Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant) (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)
Afbeelding van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)Toon afbeelding van titelpagina van Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (1.76 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het mysterie van het Veluwehuis (onder ps. J. van Callant)

(1923)–Jan L. de Boer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 150]
[p. 150]

XII.
Regelingen.

De huisknecht verbleekte toen hij de deur opende en De Grave (zijn vader dus) herkende.

Robbers nam terstond de leiding.

‘Is de dokter thuis?’ vroeg hij.

‘Jawel, meneer.’

‘Mevrouw ook?’

‘Neen, die is gaan wandelen.’

‘Uitstekend! Zeg den dokter, dat wij terug zijn en vraag hem of hij ons kan ontvangen.’

‘Maar....’

‘Geen maar, meneer Frans de Grave! Een dienaar van het recht staat voor u en uw vader is feitelijk onze gevangene. Wilt u zoo goed zijn?’

Robbers wees naar de deur van de bibliotheek. Een oogenblik later traden wij daar allen binnen. De dokter stond met een bleek en verschrikt gelaat bij zijn schrijfbureau.

Ik moet u zonder omwegen verklaren, meneer Winkelman,’ begon Robbers met vaste stem, ‘dat ik niet

[pagina 151]
[p. 151]

Bros, maar Thomas Robbers heet, detective ben en op verzoek van uw vrouw een onderzoek naar de spokerij hier heb ingesteld. U bent schandelijk bedrogen; men heeft u om den tuin geleid.’

‘Onmogelijk!’ stamelde de dokter verward.

‘Men heeft u op geraffineerde wijze zenuwachtig, ja ziek gemaakt. Maar, dokter De Jong, u hadt zoo iets verdiend!’

Die slag trof. Winkelman, die zich plotseling ontmaskerd zag, zonk in zijn stoel. Zijn handen beefden en hij maakte een beklagenswaardigen indruk; Robbers toonde echter nog geen genade:

‘Ik ken uw verleden, weet alles van Harry Woolridge en van de diamanten!’....

De dokter uitte een doffen kreet van vertwijfeling.

‘En ge zult mij arresteeren? ge wilt mij voor den rechter brengen?’ kreunde hij, terwijl zijn oogen van angst uit zijn hoofd begonnen te puilen.

‘Bekent u uw misdaad?’

Winkelman antwoordde niet. Hij bleef ineengedoken in zijn stoel zitten. Robbers gaf den heer De Grave, die zich eerst achteraf had gehouden, een wenk om naar voren te treden.

‘Kent u dezen heer?’

De dokter staarde zijn bezoeker angstig aan.

‘Ik ben vergrijsd en veel veranderd, De Jong, maar zie eens scherp toe,’ zei de heer De Grave langzaam.

Nu herkende Winkelman hem; hij hief de handen afwerend op en bedekte er toen zijn gelaat mee.

[pagina 152]
[p. 152]

‘Maak het kort!’ zei hij met gebroken stem. ‘Bent ge met een rijtuig gekomen om mij te halen?’

Robbers gaf ons een teeken, dat wij zouden gaan zitten. Hij zelf bleef staan en zei:

‘Ik zal een voorstel doen. Dokter Winkelman, u hebt Harry Woolridge niet gedood; u bent geen moordenaar! Hij herstelde na uw messteek, maar overleed kort daarop. U bent echter wèl een dief! Hebt u ooit één van de gestolen diamanten verkocht?’

‘Neen.’

‘Goed! - u hebt tien jaar in onrust geleefd, uw gezondheid is geknakt en uw geweten zal u geen rust laten in de jaren, die u nog moogt leven. U hebt een vrouw, die u liefheeft. Het zou voor haar een ontzettende slag zijn als zij de waarheid vernam en u in de gevangenis werd gebracht.’

De dokter boog zich voorover en wij hoorden hem snikken. Robbers wendde zich nu tot De Grave en den huisknecht.

‘Gij beiden,’ zei hij met diepe verontwaardiging in de stem, ‘hadt wel een verdedigbaar doel, maar de middelen, die ge toepastet om het te bereiken, waren laag. De dokter en zijn vrouw hadden krankzinnig van angst kunnen worden. En bovendien, u maakte misbruik van iemands heilig geloof! Wij menschen weten weinig van de hoogere Werelden; maar wee dengene, die als bedrieger optreedt in geestelijke dingen! Ik weet niet veel van geesten, maar wat u hier gedaan hebt, is een laffe beleediging van afgestorve-

[pagina 153]
[p. 153]

nen. Het zou mij geen moeite kosten u voor de Rechtbank te brengen wegens geraffineerde afpersing.... Hoeveel van de diamanten wilde Harry Woolridge u geven?’

‘Acht.’

‘Die vertegenwoordigen een waarde van meerdere duizenden. Welnu dan, ik doe dit voorstel: U, dokter, geeft mij het recht de diamanten te gelde te maken en u, meneer De Grave, doet afstand van de acht, die u toekomen. Het geld zal door mij voor een deel worden gezonden aan Woolridge's familie en overigens worden geschonken aan vereenigingen, die in den geest van Harry Woolridge werken. Stemt ge beiden hierin toe, dan zullen èn de Justitie èn mevrouw Winkelman van deze geschiedenis niets hooren. Ik zal behoorlijk verantwoording doen van de besteding der gelden. Ter opheldering kan aan uw vrouw, dokter, gezegd worden, dat de spokerij bedrog was en afpersing ten doel had en dat dit door mij verijdeld is - zij behoeft niet te weten waar het precies om ging; laat het een groote som gelds heeten! Ik zèlf ben bereid haar in te lichten en zal het doen op een wijze, die haar bevredigt en alle achterdocht weg vaagt. Neemt u dit voorstel aan, heeren? Zoo niet - dan moet ik u beiden voor den Rechter brengen!’

De twee mannen zwegen geruimen tijd - toen knikten zij.

Robbers had de overwinning behaald!

[pagina 154]
[p. 154]

Een kwartier later vertrokken De Grave en zijn zoon Frans. En de buren? Wij vonden de woning van de Verhoevens gesloten. Zij waren - zich blijkbaar niet langer veilig achtend - met hun ‘dienstmeisje’ kort na het vertrek van den heer Tellegen gaan ‘wandelen’. De huishoudster van ‘Dennenoord’ had gezien, dat zij elk een handkoffertje droegen. Het telegram, dat Tellegen van Robbers had ontvangen, had hen zonder twijfel tot vluchten aangedreven, te meer daar het doel, het verkrijgen der diamanten, naar zij meenden, toch reeds was bereikt.

Wij braken het schuurtje open en ontdekten er de grootendeels vernietigde, electrische installatie, die den stroom leverde voor de spokerij. De dokter kon zijn oogen nauwelijks gelooven. Ook op de kamer van den huisknecht vonden wij alles, zooals Tellegen het ons had beschreven. Robbers' veronderstelling, dat er buiten, boven aan den schoorsteen, naast den bliksemafleider ook een fluithoren was aangebracht, bleek juist.

Met verontwaardiging hoorde Winkelman onze uitleggingen aan.

‘Schandelijk bedrog!’ zei hij bitter. Maar.... had ik beter verdiend! ....’

 

Mevrouw Winkelman keek niet weinig verrast toen ze ons bij haar thuiskomst in den salon vond.

‘Al weer terug?’ vroeg ze, ons onthutst aanstarend.

‘Met de oplossing van het geheim, mevrouw!’

‘En?’

[pagina 155]
[p. 155]

‘Geen geesten, maar misdadigers waren hier aan het werk. Het was een complot van de Verhoevens, den huisknecht en Tellegen. Zij wilden uw man bewegen een groote geldsom af te geven, zoogenaamd op last van een “geest”, voor een “goed doel”, maar in werkelijkheid om zich te verrijken. Gelukkig hebben wij tijdig ingegrepen!’

‘En het geld?’

‘Tellegen had het dezen morgen bij zich, maar thans is het weer in de brandkast van uw man. Hij is diep gekrenkt doch op zijn verzoek zal het, om opspraak te vermijden, niet tot een vervolging komen.’

In den loop van den namiddag vertelden wij haar meerdere bijzonderheden. Het gelukte Robbers al haar vragen te beantwoorden en toch geen achterdocht bij haar wakker te roepen.

Na het diner namen wij afscheid. Het was een heerlijke avond en de wandeling naar Harderwijk een genot. Wij gingen langs de plek, waar Robbers dien morgen als roover comedie had gespeeld.

‘Zij komen er nu allen nog gemakkelijk af’, zei ik, nadenkend. ‘Was het niet beter geweest hen voor den Rechter te brengen? Geen straf treft hen nu.’

‘Denk aan mevrouw Winkelman,’ zei Robbers ernstig. ‘En geen straf, zeg je? Ik heb hen allen in handen gegeven van hun eigen innerlijken en van den Hoogeren Rechter. Misschien heb ik niet goed gehandeld - maar die Hoogere is rechtvaardig en zal doen

[pagina 156]
[p. 156]

[...]

In de maanden die volgden werden [een vijftal] familieleden van Harry Woolridge, waarvan de heer De Grave ons de adressen had bezorgd, verrast door belangrijke legaten van een ongenoemden vriend. Ook maakten de bladen herhaaldelijk melding van groote schenkingen van een onbekende. Mijn vriend wees mij dikwijls lachend op die berichten. ‘Zoo wordt uit het kwaad het goede geboren!’ zei hij dan. ‘Konden wij maar altijd gelooven, dat dat een nooit falende natuurwet is! - ik denk, Max, dat we dan meer vrede met ons-zelf en met de maatschappij zouden hebben!’ ....


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken