Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant) (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)
Afbeelding van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)Toon afbeelding van titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.76 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

(1923)–Jan L. de Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

VIII.
Wij komen op ‘Dennenoord’.

Op den morgen van den tweeden dag na het bezoek van mevrouw Winkelman ontmoette ik Robbers aan het station te Harderwijk. Hij zag er bleek en ietwat vermoeid uit, maar zijn oogen schitterden levendig. Hij had zijn vermomming afgelegd.

‘Welkom, Max!’ riep hij, mij op zijn hartelijke, krachtige wijze de hand schuddend, ‘blij, dat je er bent, kerel!’

Ik keek hem vol verwachting aan, in de hoop, dat hij mijn nieuwsgierigheid althans voor een deel zou bevredigen. Hij praatte echter aanvankelijk slechts over de heerlijke bosschen en de mooie natuur. Eerst toen wij van den straatweg afsloegen en een eenzaam boschpad volgden, kwam hij tot onze eigenlijke zaak.

‘Ik heb nog al geluk gehad,’ zei hij, zijn stap vertragend. ‘Ik vond de hut van dien ouden herder, van wien mevrouw Winkelman sprak. De oude is in deze streek uitstekend thuis: hij kent alle paden en heeft mij heel wat van de geschiedenis van “Dennenoord”

[pagina 71]
[p. 71]

verteld. Ik heb bij hem gistermorgen en in den vorigen nanacht ook geslapen - ik had de nachten noodig voor een nauwkeurige opname van het huis en zijn omgeving.’

‘Heb je iets van belang ontdekt?’

‘Den eersten nacht zag ik een man, die geheel beantwoordde aan de beschrijving van mevrouw Winkelman om het huis zwerven. Hij stond langen tijd bij de poort van het tuinhek van de Verhoevens en daarna bij het poortje van den tuin van “Dennenoord”. Hij staarde naar de huizen en hief er de vuist weer tegen op. Er schoten donkere wolken voor de maan, ik hoorde het kraken van takken in het bosch en toen het weer lichter werd, bleek de man verdwenen. Ongeveer een kwartier later hoorde ik het gillen en schaterlachen op den heuvel, omstreeks half twaalf. Ik had mij in een boschje verborgen dicht bij de woning der Verhoevens. Zij kwamen naar buiten en gingen naar “Dennenoord”. Ik kroop als een slang over den grond tot ik in den tuin op den heuvel kon zien. Op de stoep van het huis stonden de Verhoevens en even later voegden de dokter en zijn vrouw en de heer Tellegen zich bij hen. Ik herkende hen gemakkelijk uit de beschrijving van mevrouw Winkelman en hoorde hun stemmen duidelijk in de stilte. Zij spraken er over, dat de geluiden zich de laatste avonden weer herhaalden. Plotseling steeg het jammeren weer op - het kwam rechts van het huis van onder de dennen en daarna uit de lucht. Het is inderdaad zéér raadselachtig! -

[pagina 72]
[p. 72]

het heeft werkelijk veel van spokerij! Maar die man, zwervend om het huis, doet me nog een anderen uitleg zoeken....

Vannacht vernam ik de geluiden weer - omstreeks één uur; bij de Verhoevens en op “Dennenoord” waren de lichten al meer dan een uur uit. Ik hoorde nergens voetstappen noch geritsel. Ik was reeds twee uur vóór het geluid klonk bij den heuvel en ben er tot drie uur gebleven, maar niemand ging of kwam....’

‘En heb je geen vermoedens?’

‘Tot nog toe geen enkel zeker punt van uitgang. Ik heb eergisteren nog aan het opgegeven adres aan de Weteringeschans geïnformeerd naar den huisknecht. De familie was niet thuis, maar een dienstmeisje vertelde mij, dat er inderdaad vóór zij er kwam, een huisknecht Frans Verbeek had gediend. De naam van Tellegen vond ik niet in het adresboek, maar een informatie wees uit, dat hij sinds drie maanden zich in Amsterdam heeft gevestigd. Naar die zijde kunnen wij dus geen verdenkingen maken! Trouwens, Tellegen en de Verhoevens waren onbekenden voor den dokter - zij kunnen het niet zijn, die hij vreest....’

‘Dan blijft alleen die rondzwervende man over,’ meende ik. ‘Dat hij zijn vuist naar de beide huizen ophief, geeft wel te denken! Kan hij een vijand zijn van den dokter?’

Robbers haalde de schouders op.

‘Misschien brengt een onderzoek in het huis en kennismaking met de bewoners en hun buren eenige

[pagina 73]
[p. 73]

ophelderingen! Ik heb het volgende plan. Ik ga door voor een kennis uit de jeugd van mevrouw Winkelman en ben met jou op een tocht over de Veluwe. Wij blijven vandaag op “Dennenoord” en toonen ons vol belangstelling in de spiritische proeven. Wij laten doorschemeren, dat wij graag een séance zouden willen bijwonen. In den loop van den avond wendt jij een opkomende zware hoofdpijn voor en morgenvroeg zeg je, dat je je allesbehalve lekker gevoelt. Ik heb het zoo geregeld, dat ik tegen dien tijd of 's middags een brief ontvang, waarin van familie-aangelegenheden wordt gesproken, die mij terstond naar Amsterdam terug roepen. Jij voelt je dan echter zóó onaangenaam, dat ik besluit maar alléén te gaan, terwijl jij dan kunt zeggen, dat je mij zoo spoedig mogelijk zult volgen. Mevrouw Winkelman heeft ondertusschen natuurlijk reeds lang gevraagd of je nog een paar dagen op “Dennenoord” wilt blijven, om je herstel af te wachten. Zij moet niet weten, dat het maar comediespel is! Ik vertrek dan, maar blijf hier in de buurt, sla alles gade wat om het huis gebeurt en jij geeft ondertusschen in de woning je oogen de kost!’

Ik stemde in zijn voorstel toe.

‘Wij moeten’, vervolgde hij, ‘af en toe met elkaar raadplegen. Er is, als je rechts den heuvel afdaalt, een dicht dennenbosch en daar middenin is een kuil. Daar kun je mij af-en-toe vinden. Ik zal er een paar maal per dag heen gaan. Als je een dringende mededeeling hebt, schrijf die dan op en leg het papier in

[pagina 74]
[p. 74]

den hollen boomstronk vlak bij den kuil. Ik zal hetzelfde doen als ik iets bijzonders ontdek of je hulp noodig heb. Je hebt toch wapens bij je?’

‘Twee revolvers’.

‘Uitstekend! - men kan nooit weten! En nog dit. Mijn naam begint eenige bekendheid te krijgen!’ Hij glimlachte. ‘Denk om mijn afspraak met mevrouw Winkelman - ik heet tijdelijk Thomas Bros!’

Ik vroeg hem of de kluizenaar het verhaal van Maaiken de Zwerfster ook kende.

‘Zeker. Er moet hier indertijd werkelijk zoo iets gebeurd zijn. Maar de oude woonde toen nog niet hier en kent het verhaal alleen uit den mond van anderen. Hij is menigmaal 's avonds langs “Dennenoord” gegaan in den tijd, dat het huis leeg stond. Hij heeft er enkele maanden vóór de nieuwe bewoners kwamen, een paar maal een licht gezien, maar bijgeloovige vrees weerhield hem om dichter bij het huis te komen en een onderzoek in te stellen’.

‘Een licht? Een lichtende verschijning?’

‘Hij meende, dat het een lichtende verschijning was, maar ik vermoed, dat het iemand met een licht was.’

‘Dat is een nuchtere verklaring’.

‘Als wij de oplossing van deze geheimzinnigheden willen vinden, moeten we beginnen nuchter te zijn! Kunnen wij de verschijnselen niet langs natuurlijken weg verklaren, welnu! dan ben ook ik bereid het spiritistisch onderzoek te hulp te roepen!’

Wij naderden - na een marsch van meer dan twee

[pagina 75]
[p. 75]

uur - den heuvel, waarop ‘Dennenoord’ lag. Het huis maakte een romantischen en schilderachtigen indruk tegen den donkeren achtergrond van dennen.

‘Juist op tijd om het twaalfuurtje daarboven te gebruiken!’ zei Robbers lachend. ‘Speel je rol goed, kerel! - er hangt veel van af!’

Wij zagen mevrouw Winkelman voor het geopende raam van den salon staan. Zij herkende haar bezoekers en kwam ons, toen wij het tuinpad opgingen, tegemoet.

‘Gelukkig, dat u er bent!’ zei ze, ons de hand reikend. ‘Hebt u een goede reis gehad? en den weg terstond gevonden?’

‘Uw beschrijving liet aan duidelijkheid niets te wenschen over, mevrouw’, zei Robbers. ‘Is er ook nieuws?’

‘Mijn man is zeer overspannen. Ik hoorde hem vannacht praten in zijn droom. Hij herhaalde maar steeds: “Ik moet het doen - ik zal het doen - hier zijn ze - hier zijn ze”.... Hij sluit zich nu bijna den geheelen dag in de bibliotheek op. De heer Tellegen heeft er op zijn aandringen eindelijk in toegestemd nog weer een paar dagen te blijven - avond op avond gaan zij voort met hun proeven en mijn man verbiedt mij in de bibliotheek te komen. De heer Tellegen heeft er, geloof ik, al genoeg van, maar mijn man weet van geen ophouden! Ik had, toen ik eergisteren bij u geweest was, mij op den terugtocht naar huis wat verlaat. Ik moest nog een en ander in Harderwijk bestellen en het werd al schemerig, toen ik hier aankwam. Tot mijn schrik zag ik den huisknecht dicht bij het

[pagina 76]
[p. 76]

poortje op den grond liggen. Hij bleek bewusteloos te zijn. Hij moet op het hoofd geslagen zijn, toen hij stond uit te kijken of ik er nog niet aankwam. Maar hij heeft niemand achter zich gehoord en mijn man ziet er alweer de hand van onzichtbare wezens in. 't Wordt hier langzamerhand gevaarlijk en ik denk er aan, mijn man over te halen om “Dennenoord” te verlaten. 't Is wel jammer! - de lucht hier doet mij goed. 'k Ben zoo gezond als in geen jaren!’

‘Hebt u uw man voorbereid op onze komst?’

‘Ja - ik heb geen dag genoemd, maar alleen van een ontmoeting met u verteld, mijn jeugdvriend Thomas Bros’.

Zij lachte even. Zij zag er vermoeid uit en scheen geweend te hebben. Wij liepen, al pratend, langzaam het tuinpad op.

‘Dat is dan in orde’, zei Robbers. ‘Het huis ligt hier mooi - tamelijk oud lijkt het al. U heeft zeker een prachtig gezicht uit de voorkamers?’

De klank van onze stemmen had blijkbaar de aandacht van den dokter getrokken. Wij zagen hem voor één der ramen van de bibliotheek verschijnen en even later kwam hij het huis uit. Zijn doodsbleek gelaat trof ons. Uit zijn oogen straalde een koortsachtige gloed; met moeite bewaarde hij zijn kalmte bij de voorstelling.

‘U maakt een tocht door deze streek?’ zei hij, rad sprekend. ‘'t Is hier prachtig! Mijn vrouw heeft mij reeds een en ander van u verteld, meneer Bros. Ja

[pagina 77]
[p. 77]

- het blijft altijd een band, zoo'n vriendschap in de jeugd. Kent u deze bosschen? U, meneer Wilkersen? Wij rekenen erop, dat u een paar dagen blijft....’

‘Laten we binnengaan’, zei mevrouw Winkelman, ons voorgaande. ‘Wij zouden juist aan de koffietafel plaats nemen - de morgenwandeling heeft u zeker wel hongerig gemaakt?’

Eenige oogenblikken later zaten wij met zijn vieren om den disch.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken