Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling over het wezen der uiterlijke welsprekendheid, hare voordeelen, en de meest geschikte middelen ter bevordering van hare beoefening hier te lande (1840)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling over het wezen der uiterlijke welsprekendheid, hare voordeelen, en de meest geschikte middelen ter bevordering van hare beoefening hier te lande
Afbeelding van Verhandeling over het wezen der uiterlijke welsprekendheid, hare voordeelen, en de meest geschikte middelen ter bevordering van hare beoefening hier te landeToon afbeelding van titelpagina van Verhandeling over het wezen der uiterlijke welsprekendheid, hare voordeelen, en de meest geschikte middelen ter bevordering van hare beoefening hier te lande

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling over het wezen der uiterlijke welsprekendheid, hare voordeelen, en de meest geschikte middelen ter bevordering van hare beoefening hier te lande

(1840)–Adrianus Bogaers–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]
Actio in dicendo una dominatur.
Cicero.
[pagina 7]
[p. 7]

[Voorwoord]

Wanneer men overweegt, dat het spraakvermogen niet aan een klein getal bevoorregten, maar aan alle menschen is geschonken, en deze door hunne verstandelijke en ligchamelijke behoeften telkens genoodzaakt worden om het te gebruiken en te oefenen; dan zeker mag het eenige bevreemding wekken, dat overal, zelfs onder hen, wier maatschappelijke betrekkingen hun de verpligting opleggen, om dikwerf in het openbaar het woord te voeren, en bij wie men derhalve, in dit opzigt, dubbele vaardigheid en bekwaamheid zoude mogen verwachten, er nogtans zoo weinigen gevonden worden, van welke men, in den letterlijken zin des woords, zeggen kan, dat zij wél spreken, dat zij waarlijk welsprekend zijn.

[pagina 8]
[p. 8]

Wat mag de oorzaak wezen, dat, bij zulk eene menigvuldigheid van beoefenaars, het getal der goed geoefenden en bekwamen zoo gering is?

Maken wij, menschen, in het algemeen misschien minder werk van hetgeen wij, zonder merkbare moeite, magtig worden, en zouden wij ons dáárom ook minder toeleggen op het beschaven en veredelen onzer spraak, dewijl wij die gemakkelijk verkregen, en, al spelende op den schoot onzer moeder, hebben leeren gebruiken?

Of misleidt ook in deze, gelijk in zoovele andere zaken, de eigenliefde ons oordeel, en is het met vele sprekers eveneens gesteld, als met de vogelen van het spreekwoord, die allen bij denzelfden wildzang blijven, omdat ieder hunner zijn' eigen wildzang den fraaisten keurt?

Wat hiervan wezen moge, dit intusschen valt niet te ontkennen, dat, al is het voor ons eigen ik genoegzaam, heldere denkbeelden te vormen, en geen gevoel in onze borst toe te laten, hetwelk er niet in behoort; zulks echter niet voldoende is, zoodra wij, wat we denken en gevoelen, aan anderen willen, of, beroepshalve, moeten mededeelen: want dan komt het er op aan, dat wij de middelen, waarmede tot dat einde de natuur ons begiftigde, op de beste en doeltreffendste wijze weten aan te wenden.

De dagelijksche ondervinding leert het: waar, in eenige vergadering, de rede op eene gepaste en

[pagina 9]
[p. 9]

voor oog en oor behaaglijke manier voorgedragen wordt, daar luistert de menigte met aandacht en genoegen, en geeft zij, als het ware, het hart bloot voor den indruk, dien de redenaar maken wil; terwijl in het omgekeerde geval, zelfs wanneer de zaken goed zijn, onoplettendheid en verveling de meerderheid der hoorders, gedurende de slechte voordragt, overmeesteren, en den spreker zijn oogwit, geheel of gedeeltelijk, doen missen.

Geen wonder dan, dat die volken, bij welke de kunst van wél te spreken het weligste heeft gebloeid, eene zeer groote waardij aan het uiterlijke in de welsprekendheid gehecht, en hun alleen den onverdeelden lauwer toegekend hebben, die niet slechts de schrijfstift sierlijk wisten te hanteren, maar ook, in den eigenlijken zin des woords, wél spraken.

Misschien wordt er bij de hedendaagschen, zoo hier als elders, op dit waarlijk gewigtig punt minder gelet, dan het belang der zake wel verdiende, en het kan dan ook geene bevreemding wekken, dat eene Maatschappij, wier ijver voor kunsten en wetenschappen zoo algemeen bekend is, door het uitschrijven eener prijsvraag, de aandacht op dit onderwerp heeft trachten te vestigen.

De vraag is drieledig. Zij luidt:

‘Waarin bestaat de uiterlijke welsprekendheid?

Welke zijn hare voordeelen?

En op welke wijze zoude derzelver beoe-

[pagina 10]
[p. 10]

fening in ons Vaderland het best bevorderd kunnen worden?’

Niet zonder mijne krachten te wantrouwen, waag ik eene poging ter beantwoording. De stoffe lokt mij uit. Zij ligt niet geheel buiten den kring mijner dagelijksche studiën, en bescheidenlijk hoop ik, dat, al mag mij de volledige goedkeuring niet te beurt vallen van die geleerde mannen, welke dit geschrift beoordeelen zullen, zij nogtans in hetzelve een blijk zullen zien van mijne vlijt, van mijnen ijver voor de Vaderlandsche letteren, en van mijne hoogachting voor de Maatschappij, waartoe zij behooren.

Gelijk de voorgestelde vraag drieledig is, zoo zal ook de beantwoording zich in drie hoofdgedeelten splitsen, waarvan

Het 1e. over den aard en het wezen der uiterlijke welsprekendheid zal handelen;

Het 2e. hare voordeelen zal onderzoeken, terwijl

Het 3e. eene beschouwing zal bevatten van de wijze, waarop hare beoefening in ons Vaderland het best zoude kunnen bevorderd worden.

Zonder verdere voorafspraak, gaan wij tot ons eerste punt over.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken