Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Roomsche monarchy (1697)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Roomsche monarchy
Afbeelding van De Roomsche monarchyToon afbeelding van titelpagina van De Roomsche monarchy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.29 MB)

ebook (33.90 MB)

XML (1.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Roomsche monarchy

(1697)–Abraham Bogaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 444]
[p. 444]

CLXIV.
Leopoldus Ignatius.

Leopodlus, die Ferdinand den III in 't Keizerrijk volgde, is op den 9 Juny des jaars 1640 te Wenen, in Oostenrijk, gebooren.

Zijn Vader was Keizer Ferdinand de III, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Maria Anna, de dochter van Filips, Koning van Spanje. Zijn Broeders en Zusters zijn op het voorgaande blad vertoont. Zijn I Vrouw, Margareta Maria Theresa, de dochter van Filips de IV, Koning van Spanje, en van Maria Anna, de dochter van Keizer Ferdinand den III. Zy was reeds vijftig jaaren oud toen hy haar op den 25 April des jaars 1666 trouwde. Zy stierf, vijf maanden bezwangerd van een Zoon, op den 12 Maart 1673; latende maar een Dochter na, Maria Antonetta genoemt, die op den 18 January des jaars 1669 gebooren was Zijn II Vrouw, Klaudia Felicitas van Oostenrijk-Inspreuk, die op den 8 April des jaars 1676 zonder Kinderen gesturven is. Zijn III Vrouw, Eleonora Magdalena Theresa, Princesse Palatijn van Nieuburg, die hy in 't jaar 1676, in de stad Passau, trouwde. Deze Keizerinne beviel op den 28 July des jaars 1678, des morgens tusschen een en twee uuren, van een Zoon, die des anderen daags van des Pauzen Nuncius gedoopt, en door de Keizerinne Douairiere, en den Hartog van Nieuburg, uit den naam des Konings en Koninginne van Spanje, Josefus Jakobus Joannes Antonius Ignatius Eustachius, genoemt wierd; door zijn Vader in 't laast van December des jaars 1687 tot Koning van Hongaryen gekroont, en tot Roomsch Koning van de Stenden des rijks verklaart. Zy bracht ook op den 13 December, des jaars 1680, met het krieken van den dag, een Dochter ter wereld, die te Lintz, door den Bisschop van Passau gedoopt, en Maria Elizabeth genoemt wierd. Voor de derdemaal verloste zy te Luxenburg op den 3 Juny des jaars 1682, des morgens ten vier uuren, van een tweeden Prins, die den 7 July zijn doopzel door den Kardinaal Bonvisius ontving, en door de Keizerinne Douairiere, en den Hartog van Nieuburg, Leopoldus Josefus Wilhelmus Franciskus Erasmus, genoemt wierd.

Leopold, de tegenwoordige Roomsche Keizer, die reeds by 't leven van zijn vader Keizer Ferdinand den III, tot Koning van Bohemen en Hongaryen verkooren was, volgde zijn Vader in 't Keizerrijk: want of wel Frankrijk met de uiterste pogingen de Keizerlijke kroon in een ander Huis trachtte over te brengen, echter wierd hy, pas 18 jaaren oud zijnde, op den 18 July des jaars 1658 te Frankfort tot Keizer verkooren. Het duurde niet lang of hy wierd in een oorlog gewikkelt tusschen Brandenburg en Zweden; doch deze wierd door den Olivischen vreede gestilt. Evenwel moest de ruste van 't rijk zich eenigsins laten krenken door den Turkschen oorlog in Hongaryen; door de Lotharingsche vyandlijkheden in der Elsas; door de belegering van Bohemen; door den oorlog tusschen Keur-Ments met zijn Bondgenoodschap en Keur-Palts, als ook door eenige andere kleine bewegingen: maar het gantsche rijk heeft nooit daar van zulk een zondering gevoel gehad als in den jongsten en tegenwoordigen Franschen oorlog. Want zijne allerkristelijkste Majesteit wierd op den Keizer t'onvreden toen hy zijn leger van drie-en-dartigduizend mannen, op het verzoek van Keur-Brandenburg en andere Stenden des Roomschen rijks, in welkers landen de Franschen den gebraden haan speelden, naer den Rhijn, onder het beleid van den Lieutenant-Generaal Montekukeli, deed trekken, waar door de Hollanders wat lucht kregen om hen te herhalen, en zich tegen zijne aanvallen te versterken. Onder dit voorwendzel, en om den Keizer buiten den oorlog te rug in Duitschland te houden, ontzagen de Franschen zich niet aan den Rhijn, Moesel, Main, Nekkar, en allerwegen vyandelijkheden te plegen, waar door zy den Keizer dwongen den oorlog tegen Frankrijk te verklaren. Kort daar na wierd Zweden ook den oorlog aangezeit wegens zijnen onbehoorlijken handel in Mark-Brandenburg. Maar Frankrijk, die neep op neep kreeg, wierd haast den oorlog moede, en rekhalsde niet minder dan Duitschland naer den vreede, die tusschen die twee Vorsten in 't jaar 1679 te Nimwegen geslooten wierd. Hoe Frankrijk echter dit verbond, tusschen hen met eeden bevestigt, hield, bleek kort daar na: want de Keizer had nau zijne wapenen uit de veroverde plaatzen gevoerd, en een gedeelte van zijne troepen afgedankt, of Frankrijk deed zijn leger het rijk intrekken, en scheurde, onder eenige valsche voorwendzelen, geheele Stichten, Bisdommen, Vorstendommen, Graafschappen en Heerlijkheden van 't rijk af. De Keizer, die hier over van een rechtvaardigetoorne ontstak, liet echter niet na alles werkstellig te maken om zulke onlijdelijke vyandelijkheden tegen den vreede in der minne af te doen, op dat men eindelijk met Frankrijk in rust mocht leven. Hy wende derhalven door bezendingen, brieven, en insonderheid by de vergadering van Frankfurt aan den Main veel vlijt en moeite aan; doch Frankrijk heeft nooit laten blijken dat het hem ernst was de verschillen by te leggen. In tegendeel heeft hy, tegen de traktaten der vreede, tegen zijn gegeven woord, niet alleen Kasal, dat een leenbare stad van 't rijk was, ingenoomen, maar ook de vrye rijksstad Straatsburg tot overgave gedwongen. Verder wil ik my in dezen oorlog niet inwikkelen, dewijl ik de zaken van onzen tijd aan geleerder pennen beveel.

De genoemde Joanna Koerten heeft dezen Keizer ook door haare konst vereeuwigt, met zijn Afbeeldzel op een onbegrijpelijke wijze van papier te knippen; waar onder deze vaarzen, van den Heer Francius, gesneden zijn:

 
Caesaris haec facies Leopoldi. dextera ferrum,
 
laeva globum terrae, quam regit, orbis habet.
 
Marmora Lysippi cedant & Mentoris aera:
 
cedat Appelleus, Parrhasinsque labor.
 
Majus opus tenui in charta (mirabile visu!)
 
exhibet artifici forfice docta manus.
[pagina 445]
[p. 445]


illustratie

 
In 't ende, o Vorst, heb ik 't geluk van u te zingen,
 
En met uw oorlogsmacht door uitgetooge klingen
 
Te vliegen, in 't gezicht van Mechaas halve maan.
 
Ja Leopoldus, 'k zal met u ten reie gaan,
 
Op 't donderend geluit van duizend veldkartouwen,
 
Die vuur, en vlam, en rook door kopre keelen spouwen,
 
Dat d'aarde davert, en de zon van schrik verbleekt,
 
En suizebolt, als zy haar hooft in 't water steekt.
 
Laat Frankrijk wrokken en zijn dierbare eeden breeken,
 
En, ver van Godt, den Turk in 't blanke harnas steeken,
 
Om u te bonzen van den troon, en uit de zaal;
 
Hy roep' geen Iö, eer hy rijd in zegepraal,
[pagina 446]
[p. 446]
 
Schoon Mahomet, met zijn Janitzers en Spahyën,
 
Uit Konstantijnstad, door het boschrijk Hongaryen,
 
Zijn veldstandaarden voor de wal van Weenen plant.
 
Gy zult dien bloedhond haast braveeren, als uw hand
 
Den bliksem slingert, en, door Polens macht gesteven,
 
Hem trappen op het hart, en, angstig voor zijn leven,
 
Zien vluchten door een zee van heiloos bastert bloed.
 
Dan koelt gy nau ten halve uw opgehitst gemoed,
 
Dewijl heldGa naar voetnoot* Karel, op uw last hem na getoogen,
 
Hem tot voor Buda ziet doorluchtig onder d'oogen;
 
Daar op het baldren van het zwangere kanon
 
Het alles beeft en zwicht voor 't opgaan van de zon
 
Van Oostenrijk, en hy, ter muurbresse ingedrongen,
 
Van duizend slaven, van zijn lof nooit moe gezongen,
 
Verwelkomt word, en steekt op muur en torentrans
 
Den adelaar, die met een haatelijken glans
 
Alle Agars honden in hun scheemrende oogen blikkert.
 
Het weerlicht van zijn staal en donderbusschen flikkert
 
Van vuur en vonken, als de bergmijn barst van een,
 
Dat hem een weg baand door ontelbre lijken heen.
 
Dan ziet hy 't sterke slot op zijnen wortel popelen,
 
En, van den Donau af tot aan Konstantinopelen,
 
Den Tarter schrikken voor dien doodelijken slag,
 
Die nauwelijks gelooft het geen zijn oog daar zag:
 
Te meer, nu Segedijn en Ciklos met uw vaanen
 
En standaars brallen in de plaats van halve maanen.
 
Niets wederhoud dien held: want Darda beeft en zwicht,
 
Met Pest, Vijfkerken, en veele andre voor 't gewicht
 
Van uwe wapenen, terwijl de Bassaas vluchten,
 
En om 't rampzalig lot, hen nu beschooren, zuchten.
 
Vaar voort, vaar voort, Monarch van Duitschland en 't heelal.
 
De vloek des Heilands, nu genaderd aan zijn val,
 
Moet uit Europe, en gy den Griekschen troon betreden;
 
U past dien rijksstaf, u die aardsche heerlijkheden,
 
Op dat mijn zanggodinne u aan den Bosfor groet,
 
En u al juichende uit Klein-Azië in 't gemoed
 
Met zegezangen treede, en roepe, nimmer moede:
 
Iö triomf! Iö triomf! de Godtheid hoede
 
Den Keizer, dat hy zwaje een in, een uit, den staf,
 
En niet dan afgeleeft van oude daale in 't graf!
[pagina 447]
[p. 447]


illustratie

 
En gy Josefus, thans gesprooten uit den ader
 
En 't heerlijk bloed van zulk een loffelijken vader,
 
Hoe zal mijn zangster, zo haar 't licht gebeuren mag,
 
Noch zingen als uw arm den vyand slag op slag
 
Doet beven, om uw rijk van monsters te bevryen!
 
Zy zong u op den troon van 't machtig Hongaryen,
 
En zag een heldenvuur in uw volmaakt gezicht.
 
De Duitsche Achilles, die in moed voor niemand zwigt,
 
Zal u een rijkstroon van een onbepaald vermoogen
 
Nalaten. lust het u doorluchtige ooreloogen
 
Te voeren, sla 't beleid van uwen vader ga.
 
Hy zal u toonen op wat wijze en weg men na
[pagina 448]
[p. 448]
 
Onwelkbre lauweren moet streven, die nooit dorren.
 
Maar hoe, wat hoeve ik u tot deze deugd te porren,
 
En aan te noopen, daar uw edel vuur al brand,
 
Om Mechaas paardestaart te wringen uit de hand
 
Des vyands, en uw rijk totGa naar voetnoot* Akre, Macedonië,
 
Damaskus, Afrika, Egipte en Babilonië
 
Trots uit te zetten door ontelbre heldendaân!
 
De hemel kroone uw deugd en steeke uw lustvuur aan,
 
Op dat het Heilge Land, door Saladijn gewonnen,
 
En plat getreden, 't licht der Oostenrijksche zonnen
 
Geniete, en u omhelze op 't graf van onzen Godt;
 
Die zy uw leidsman, uw behoeder, troost en lot.
 
 
 
Na zo veel Keizers en Tierannen af te maalen,
 
Na zo veel deugden en ondeugden op te haalen,
 
Rampzalge woedens, en een reeks van euveldaân
 
En oorelogen, klapt mijn zanggezinde zwaan
 
Noch even moedig met haare uitgespreide wieken,
 
En wil, gelijk zy zong van Rome, 't lof van Grieken
 
Ook vrolijk kweelen op een aangenamen trant,
 
En Babel stichten in 't gezicht van Amstelland;
 
Op dat de naneef, van verwondring opgetoogen,
 
Twee Monarchyen op een veengrond straale in d'oogen.

EINDE.



illustratie

voetnoot*
Hartog van Lotharingen.
voetnoot*
Ptolemaïs.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken