Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vertroosting van het troosteloze (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vertroosting van het troosteloze
Afbeelding van De vertroosting van het troostelozeToon afbeelding van titelpagina van De vertroosting van het troosteloze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.46 MB)

Scans (5.21 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vertroosting van het troosteloze

(1947)–Jo Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Het Fauntje

Voor Eva, Sander en Frans Jan

HET fauntje werd geboren in een grot achter neerhangende klimopbladeren. Het stond stuntelig op de twee bokkepootjes, die bij hem grijs waren en bij zijn zusje wit. Zijn zusje was heelemaal wit, met een zuiver geitesnoetje. Roze snuffelend neusje en twee groote zwarte dierenoogen, die traag en droef de grot weerspiegelden en die zéér zacht waren van treurig-zijn. Zijn geitezusje stond direct op haar vier witbehaarde pootjes, keurig afgewerkt met vier zwarte hoefjes, maar het fauntje viel telkens plomp en stuntelig om, omdat het maar twee grijze pootjes had om op te staan en omdat zijn kopje, dat hij vaag en beangstigend ànders wist dan dat van zijn zusje en van zijn moeder, en dus leelijk en verkeerd, te zwaar was voor het tengere halsje. En dus bleef hij maar veel liggen op het mos, dat groeide op den bodem van de grot en keek naar de door de klimopranken heen schuin naar binnen vallende zonnestralen, die bewegende goudvlakken wierpen op de rotsblokken, zoodat zij de stilte nog dieper leken te maken. Maar wanneer hij op zijn rugje lag en met zijn ronde kinderoogen peinzend staarde naar het spel van licht en schaduw en van dansende stofdeeltjes, dan kwam zijn witte geitemoeder, die hij zoo verschrikkelijk mooi en zacht vond in den glans van haar zilverige haren, en keerde hem om met een fiksche krabbel van haar voorpoot, en wanneer hij dan naar zijn zusje keek, dan zag hij, dat ze netjes op haar buikje lag, de pootjes devotelijk onder zich gevouwen en rond haar roze snuitje de teedere en voldane glimlach van hen, die uit instinct het goede doen. Dan kwispelde hij vergevingvragend met zijn bokkestaartje, maar, zonder dat hij wist wanneer en hoe, rolde hij weer terug op zijn rugje, trok de bokkebeentjes op, zoodat de twee hoefjes dom en hulpeloos in de lucht bengelden en het staartje in de verdruk-

[pagina 18]
[p. 18]

king kwam, zoodat het niet als bij zijn zusje in een keurig en zelfs coquet puntje de correcte afsluiting vormde van het soepele dierenlijfje. En wanneer zijn zusje achter zijn geitenmoeder aan de grot uithuppelde en de klimopranken, éven opzij geschoven, een perspectief te zien gaven van wegglooiende velden, die kleine roode dorpen koesterden in de zachtheid van hun aardplooien en boomen, die vol van waaiend groen zich afteekenden tegen een blauwen hemel, dan bleef het fauntje, ondanks een steeds scherper wordend verlangen zich te verliezen en op te lossen in die weelde van waaiende kleuren en geheimzinnige geuren, alleen achter, en lag op het mos en sliep en wist toch, al dien tijd, dat het anders was dan het moest zijn, al wist het niet waarin en waarmee.

Alleen 's nachts, opgenomen in de warmte van zijn moeder en zijn zusje, in het donker van de grot, die mild zijn voorpootjes verborg voor eigen ondervragend oog, die anders waren, want zonder hoefjes, dan die van zijn zusje, eindigend in roze waaiertjes, waar overdag het licht door scheen, en die hij toch, heimelijk, mooier vond dan die van zijn zusje, bestond er geen wezenlijk onderscheid tusschen hen. Zij vormden één warmte, één hartklop, één duister.

Maar hoe ouder hij werd hoe meer het verschil zich accentueerde. Omdat hij maar twee hoefjes had, sprong hij langzamer dan zijn zusje, zoodat zij alle kamperfoeliebloemen en kruizemuntblaadjes voor zijn neus wegknabbelde. Hierdoor leerde hij andere dingen te zoeken dan zij, die hem eerst lokten met hun kleuren en een vage bekendheid van nog ongeproefd genot in hem opriepen, rozeroode wilde aardbeitjes, blauwe boschbessen, purperen bramen en later in het jaar de driekantige glanzing van de beukenootjes. Maar wanneer hij de doppen openbrak met zijn stuntelige kinderhandjes, dan beet zijn moeder hem boos in zijn achterpoot en zei: ‘Word daar ook maar kaal, kale kikker’. En het ergste was, dat hij haar niet meer ver-

[pagina 19]
[p. 19]

stond. 's Avonds nam zij hem dicht tegen zich aan en likte zijn kale bovenlijfje met haar ruige tong en likte maar, gedeeltelijk in een liefkoozing als vertroosting voor nog komend leed, gedeeltelijk inden bezorgden wensch, om tóch nog tegen alle hoop in, wat ruig haar te laten groeien op die kale plekken van haar leelijk jong en gedeeltelijk, omdat zij den zouten smaak van dat bloote kinderlijfje zoo lekker vond. Zij hechtte zich meer aan hem dan aan zijn geitezusje, omdat hij haar zoo heerlijk achter haar ooren krauwen kon en omdat hij haar, wanneer zij zich in een klaverland lui te zonnen lag, kleine bosjes kruiden voor haar rusteloos wiebelenden neus hield, die lekker waren en malscher, dan wat zij zelf te vinden wist. En ook, omdat een duister instinct haar waarschuwde, dat dit kind bij haar blijven zou, haar heele geitenleven lang - raar en mismaakt als het was - een lieve zorg en een vaste verdediging voor wanneer haar dierenoogen zich verwazigen zouden in een dreigenden ouderdom.

Het fauntje was nog een tenger kind, toen zijn eerste geitezusje al wegdartelde met een git-zwart bokje, dat trots zijn horens deed afsteken tegen het boterbloemgeel van een lenteweiland. En, wakkerwordend op een morgen in de grot, vond hij twee grijze geitezusjes naast zich liggen op het mos, grijs met donkere vlekjes bespikkeld en vochtig, hoewel het niet geregend had. Zij mekkerden zacht uit twee rozige bekjes en hij drukte ze dicht tegen zich aan in de holte van zijn beschermend om hen heengevouwen armen. En zoo, met de twee oh zoo zachte snoetjes snuivend op zijn borst, dat het hem kriebelde, werden zij rustig en vielen zij in slaap. Zijn moeder lag naar hem te kijken met een héél groot oog, waar klaar en helder als in zuiver water de grot zich in weerspiegelde en het fauntje met de twee beestjes, en anders niet. Deze twee geitezusjes had hij lief op een wijze, die hem bij het eerste vreemd gebleven was. Zij huppelden overal achter hem aan, lieten zich dragen in zijn armen en door hem in slaap wiegen. Hij zocht koekoeksbloemen voor haar en nachtsilenen, kamperfoelie en thym,

[pagina 20]
[p. 20]

maar wanneer hij een hoopje aardbeitjes voor haar wiebelende neusjes hield, dan bliezen zij wantrouwend in de holte van zijn hand en begrepen hem niet. En ook de nootjes en de paddestoelen weigerden zij en sloegen met hun achterpootjes in de lucht. Door zijn onbewuste liefde voor deze twee beestjes voelde hij zijn vreemd-zijn op een andere wijze, schrijnender. Dagenlang speelde hij in de zon voor de grot en was gelukkig. Maar soms, wanneer een nevel de rivier en de dorpen in het dal onzichtbaar maakte en de eiken zich verwazigden in een doorzichtige ijlheid, dan kon hij ineens stilstaan, de oortjes gespitst, en luisteren naar iets, dat binnenin hem gebeurde en dat toch van héél ver kwam. Een verlangen, dat als een roepen was en dat hem reeds in de prilheid van zijn jeugd tot een eenzame stempelde. Op zulk een avond was het, dat het bosch blauwig en mysterieus in de vallende schemering lag en een klagende, bovenhoutswind ruischte in de toppen der eiken, dat hij langzaam, zich hier en daar bukkend naar het zwavelgeel of paarslila van een opschietenden paddestoel, dieper het woud binnenging tot hij aan een klein donker meer kwam, dat hij niet kende. Het water glansde koud en bijna vijandig, terwijl boven, in de toppen der boomen, de wind doorging met zijn klaagzang, omdat het herfst werd en reeds de winter voelbaar was in een ijzige voorspelling van sneeuw. Hier en daar verbrak een rimpeling het roerloos wateroppervlak, daar waar een donkergevinde visch naar boven kwam voor een laatste afscheid aan den verbleekenden dag. Het fauntje boog zich voorover, want zulke groote en blauwe visschen kende hij niet. Naast de verschieting van een trillende waterrimpel zag hij een schim, een reflex, die hem eerst, in blanke zuiverheid, de maan toescheen, hoewel die nog niet aan den hemel stond en de maan zich ook nooit door de warreling van bladeren en twijgen heen zóó ongeschonden weerspiegelen kon in het meer.

En het spiegelbeeld, nu de waterrimpel tot rust gekomen was, keek hem aan met twee ronde verbaasde kinderoogen

[pagina 21]
[p. 21]

onder een hoog blank voorhoofd, terwijl twee puntige oorschelpen nerveus zich spitsten en een klein mondje in aandachtige verbazing openviel.

Het fauntje zei: oh... van pure verwondering en de echo antwoordde van uit het avondlijk bosch en zei: oh...

Wanneer hij met zijn handje zwaaide, dan zwaaide zijn weerspiegeling ook en één keer raakten hun wijsvingertjes elkaar in een ijzige liefkoozing van herfstwater.

Het was donker toen het fauntje de grot binnenglipte. Donker en stil. En in dat donker zat het fauntje en dacht; dacht, in die uitzichtlooze melancholie van kinderen, die niet de instinctieve melancholie der dieren is. Maar tot een oplossing kwam het niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken