Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poldergeest (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poldergeest
Afbeelding van PoldergeestToon afbeelding van titelpagina van Poldergeest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poldergeest

(1998)–Frits Bolkestein, E.M.H. Hirsch Ballin, Thijs Wöltgens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

De komende verkiezingen

De twijfels van alle electorale strategen ten spijt werkt elke zichzelf respecterende partij aan een verkiezingsprogramma. De vorm kan verschillen van essay tot telefoonboek van belangen. Het goedkeurend cpb-stempel is alleen verkrijgbaar op basis van de naakte cijfers. Op het eerste gezicht is de vrijheid van boekhouden groot genoeg voor een duidelijke politieke keuze. Geen partij wenst zich bloot te stellen aan het verwijt dat ze zich rijk rekent. Voor de vergelijkbaarheid van de programma's wordt daarom ingezet op een behoedzaam model van bijvoorbeeld twee procent groei per jaar. Nederland verdient dus aan het einde van de regeringsperiode zo'n 45 tot 50 miljard meer. Als het aantal inkomenstrekkers eveneens met twee procent per jaar zou groeien, verandert de gemiddelde koopkracht per inkomenstrekker niet. In deze boekhouding is de groei van

[pagina 139]
[p. 139]

het aantal werkenden, maar ook die van het aantal aow'ers, de vijand van de stijging van het doorsnee-inkomen.

In het behoedzame model komt er voor de collectieve sector ongeveer 25 miljard gulden beschikbaar. Jammer genoeg is door allerlei voornemens van de huidige regering al een belangrijk deel van de ruimte in beslag genomen. Bij de nu geldende inzichten resteert slechts een beperkte vrije ruimte van 5,5 miljard. Daarmee kan men de uitgaven verhogen, de belastingen verminderen of het financieringstekort nog verder verlagen. De marges zijn weer eens smal.

Maar de keuze binnen deze marge verliest aan vrijheid door de relaties die het meerjarenmodel van het cpb beheersen. In die relaties scoren lagere arbeidskosten (via lastenverlaging), terwijl het positieve effect van extra overheidsuitgaven zich uiteindelijk ontpopt als een schot in eigen doel. Over een langere periode is overigens haast elk beleidsvoornemen gedoemd ten onder te gaan aan zijn succes. Als de werkgelegenheid groeit wordt die groei ongedaan gemaakt door de loonopstuwende effecten van toenemende arbeidsmarktkrapte, en als de investeringen stijgen, zal er een remmende renteverhoging volgen. Op korte termijn is er wel genoeg modelsucces te behalen om een wedijver om arbeidsplaatsen te laten ontbranden, althans op papier. Veel moeilijker heeft het cpb het met een combinatie van groeiende werkgelegenheid, budgettaire soliditeit en toenemende inkomensgelijkheid. Die steen der wijzen is opgeborgen bij de archeologische vondsten uit de jaren vijftig.

De latere historicus die de geschiedenis van ons vaderland tracht af te leiden uit de modellen van het cpb, zal de realiteit van onze tijd nog slechter bevatten dan de historicus die de geschiedenis van de Middeleeuwen probeert te beschrijven aan de hand van de theologische traktaten van die tijd. In beide gevallen is het niet gemakkelijk een onderscheid te maken tussen voorschrift en werkelijkheid. Toch accepteren onze politieke partijen de zogenaamde beschrijving van de economische samenhangen als een model waarnaar ze dienen te handelen. Daardoor dreigt een convergentie, die de echte verschillen bedekt.

[pagina 140]
[p. 140]

Natuurlijk kan men het politieke onderscheid ook proberen af te leiden uit de wijze waarop partijen de economische ruimte proberen te verdelen: particuliere bestedingen versus collectieve voorzieningen, loonstijging versus werkgelegenheid, huidige welvaart versus toekomstige, enzovoort. Liberalen zullen meer hechten aan particuliere bestedingsvrijheid, sociaal-democraten prefereren vaak gemeenschapsdoelstellingen.

De instrumentele vertaling daarvan heeft intussen het rijk der clichés verlaten. Ook sociaal-democraten bepleiten lastenverlichting, als dat de kortste weg naar meer banen is. Ook liberalen geven weleens de voorkeur aan verbetering van het begrotingssaldo boven verruiming van particuliere bestedingsmogelijkheden.

Niet de keuze van de instrumenten en zelfs niet de doelstelling om meer werk te scheppen is onderscheidend. Onderscheidend is nog steeds de beoordeling van de maatschappelijke ongelijkheid, die aanvaardbaar wordt geacht bij de inzet van het fiscale instrument of het nastreven van volledige werkgelegenheid. Na een decennium van toenemende ongelijkheid is er nauwelijks geloofwaardige marge voor sociaal-democraten om de inkomensverschillen verder te laten groeien. Intussen vormen de ‘vastgeroeste’ beloningsstructuren, inclusief het minimumloon, voor liberalen nog altijd een doorn in het oog. De sociaal-democratie zoekt bestaanszekerheid voor degenen die hun economisch lot nauwelijks zelf kunnen bepalen. Liberalen accepteren dat de zo gewenste economische dynamiek nu eenmaal slachtoffers vergt.

Toch tekenen zich binnen dit welhaast 19de-eeuwse profiel aan de vooravond van een nieuw millennium de contouren af van soms verwante, maar ook soms moeilijk inpasbare politieke tegenstellingen. Het gaat om de betekenis van vooruitgang en van rechtvaardigheid, de rol van de nationale staat, een nieuwe definitie van democratie en de plaats van arbeid in de samenleving.

Het begrip ‘vooruitgang’ staat al lang ter discussie. Linkse kritiek richtte zich vooral tegen de instrumentalisering van

[pagina 141]
[p. 141]

kortzichtige rationaliteit, ofwel het losmaken van de vooruitgang van een menselijke en altruïstische moraal. Deze kritiek heeft een bondgenoot gevonden in de milieubeweging. Deze beweging heeft weliswaar een principieel conservatief standpunt (het bestaande is bijna altijd beter dan het nieuwe, en de milieugebruiksruimte is een gegeven, omdat de mogelijkheden en belastbaarheden van onze planeet een gegeven vormen), maar is in haar kritiek gericht op hetzelfde doel dat in elk geval sociaal-democraten nastreven, namelijk de wetten van de economie te onderwerpen aan morele maatstaven.

Dat bondgenootschap is partijpolitiek niet eenvoudig te plaatsen. Het deelt Bolkesteins conclusie over de ontwrichtende effecten van migratiestromen, maar staat in zijn aanbevelingen links van erkend links: wereldwijde nivellering neemt de migratieprikkel weg. En die nivellering vraagt blijvende welvaartsoverdrachten naar de minder kansrijke landen. Datzelfde bondgenootschap vraagt protectionisme tegen import die concurreert op basis van ecologische of sociale dumping. Maar het verwelkomt producten die zich in plaats van hun energie-intensiteit kenmerken door hun arbeidsintensiteit. Een lage arbeidsproductiviteit is het beste wapen tegen werkloosheid en daarom mogen overheidslasten niet drukken op arbeid.

De ecotaks is in die discussie een symbool geworden. Ze markeert in elk geval een sociaal-democratisch dilemma: hoe combineer je een verschuiving van de fiscale grondslag in de richting van kostprijsverhogende belastingen met je ambities om de (secundaire) inkomensverdeling gelijker te maken? Duurder aardgas en duurdere elektriciteit zijn vooral een aanslag op de koopkracht van weinig verdienende bejaarden en gezinnen met kinderen. Verlaging van andere belastingen bevoordeelt algauw de hogere inkomens, zeker als je bevreesd bent voor een sterkere progressie in de inkomstenbelasting (de marginale wig is een geliefd thema in de fiscale wereld). Welke regering durft - in het licht van de internationale mobiliteit van de rijken - nog echt een Robin Hood-avontuur aan?

Het is niet erg waarschijnlijk dat fiscale instrumenten de

[pagina 142]
[p. 142]

beste bijdrage leveren aan de brede aanvaarding van een nieuw begrip van vooruitgang. Misschien is het effectiever wanneer de politiek zich richt op kwaliteit en levensgenot. En dus tegen moderne beschavingskwalen als stress, schuldgevoelens jegens je naasten, verkeersongelukken, anonimiteit, eenzaamheid en onveiligheid, en vooral tegen de gelijkstelling van geld en geluk.

Net zoals vooruitgang verdient ook het begrip ‘rechtvaardigheid’ een bredere benadering. Wanneer vooruitgang niet meer, zoals nu, in termen van geld uitgedrukt wordt, dan moet ook de verdelende rechtvaardigheid zich op meer indicatoren oriënteren dan de inkomensverdeling en vermogensverdeling, zelfs als die verfijnd is tot de tertiaire verdeling. Democratische verdelingspolitiek moet gericht zijn op het tot stand brengen van zelfrespect. Daarom moet er een minimumniveau zijn, dat de aandacht van de inkomensontvanger niet voortdurend gevangen houdt in het nadenken over de manier waarop hij de komende periode fatsoenlijk overleeft. Dat zou in principe tot een gedifferentieerd minimum moeten leiden, maar generositeit is hier doelmatiger dan bureaucratische precisie. Dat is een pleidooi om het nettominimumloon en de nettobijstand te verhogen en gemeentelijk inkomensbeleid van kwijtschelding tot bijzondere bijstand af te schaffen.

Boven dat algemeen minimum van zelfrespect is er meer te verdelen dan inkomen alleen. Maar bij dat genereuze minimum horen dan wel toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg en een gelijkwaardige bescherming van de persoonlijke veiligheid. Verdergaande verdelende rechtvaardigheid let vooral op de mogelijkheid van mensen om in hun eigen omgeving en op gebieden die zijzelf kiezen, aanzien te verwerven. Dat kan hun eigen gezin zijn, de fanfare of de voetbalclub. De ideale verdeling wordt bereikt als iedereen aan het eind van zijn leven met dezelfde voldoening terugkijkt, de een op de geslaagde opvoeding van zijn kinderen en de ander op de vergaarde miljoenen. Maar volkomen terecht houdt de politiek zich verre van zo'n ideaal van geluksnivellering. Vandaar de bekommernis van de sociaal-democratie met de wel politiek beïnvloedbare

[pagina 143]
[p. 143]

factoren, die, als ze al niet het geluk vergroten, in ieder geval de cumulatie van ongeluk (handicap, laag inkomen, onbetaalbare gezondheidszorg, woning in arme wijk en gebrekkig onderwijs) voorkomen.

Het niet willen dwingen tot geluk heeft te maken met de definitie van ‘democratie’. ‘Democratie’ is allereerst een politiek begrip, en politiek is slechts een facet van het menselijke bestaan. Volledige politisering van de samenleving (althans de ambitie daartoe) heeft tot nog toe alleen totalitaire regimes opgeleverd, waarin gelukkig resten van een civiele samenleving konden overwinteren. Onder invloed van de wereldmarkt beleven we nu een economisering van onze samenleving. Ook nu gaat het erom de nissen van non-economie te beschermen en daarmee de politieke democratie tegen de omvorming tot een markt. Zoals de politiek dient ook de economie haar grenzen te kennen. Een van die grenzen is het democratisch uitgangspunt van gelijkheid van de burgers. De samenleving wordt schizofreen wanneer politiek gelijkwaardigen economisch uiteenvallen in machtigen en onmachtigen. Daarom behelst de omschrijving van een democratie meer dan alleen maar procedures voor regeringsvorming. Ze behelst ook een omschrijving van wat de politiek vermag.

Politiek is alleen maar politiek wanneer ze niet-politieke domeinen kan beïnvloeden: het recht, de economie, de maatschappij en de cultuur. Maar deze niet-politieke domeinen vragen tegelijkertijd respect voor hun eigenheid. Een volledig gepolitiseerd recht wordt als willekeur ervaren, zelfs als de willekeur democratisch is, een gepolitiseerde economie roept grijze en zwarte markten op, een gepolitiseerde maatschappij schept een schaduwsamenleving en een gepolitiseerde cultuur is de vruchtbaarste bodem voor allerlei subculturen. De totalitaire experimenten hebben onze waarneming van de grenzen van politiek gescherpt.

Het andere uiterste is het volstrekte onvermogen van de politiek. In theorie is een samenleving denkbaar die democratisch is en toch niet beschikt over klassiek democratische instituties,

[pagina 144]
[p. 144]

zoals verkiezingen, parlement en overheidsgezag. Het is een samenleving van individuen, die allen een even grote onderhandelingsmacht hebben en die hun onderlinge betrekkingen per contract regelen. Dat is een utopie, zolang de mensheid niet uit een verzameling klonen bestaat. Zolang bestaan er vele vormen van machtsongelijkheid. De zwakken hebben een schild nodig, een overheid met zwaardmacht.

De nationale overheid kan deze rol hoe langer hoe minder vervullen. Haar autonomie krimpt door de dwang tot aanpassing aan de wereldmarkt. Renationalisering werpt ons terug in de positie van het vroegere Albanië.

Als we willen dat politiek ertoe doet, als we willen verhinderen dat het recht, de menselijke arbeid of de cultuur alleen maar gezien worden als nieuwe markten voor de commercie, dan moeten we een politieke tegenmacht opbouwen. Die tegenmacht is de Europese Unie. Tenminste als ze zichzelf een bredere missie oplegt dan een regionale afdeling van de mondiale vrijhandel te zijn. De Europese Unie kan politiek bedrijven die ertoe doet. De Europese Unie kan een houdbaar schild zijn voor de zwakken.

De belangrijkste missie van ons continent zou moeten bestaan in de poging om de mensheid te verlossen van de dwangmatige dynamiek en permanente prestatiedruk waaraan het kapitalisme ons heeft overgeleverd. Een mensenleven is te kostbaar om alleen maar als productiefactor of consumptiecapaciteit gewaardeerd te worden. De scheiding tussen betaalde en onbetaalde arbeid, tussen produceren en consumeren, tussen groei en behoud vloeit voort uit bij nader inzien tamelijk willekeurige afbakeningen. Die hebben meer te maken met historisch toeval dan met analytische noodzaak. De maatschappelijke waardering van plezier in het werk kan hoger zijn dan van de aanschaf van een bontmantel. Wat is hier dan nog behoeftebevrediging en wat is inspanning? De waardering voor zorg binnenshuis kan groter zijn dan voor arbeid buitenshuis. Wat is dan nog productie in de zin van bijdrage aan de welvaart in de breedste zin? De maatschappelijke waar-

[pagina 145]
[p. 145]

dering voor sociale gelijkheid kan groter zijn dan het ontzag voor individuele rijkdom. Wat is dan nog de zin van prijsprikkels op de zogeheten arbeidsmarkt?

Kortom, het oude continent zou de wereld nog een keer moeten verrassen na de wereldwijde verspreiding van het kapitalisme en van het vooruitgangsgeloof. En laten anderen maar spotten over eurosclerose of het grootste openluchtmuseum, zolang het er maar goed toeven is. Het zou mooi zijn als de verkiezingen van 1998 daarover zouden gaan.

Maar we weten nu al dat de verkiezingen van 1998 nauwelijks daarover zullen gaan. Want de electorale strategen zullen zich meester maken van de campagne. Clinton en Blair tonen de overbodigheid van ideologische ballast aan (Jospin is een stoorzender). Het potentieel bereik van Kok is zeer groot, want hij staat bijna in het midden van het links-rechts-spectrum: rechts van zijn partij en nog net links van het midden. Kok is de belangrijkste troef die de PvdA denkt te hebben. Kok kan niet anders dan paars verdedigen. In die verdediging passen geen socialistische stokpaardjes en ook geen ideologische hoogstandjes. Tenzij hem die op een presenteerblaadje door de politieke tegenstander geleverd worden.

Hier biedt Bolkestein een aantal openingen. Ik noem er drie. Allereerst hernieuwt Bolkestein zijn pleidooi voor verlaging van het minimumloon. Dit pleidooi voor een klasse van working poor, voor werken tegen een beloning onder de bijstandsuitkering - zeg maar schoenpoetsen voor de jonge geslaagde speculanten - geeft de PvdA een ongezochte kans op ideologische profilering.

Een tweede duidelijk onderscheidingspunt is de toerekening van het succes van het ‘poldermodel’. Het kost Bolkestein nog steeds moeite de waarde van overleg en consensus te erkennen. De PvdA daarentegen zal juist benadrukken dat het model bestaat bij de gratie van een afruil tussen vakbeweging en werkgevers, waarbij de algemeen verbindend verklaring van cao's, die de vvd vermaledijt, een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld.

[pagina 146]
[p. 146]

De derde flank, die open is voor een frontale tegenkoers door de PvdA, is de Europese kwestie. Voor Bolkestein is de Europese Unie een markt. Onderlinge beleidsconcurrentie past in zijn liberale wereldbeeld, zelfs als het een rat race to the bottom is. De PvdA wil een Europees sociaal en werkgelegenheidsbeleid.

In weerwil van het vaste voornemen om paars te prolongeren zal de confrontatie van Kok met het cda diffuser zijn. De eerste reden daarvoor is dat Kok geen behoefte heeft aan confrontatie met het cda. Zijn kans ligt juist in een toegespitste polarisatie tussen Bolkestein en hemzelf. De tweede reden is dat het cda zelf nog zo diffuus is. De gemeenschapsideologen van het cda, zoals Hirsch Ballin, kunnen ongetwijfeld rekenen op weerklank bij een belangrijk deel van de PvdA. Maar zijn ze representatief voor hun partij? Of kiest het cda niet toch voor de Telegraaf-lezer, die zich in zijn doorzonwoning ergert over de urbane vrijzinnigheid? Niks solidariteit, maar burgerrust.

Het cda kan nog alle kanten op. Als regeringspartij is dat comfortabel. Maar een oppositiepartij moet positie durven te kiezen. Het duurt waarschijnlijk tot paars-2, voordat het cda zijn plaats bepaald heeft. Als het zover is, mogen we blij zijn. Want het dwingt ook de paarse partijen tot meer duidelijkheid. Paars-1 is een nationaal kabinet. Het is aan de oppositie om paars-2 tot een omstreden kabinet te maken.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken