Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vertroosting van het troosteloze (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vertroosting van het troosteloze
Afbeelding van De vertroosting van het troostelozeToon afbeelding van titelpagina van De vertroosting van het troosteloze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.46 MB)

Scans (5.21 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vertroosting van het troosteloze

(1947)–Jo Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Een Kerstavond

HET is hier de plaats voor het inboeten van een schuld uit het verleden, een schuld van dankbaarheid tegenover de oude freule Vegelin van Claerbergen, die nu al lange jaren dood is.

Ik was een eenzaam kind. Ik was erger: ik was een verbitterd en een angstig kind. Had deze oude vrouw, die zelf door een van de wereld afgesloten leven een kind gebleven was, dien levensangst van het kleine meisje, dat ik was, als bij intuïtie aangevoeld? Of was het de wensch van een kindsch wordende oude vrouw nog éénmaal, voor haar op handen zijnden dood, te spelen met een ander kind?

Ik kende haar niet. Maar op de ontvangdagen van Maman moet zij mij wel gezien hebben, keurig gedrild aapje, dat bonbons presenteerde en zoute vlindertjes. En zij moet in mijn van verlegenheid stugge kindergezicht iets gezien hebben van mijn dorre liefdelooze jeugd. Want op een kouden, mistigen winteravond liet zij mij halen met haar koetsje en haar bruine paard.

Toen ik naar buiten stapte, verstijfd van angst, omdat ik voor het eerst van mijn leven alleen op visite moest - de nadruk was heel sterk geweest: alléén het kind - was de wereld anders dan ik haar ooit gekend had. Ik was nog nooit 's avonds buiten geweest en deze avondlijke wereld was, hoewel donker, toch wit, want flarden van wit stovenlangs de lantaarns, die geen lantaarns meer waren, maar uit zwaarmoedigheid laaggezakte sterren. En temidden van al dat zachte, onduidelijke blank stond geduldig een schim van een paard voor een half verdoezeld koetsje, en ook dat paard dampte witte wolken af.

Een vreemde man tilde mij in een klein donkerblauw kamertje met aan beide zijden ramen en zoo reden we de Prins Mauritslaan af, den Scheveningschen weg op, die onherkenbaar was van wegschimmende boomen en van aanklingelende lichten, die mét het getrappel van paardenhoeven weer geheimzinnig opgelost werden in het niets.

[pagina 70]
[p. 70]

Dezelfde rare man, die half in een soort berenvel gekleed was en een hoogen hoed daarboven droeg, tilde mij het koetsje uit en bracht mij in een hal, waar een lantaarn brandde onder dennetakken en een rood licht verspreidde. Mijn tante Annie, die ik hier niet verwacht had, trok me mijn manteltje uit en haalde een kammetje uit haar tasch. Zij deed mijn ronden kam uit mijn haar, maakte mijn vlechtje los en begon mijn haar te kammen. Mijn krullen vielen zacht en warm langs mijn wangen, eindelijk bevrijd uit het armetierig vlechtje, waarin ze dag en nacht gedraaid werden. ‘Nu doen we een roze strik op zij, met een klein knipje. Kijk nu eens in den spiegel.’ En zij bracht me naar een grooten spiegel, waarin ik mezelf heelemaal zien kon: mijn handgebreide kousen, twee recht, twee averecht, mijn stijve donkerblauwe matrozenpak, dat ik haatte, omdat de kinderen op school mij er om uitlachten en omdat het harde cheviot zóó in mijn hals schramde, dat ik er wonde plekken van kreeg op mijn vel, en daarboven mijn eigen gezicht, dat ik voor de eerste maal werkelijk zag. Ik wist niet of het mooi of leelijk was, daar dacht ik toen nog niet over, ik zag alleen dat mijn haar niet meer glad weggetrokken was van mijn voorhoofd en niet meer eindigde in dat armetierige staartje, dat door kortheid - oh iederen dag weerkeerende schande - steeds als bij een biggetje naar boven omkrulde. Nee, mijn haar viel als bij Gomde, als bij Meia en als bij Anneke in zachte vlokken over mijn ooren en langs mijn wangen.

Tante Annie nam me bij een hand en samen gingen wij die drie breede treden op. Besefte ik toen al wat dit bezoek in mij veranderen zou? Waarom zie ik dan nu nòg, dertig jaar later, die drie breede treden voor me, bedekt met een dikken wijnrooden looper? Als de treden naar een nooit verloren gegaan paradijs zijn ze nog voor me.

Tante Annie deed een deur open. Zij gaf me een bijna onmerkbaar duwtje in mijn rug en sloot, zonder zelf binnen te komen, de deur achter me dicht.

[pagina 71]
[p. 71]

Ik stond in een kamer. Ik stond in het paradijs.

Zoo maar, zonder waarschuwing, zonder overgang.

Het was er bijna even donker als buiten. Maar waar de flarden van donker buiten wit waren geweest en ijl van wanhoop, daar was het donker hier binnen gouden en vertroostend en zoo teer... Er stonden witte seringen in een hoek en in een bak op tafel dreven witte bloemen op water... kerstrozen wist ik.

En toen pas zag ik de bron van al het gouden licht, van de bitter geurende vertroosting van alles, wat tot op heden verkeerd en beangstigend was geweest. Er stond in het donker een boom, waar waswitte kaarsen op brandden, waar zilveren ringen aan te schitteren hingen. Ademloos kwam ik dichterbij... een doorzichtig trompetje van roze glas, een lila vogel met een glanzenden staart, kleine roodglazen paddestoeltjes met witte spikkels...

Ik voelde hoe de koesterende warmte van de kamer mij omvatte, hoe een oude vrouw vanuit een leunstoel naar mij keek. En zoozeer maakte zij deel uit van de kalmeerende zachtheid van het vertrek - haar zwarte japon was als opgelost in het kamerdonker, zoodat alleen haar fijn gezicht van heel lieve oude dame opvlekte tegen een vagen achtergrond -, dat ik, die alle vreemden haatte met een wantrouwenden haat, omdat ik mijn eigen ouders hard wist en verscheurd door hun wederzij dschen wrok, dat ik naar haar toe ging en tegen haar knie geleund bleef staan. En daar, met die oude vrouw als een bescherming in mijn rug, zag ik op een tafeltje de kerk staan, eenzaam en donker in haar materie van ragfijn gespoten chocolade op opkartelende rotsen van eischuim. En in de kerk brandde een klein rood venster.

De oude vrouw vroeg zacht: ‘Mooi hè?’

En ik hijgde bijna: ‘Dat gaan we toch niet opeten? Dat is toch voor zoo maar?’

En haar lieve stem antwoordde lachend: ‘Natuurlijk eet je dat niet op. Daar is het veel te mooi voor.’

Ik zei niets meer, maar drukte mij dichter tegen haar aan.

[pagina 72]
[p. 72]

Van waar zij zat zag je alles: den brandenden boom, het kerkje, dat ik voor mijzelf het kasteel noemde - kasteelen immers waren betooverd en kerken nooit -, de in de warmte licht trillende seringen en de kerstrozen, luchtig drijvend op fonkelend water.

Ik wist: hier waren geen spelletjes te duchten, die hun dreiging over een partijtje wierpen, gruwelijke spelletjes met de gevangenis en den dood, of andere spelletjes, waarbij je blind werd gemaakt, zoodat je jezelf tegen de joelende bende tegenover je niet meer kon verdedigen. Hier was alleen de allesomvattende zachtheid van die oude vrouw, haar chocolaadjes, die den vorm hadden van hulstblaadjes en fondants in roze en lila, die net zoo flonkerden als de rijp op den kerstboom.

Zij wees mij, dat er een pakje voor mij lag onder den boom en opeens schaamde ik mij, dat ik niets had om te geven, niet iets, dat Maman mij meegegeven had en dat toch wel weer het verkeerde zou zijn - ik had het trouwens vergeten in de hal en ook tante Annie had het niet mee naar binnen genomen - maar iets van mijzelf. Ik had niets.

Op haar knieën maakten wij samen mijn pakje open. Het was een zilveren doosje, waar roze en lichtblauwe vergeet-mij-nietjes op geschilderd stonden. Er zat een klein zwengeltje aan met een wit knopje als een pepermunt.

‘Er zitten drie liedjes in’, zei ze, ‘probeer maar.’

En ze vouwde mijn vingertjes om de pepermunt. Samen draaiden we. In toontjes zoo ijl als droppels, spattend op water, klonk een liedje de kamer door.

‘Hoor je wel, dat is Stille Nacht,’ en de bevende oudevrouwenstem zong trillend de overbekende woorden, die ik voor de eerste maal hoorde:

 
Stille nacht,
 
heilige nacht,
 
slaap gerust,
 
sluimer zacht.
[pagina 73]
[p. 73]

Daarna klingelde het melodietje van o denneboom, o denneboom, hoe schoon is toch je loover. De oude vrouw streelde met haar bejuweelde hand over mijn hoofd:

‘Je hebt mooi haar, kind, zoo zacht.’

De kaarsen brandden lager in den boom. Iets in de verandering van de atmosfeer waarschuwde mij, dat de avond ten einde liep. Was het de weemoed van de oude vrouw, die mij langzaam omhulde? In een opwelling om de eerste teederheid van mijn kinderleven in zijn geheel te omvatten en tegen mij aan te drukken, te voelen onder mijn tastende vingertoppen en tegen de huid van mijn gezicht, klom ik bij de oude vrouw op schoot en drukte mijn hoofd tegen haar schouder en haar hals. Zoo bleven wij samen zitten en staarden naar de neerbrandende kaarsen en af en toe draaide ik even aan het zwengeltje, zoodat een zilveren klokje uit het doosje rolde en onzichtbaar werd.

Tante Annie kwam mij halen. In den gang nam zij den roze strik weer uit mijn haar en maakte het armetierige vlechtje weer in orde. ‘Maman mocht anders eens boos zijn,’ zei ze verontschuldigend, en het was waar, Maman was altijd boos, dat wisten andere menschen dus ook. De man met het berenvel tilde mij weer in het koetsje. De mist was buiten nog dikker geworden. Zelfs de boomen waren eigenlijk niet meer te zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken