 194]

van hun koren en fruit, dat God laat groeien op hun land, net als van hun vee, dat God zelf vermeerdert. Dit is hun rechtmatige bezit, dat God hun heeft gegeven en waar zij elk jaar van leven. Zodra de ene oogst is verzameld, groeit de volgende al in de aarde. Zij geven God een tiende van wat Hij hun geeft. Van de rest van de opbrengst leven zij op een verstandige wijze. Als de stedeling ligt te slapen, aan het drinken is, of bedenkt hoe hij meer winst kan maken, trekken ridders met hun knapen, vrienden en familie ten strijde, of gaan ze op valkenjacht, of jagen ze op wild. Andere mensen gaan voor hun levensbehoefte ploegen op het veld of zaaien of eggen wat zij tijdens de oogst moeten maaien en waar heel de wereld van moet leven. Dit is een fatsoenlijker leven dan het leven van een stedeling, die in zijn stoel hangt en zijn buik zo rond heeft gegeten dat hij denkt dat hij gek is geworden en als een mannetjesgans zit te blazen. Ook denkt hij alleen maar aan de allerbeste wijnen en blijft hij voor zijn gemak en rust binnenshuis. Hij denkt alleen maar aan zijn portemonnee: die is voor hem familie en vriendschap! Stedelingen zetten zich niet in voor andere nuttige zaken. Zij hebben een grote mond in hun eigen huis en schreeuwen dat ze vreemde mensen hard aan zullen pakken. Maar zij schuilen snel als het menens wordt!’

Nadat ieder zijn zegje had gedaan en zijn argumenten had gegeven, lieten zij de beslissing over aan drie geleerden: die moesten uitmaken wie van hen beiden het fatsoenlijkst leefde en dat moesten zij openbaar maken. De geleerden staken de koppen bij elkaar en kwamen tot de volgende conclusie:

- ‘Toen ridders en knapen in vroeger tijden in dorpen woonden volgens hun gebruiken, hielden zij de adeldom hoog. Ook toen zij hun kinderen aan elkaar uithuwelijkten, kenden zij veel aanzien. Maar sinds zij naar de stad zijn getrokken om meer geld te vergaren en adeldom en argeloosheid samengaan, heeft het venijn van de hebzucht de onschuldige adeldom in het ongeluk gestort. Ik heb er geen idee van wanneer hij weer op zal

[pagina 195]
[p. 195]

krabbelen. De banieren van de edelen die eens overzee wapperden in het Heilige Land en ook hier in onze landstreek als de grensstreken werden bezocht zodat men de verschillende wapens kon leren, zijn omlaaggehaald sinds de edelen enkel nog aandacht hebben voor het vergaren van bezit, weelde en luxe. Daaruit komen alle zonden voort. Vervloekt zij het moment dat het geld werd bedacht, waardoor edel en deugdzaam leven uit het land zijn verdreven!

De dorpeling die zijn land bebouwt en God geeft wat Hem toekomt, leidt een edel leven. Het is ook een deugdzamer leven dan het leven van menig rijke stedeling. Dit ligt echter niet aan de woonplaats: zowel in een dorp als in een stad wonen goede en slechte mensen. Weet dat enkel diegene een eerzaam leven leidt die altijd lof van Onze Heer ontvangt door het begaan van zonden te vermijden.’

Zo waren de drie geleerden dus duidelijk op de hand van de zoon van de ridder. Laat nu ieder voor zichzelf uitmaken met wie hij het eens is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken