Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de kou (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de kou
Afbeelding van In de kouToon afbeelding van titelpagina van In de kou

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (31.09 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/interview(s)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de kou

(1969)–Godfried Bomans, Michel van der Plas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

14 Pasen

B. Ken je dat? Altijd weer in de paastijd heb ik zo'n vreemd gevoel. Nu ook weer. Dat was me ook wat bij ons thuis. Eerst had je die veertig dagen vasten, een enorm inhouden met de verwachting dat dadelijk die geweldige uitbarsting kwam. Niets mocht en niets kon en dan opeens, dan mocht alles. En zojuist schoot me een beeld te binnen: het mensenleven was vroeger een rivier met sluizen. Telkens werd het water omhooggestuwd en dan kwam er een waterval, een katarakt, Kerstmis of Pasen of de dag na Allerzielen, dan stortte je zalig naar beneden. Zo had je elke week die vrijdag, waar je je erg in moest houden, maar daarna bloeide de zaterdag als een klaproos open. Soms voer je tegen de stroom op en kwam de waterval vóór de gebondenheid, zoals met carnaval, maar altijd was er in je existentie een verschil in A.P. En dat is helemaal verdwenen. Ik merk het bij mijn dochtertje, de ene dag is gelijk aan de andere en ze drijft maar voort in een egale staat van geluk, neem ik nu even aan, maar zonder die stroomversnellingen.

P. Het is waar. Kerstmis is er nog een, maar wat jij bedoelt is onder meer dit: Pasen wás maar zo'n aflopen van een veer, omdat daar veertig dagen van opwinden aan vooraf gingen, terwijl allerlei verboden golden, die je met een zekere spanning meemaakte, een spanning van: hou ik het vol?

B. Nou, ik weet niet hoe het bij jullie thuis was, maar bij ons werd die zaak krachtig aangepakt. Ik had vier broertjes en een zusje, dat weet je, en die waren allemaal even heilig. De oudste, het enige meisje, was zo vroom, dat ik in mijn kerkboek de naam Jezus gescheiden las, dus zo: vraag het je zus en gij zult verhoord worden. Pas veel later heb ik gehoord, dat kinderen niet hoefden te vasten, maar dat wist ik toen nog niet. Bij ons vastten ook de kinderen, en het ontbijt heette niet meer ontbijt maar collatie, dat was dan één boterham met niets erop, en een kop thee zonder suiker en melk. En dan had je de lunch, die had ook een naam, maar dat weet ik niet meer, en daar kwam dikwijls een weegschaaltje bij te pas: mijn moeder woog dat af. De bedoeling was, dat men niet over een bepaald ‘kwantum’ ging, ik herinner me dat woord nog precies, het

[pagina 157]
[p. 157]

werd veel gebruikt. In twijfelgevallen werd de pastoor opgebeld en die riep dan royaal door de telefoon: maar natuurlijk mag dat, gaan jullie je gang maar, geen gedonderjaag, want dat was een ruime franciscaan. Nu hadden mijn broers en vooral mijn zusje daar nog hun particuliere hoogstandjes bij, zoals: niet fietsen, niet knikkeren, niet lezen. Niet snoepen door de week was gewoon gecodificeerd, geen sterveling nam dan een koekje, het werd hem trouwens ook niet aangeboden, maar ook 's zondags 'nee, dank u wel' zeggen, met een zachte glimlach, dát was weer een eigen nummertje, want dat hoefde niet.

P. Er werd ook niet getrouwd in de vastentijd.

B. Nee. En je leefde in een enorme soberheid, in stilte, en in een geweldige verwachting. Iets daarvan heb ik in de bezetting weer teruggevonden, die bevrijding die heel in de verte ophanden was. Je leefde in een soort bruidsgevoel: dadelijk kwam het... En dan de Goede Week, dan verduisterde de hele wereld. In het opgaan van de zon zag ik eigenlijk iets ongepasts.

P. Ja. In de kerk werden in de vastentijd de beelden met paarse doeken verhuld.

B. En was er bij jullie ook een ratel in de kerk, in plaats van een bel?

P. Zeker. En het donkerste dieptepunt van rouw was Goede Vrijdag: geen Ons Heer in de kerk. En dan kwam die paaszaterdag, dan ging 's ochtends het orgel spelen, dat was dan iets geweldigs bij het Gloria, want ook de klokken gingen luiden. Om twaalf uur mocht het feest officieel losbarsten, er mocht muziek van Händel komen op de radio, taart in huis.

B. Bij ons waren dat tompouces, we kregen er ieder een. Je stond in de tuin naar het luiden van de klokken te luisteren, alles rook fris om je heen, het was achter de rug, de engel was al onderweg om naast het lege graf te gaan zitten.

P. Vond jij ook ‘de volle maaltijd’ zo'n mooie uitdrukking? dat slechts eenmaal per dag ‘een volle maaltijd’ gebruiken. Dat klonk zo dik, en vet, en het was er dan ook een. Ik ben het met je eens: dat was veertig dagen het opwinden van een veer, op meesterlijke wijze. Dat vergeet je nooit. Dat is weg, daar hebben we nu niets meer van. Sinterklaas heeft het natuurlijk nog wel, voor kinderen - en zelfs ook voor ouderen nog wel - dat opwinden van die veer.

B. Ja, maar zonder voorafgaande ontberingen, dat is toch het

[pagina 158]
[p. 158]

mechanisme, waardoor de klok gaat slaan.

P. En het is geen godsdienstige oplading. Nu weet ik niet of het godsdienstige bij die oplading en ontlading waar we het zoëven over hadden een wezenlijke rol speelde. Het was voor een heel groot deel toch ook een vormendienst die je daar beleefde.

B. Ja, vooral als kind kun je het anders niet bevatten: het werd allemaal zichtbaar gemaakt en je voelde het ook aan 't rammelen van je maag.

P. Het enige wat nu bij ons thuis waarneembaar is is het zakje van de vastenactie dat op de schoorsteen staat en waar af en toe wat ingaat. Maar ja, ook dat is nauwelijks boete of ontzegging.

B. Bestond bij jullie thuis ook het ‘offertjes brengen’?

P. Jaja, dat leefde.

B. Iets nalaten wat je prettig vond, dat was in onze jeugd een centraal gegeven. Als je met broers bent komt daar natuurlijk ook een competitie-element bij. Ik zie me nog een glas limonade in de gootsteen omkeren en helemaal duizelig van flinkheid weer naar boven gaan. Maar je mocht er niet over praten, het moest heimelijk gebeuren, anders waren de ‘verdiensten’ weg. Want behalve het stalen van de wil was er dat banksaldo, dat beheerd werd door de goede God die alles zag. Hij zag ook de ‘intentie’, waarmee het offertje gebracht werd. Je mocht het niet om de loutere flinkheid doen, want dat was weer een vorm van ‘zelfvoldoening’. Maar als je nu trots was omdat je dat helemaal niet voelde, dan was je toch weer de klos. En zo kwam je in een eindeloze spiraal van introspectie terecht. Je kon bijv. de limonade drinken als offertje, omdat je daardoor afzag van de voldoening het weg te gooien. Het was theoretisch mogelijk om totaal verstorven een reep chocola te eten en daarom moest je oppassen om van een broertje te zeggen: hij eet zomaar een reep, daar kon je je lelijk in vergissen. Gek, als ik nu aan Eva zou vragen: wat is een offertje, dan zou ze helemaal niet weten waar ik 't over had. Ze kent 't woord niet eens.

P. Nee. Toch zie je die kinderen op bepaalde ogenblikken weer uit zichzelf op een wijze reageren die het offertjes-brengen weer helemaal terugbrengt. Als er op de televisie iets te zien is van Biafra, kan een kind - en dat doet het dan ook - heel spontaan reageren, zijn spaarpot halen en die omkeren.

[pagina 159]
[p. 159]

Maar ik weet niet of dat hetzelfde is als offertjes-brengen, maar ik dacht van wel.

B. Ik dacht van niet. Om te beginnen komt daar helemaal geen introspectie aan te pas. Het gaat om de ander, niet om jezelf. Er is geen banksaldo. Veel beter natuurlijk. En dan gebeurt 't niet naar binnen toe, maar openlijk. Hoe meer 't zien hoe beter, dan doen ze 't misschien ook. En dan 't voornaamste verschil: God speelt daarbij geen rol. Maar 't verschijnsel is wél interessant. Je ziet daaruit dat de kerk haar greep op de samenleving verloren heeft en dat die samenleving instinctief, uit een soort zelfbescherming en om het leven te intensiveren, zelf naar ontbering grijpt. Eva gaat nu vanavond naar een kamp hier in de buurt; dan slaapt ze op een stromatras in een tent die vermoedelijk lekt. Ze heeft het in alle opzichten minder prettig dan hier en daar zit ze vreselijk naar uit te kijken. In het groot zie je hetzelfde: de mensen gaan met een caravan de Pyreneeën over om aan de andere kant in de brandende zon op een houtje te bijten. 't Is een en al ellende wat je in die fotoalbums ziet, maar dat is juist 't zalige ervan.

P. Meer dan verschrikkelijk: ik heb dat enkele malen van nabij gezien, en ik heb nooit een andere indruk gekregen dan van bittere armoe, barre ellende, kortom rotzooi tot in het kwadraat, waarvan ik niet begreep dat iemand dat vrijwillig op zich nam, terwijl hij thuis toch een behoorlijk bed had staan.

B. Dat zich behelpen schept, net als de vroegere vasten, een verwachting. Wat er op volgt is ook het Pasen van het dadelijk weer thuis zijn. Dat moet je niet vergeten. Ik geloof, dat deze manier van reizen een vorm van thuiskomen is, en een hogere vorm dan wanneer het gemis er niet geweest was. Die mensen denken: dadelijk liggen we weer fijn in ons eigen bed, en dat is dan ook veel heerlijker. Maar daarvoor moet je eerst een contrast scheppen. Omdat de kerk dat contrast niet meer te bieden heeft maakt men het zelf, dat denk ik wel eens.

P. Men noemt de mens van heden trouwens weer de nomade. Je ziet het ook in de architectuur. Ik heb het ontwerp gezien voor de Olympische Spelen in München in 1972: een stadion, en nog een stadion, en nog een stadion, en nog een stadion, en laten we maar zeggen een trainingsruimte, maar alles bestaat uit tentgebouwen, uit betonnen en plastic tenten. Dat

[pagina 160]
[p. 160]

is eigenlijk erg mooi. Het benadrukt het tijdelijke van zo'n gebeuren, het tijdelijke onderdak dat geboden wordt, zij het dan aan sportlieden, maar ik zie er toch ook iets in van onze migrerende mensheid in de tijd, van ons onderweg zijn in een tijd, die voortdurend vergt dat men weer opbreekt, net als Abraham. Overigens: Abraham heet de eerste gelovige. Waarom? Juist om het durven opbreken uit het ene land en het durven vertrekken naar het onbekende. In den vreemde. Geloven is eigenlijk in den vreemde gaan.

B. Het zou wel eens kunnen zijn, dat ook de sport het gat opvult, dat door het wegvallen van de ascese is ontstaan. Want je kunt op het ogenblik in geen enkele sport meer excelleren zonder een geweldige ontbering: niet roken is al het allereerste. Dan moet je zo'n vier uur per dag oefenen, geen borrel, vroeg naar bed, die mensen ontzeggen zich ontzaglijk veel. Gebeurt dat alleen om te excelleren? Er komt natuurlijk een hoop eerzucht bij. Maar eerder denk ik aan een diep instinct, dat bij het mens-zijn hoort.

P. Ascese.

B. Ja. Wij zijn ascetische dieren. Het zich ontzeggen ofschoon het niet hoeft, geeft een immense vreugde. Want zodra het moet, en het voorschrift is om elk jaar twee weken in een tent langs de berm van de weg te zitten, zou geen hond er meer inkruipen.

P. Maar dat betekent dat het verplichte offertjes brengen je moet hebben tegengestaan.

B. Voorzover het moest, ja. Hoewel er nog altijd dat saldo was in het hiernamaals. Maar de vrijwillige ontbering, daar zat toch iets boeiends in.

P. Ja, ik was zeer gespannen. Houd ik het vol?

B. Het thema is eindeloos, want het zich behelpen kan ook passief worden ondergaan. Je kunt er ook naar kijken. Al die films over pooltochten en het beklimmen van de Himalaja, wat zie je anders dan de meest barre ontbering? En wat voor offers moeten de misdadigers zich niet getroosten om die brandkast open te krijgen? De mensen zitten daar ademloos naar te kijken, juist omdat ze niet van brood alleen leven. Zo'n hele zaal bijt z'n tanden stuk op dat kiezel. Zij krijgen stenen voor brood en dat is ook de bedoeling van het entreegeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken