Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze buurt (onder pseudoniem Een ongenoemde) (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze buurt (onder pseudoniem Een ongenoemde)
Afbeelding van Onze buurt (onder pseudoniem Een ongenoemde)Toon afbeelding van titelpagina van Onze buurt (onder pseudoniem Een ongenoemde)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.02 MB)

Scans (13.58 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze buurt (onder pseudoniem Een ongenoemde)

(1884)–Dorothea Bohn-Beets–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Onze buurt]

[I]

In het midden van Augustus 18- bevond ik mij te X. Toen ik mijn logement verliet om eenige commissiën te verrichten, trok een fraaie groep beelden in den voorgevel van een groot huis schuins over mij mijne aandacht. Juist toen ik die op mijn gemak wilde opnemen, wordt de deur geopend, en een schreiend dienstmeisje rukt er een smal strookje papier af. Meteen werden de gordijnen afgenomen en de luiken gesloten.

Dus een doode, door een dienstbode betreurd! Eene verhouding, die ik dacht dat reeds lang uit de mode was. En ik zag in mijne verbeelding in dat groote huis eene rijke oude dame, die met ouderwetsche liefde ouderwetsche trouw gekocht had!

‘Goede God, het huis is al gesloten!’ hoor ik op eens achter mij luid en op smartelijken toon uitroepen, en ik zie mij binnen weinig oogenblikken omringd door allerlei personen, die zich nog gevleid hadden, een gunstig bericht op het zoo even afgescheurde briefje te zullen lezen, maar nu het zwijgend antwoord vonden in dat gesloten huis.

‘Dood!’ ging het somber van mond tot mond.

‘Dood!’ herhaalde een oud man, die, op zijn stokje geleund, op de gesloten luiken staarde en niet scheen te kun-

[pagina 2]
[p. 2]

nen besluiten zich om te keeren en dat droeve bericht mee naar huis te nemen. ‘Een onherstelbaar verlies!’ mompelde hij, ‘en.....’

‘Wie is hier gestorven?’ vroeg ik.

‘Weet gij dat niet!’ riep hij uit, en hij zag mij verbaasd aan. ‘Hoe zou ik u dan alles kunnen vertellen. Daar is hier een vrouw gestorven, menheer, zoo als er weinige te vinden zijn. Ze was wijs, ze was vroom, ze was goed! De groote lui hadden haar lief, en de arme menschen hadden haar lief, elkeen had haar lief!’ - Hij zweeg eenige oogenblikken en vervolgde toen: ‘God had haar lief, en daarom woont zij nu in zijn hemel! Is het niet zoo, menheer?’ ging hij voort, met een opgehelderd gelaat. ‘Ja, zoo is het.... Zalig zijn de dooden die in den Heere sterven!’ - Hij had troost gevonden - en ging heen.

‘Maar wie is hier dan toch gestorven?’ Met deze vraag stapte ik de breede straat over naar mijn hospes, die in zijn deur stond.

‘Ik heb ook al naar dat sluiten staan kijken,’ kreeg ik ten antwoord. ‘Mevrouw Rueel is een verlies voor de heele stad. Haar dood treft mij meer dan ik u zeggen kan, en als gij van daag hier blijft, zult gij haar naam overal hooren.’

‘Is het nog een jonge vrouw?’

‘Neen, bij de vijftig, denk ik.’

‘Laat ze een man met kinderen na?’

‘Ze is sedert een jaar of drie weduw, en hare kinderen zijn alle gevestigd.’

‘Vast heel rijk en heel weldadig?’ viel ik hem in de rede. Mijn hospes glimlachte fijner en geestiger dan ik van hem gedacht had.

‘Dat dacht ik wel,’ zei hij.

‘Wat? Dat ik geloofde, dat die vrouw rijk en weldadig was?’

‘Ja menheer,’ zei hij, terwijl hij mij goedhartig op den schouder klopte; ‘maar er zijn nog meer en nog andere qualiteiten noodig om algemeen betreurd te worden.’

[pagina 3]
[p. 3]

In den loop van dienzelfden dag hoorde ik wat men mij voorspeld had, en ik wist spoedig, dat zich vijftien jaren vroeger de familie Rueel te X had gevestigd. De man was een aanzienlijk ambtenaar geweest, die wegens zijne uitstekende bekwaamheden de algemeene achting genoot, en zijne uiterlijke hooghartigheid en stroefheid in den omgang verdween, zoodra zich aan zijne zij zijne bevallige, zachte en vriendelijke gade bevond, die hij de poëzie van zijn leven noemde. Men voegde er ook bij, dat zij aan menig leven een dichterlijken gloed had weten bij te zetten, dat in menig somber gemoed haar helder geloof een vriendelijken lichtstraal had geworpen, en dat zij de hand van menigen aardschgezinde had gegrepen, die den band lichtzinnig los wilde rukken, die hem aan den hemel verbond.

Zijt gij begeerig de kracht van deze vrouw te kennen, haar keurspreuk te weten? Het waren de woorden van Paulus aan de gemeente te Colosse: ‘En boven dit alles doet aan de liefde, welke is de band der volmaaktheid’.

Van die liefde getuigden haar treurend gezin, hare bloedverwanten en vrienden, ja, gansch X op dien 18den Augustus, toen haar dood als een droeve mare van mond tot mond rondging.

Van die liefde getuigde ook inzonderheid de buurt, waarin zij vijftien jaren gewoond had.

Vraagt gij nu, even als ik deed toen ik daar onder die treurende menigte stond: ‘Wie is hier gestorven?’ dan vindt gij een antwoord in de volgende bladen, die ik te danken heb aan de goedheid der meest vertrouwde vriendin der ontslapene, tot wie omstandigheden, voor den lezer van geen belang, mij in nauwe betrekking hebben gebracht. Ik heb ze onder den titel van Onze Buurt - den naam dien mevrouw Rueel zelve aan hare aanteekeningen gegeven had - zoo goed mogelijk tot een doorloopend geheel saamgevoegd. Ontbreekt er veel aan den vorm, men bedenke, dat mij alles broksgewijze in handen gekomen is. Ééne aanmerking wensch

[pagina 4]
[p. 4]

ik echter bovenal te voorkomen. In onzen tijd is het niets vreemds, dat men - zeker met een goed doel! - ons onze huishoudkamers, onze vrienden en bekenden, uitgeschreven en uitgeteekend, ter lectuur aanbiedt. Tot verontschuldiging der auteurs, die dit zwak hebben, is het niet te ontkennen, dat het gros van het publiek tamelijk aantrekkelijk is voor portretten, zoowel in den zin van uitlokken als van toepassen, maar hoe dit ook zij - voor zulk een plotselingen schrik heb ik de vrienden en buren van mevrouw Rueel willen bewaren, en ik begrijp ook hoezeer zulk een handelwijze zou strijden met het fijn gevoel der vrouw, die ik gewaagd heb in deze bladen te schetsen.

De nog levende personen, die daarin zullen optreden, zijn allen om hunne toestemming gevraagd, en ik heb die van hen verkregen, evenzeer als van de betrekkingen der reeds ontslapene, waarschijnlijk omdat zij weten dat X moeielijk te vinden is, en ook te nederig zijn om te vermoeden dat men naar hunne personeele kennismaking zou verlangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken