Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de kou (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de kou
Afbeelding van In de kouToon afbeelding van titelpagina van In de kou

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (31.09 MB)

XML (0.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/interview(s)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de kou

(1969)–Godfried Bomans, Michel van der Plas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]

23 Gebrek aan geloof

P. Gisteravond kwam de pastoor bij me op bezoek, en die vroeg mij het volgende: Komt u nog wel eens naar de kerk 's zondags? Ik wil alvast, vooruitlopend op wat hij verder ging vragen, dit zeggen: Wat een verschil in benadering van een parochiaan door een pastoor met vroeger; dat viel mij om te beginnen al op. De man vroeg, zonder nu echt te willen onderzoeken of hij je nog tot zijn parochianen of tot de trouwe kerkgangers of tot de katholieken mocht rekenen, gewoon, op belangstellende wijze, of ik nog wel eens in een kerk, en met name zijn kerkje kwam. En hij kon zich - bij wijze van spreken - bij voorbaat levendig voorstellen dat ik zou zeggen: Nee, nooit; of: Wel eens een keer; en hij ruimde daar onmiddellijk vol begrip een fikse marge voor in. Dat trof mij al meteen, vroeger bestond dat niet.

B. Nee, nog geen vijf jaar geleden zelfs.

P. Goed, dat was het eerste. Maar om nu even door te gaan: hij vroeg dus: ‘Komt u wel eens in de kerk?’ Ik zei: ‘Ja, iedere zondag nog.’ Hij zei: ‘En wat vindt u er nou van? Wat vindt u nou gewoon van wat u daar meemaakt, in die mis?’ En hij liet op geen enkele wijze doorschemeren wat hij graag zou horen. Nou, ik zei wat ik in een van onze allereerste gesprekken tegen jou zei: dat ik me er niet geboeid wist; nauwelijks; dat ik er eigenlijk vooral nog kwam uit de behoefte om iets te horen van ‘Gods woord’, iets van de verkondiging van de blijde boodschap, dus een stukje schriftlezing, waar ik, als ik aan mezelf was overgelaten, waarschijnlijk niet zo gauw meer toe zou komen; en dat ik hoop in een preek - en onze pastoor preekt toevallig goed - nog eens een soort impetus mee te krijgen voor mijn leven. Ik zei dat ik daar eigenlijk voor kwam, maar dat ik het nog maar zelden hoorde en dat ik me er verder verveelde; en dat dit ook gold voor mijn zoon en mijn vrouw. En toen zei die man iets heel merkwaardigs, - en ook daar is dan weer een groot verschil met vroeger in, naar mijn smaak -, hij zei: ‘Dat kan ik mij levendig voorstellen, want ik ben het helemaal met u eens.’

B. O ja?

[pagina 258]
[p. 258]

P. Hij zei: ‘Een tijdje geleden ben ik, toen ik drie weken vakantie had, iedere zondag, met een gewoon pak aan, ergens in Nederland in de kerk gaan zitten, achterin, als kerkganger. En ik heb me stierlijk verveeld, ik dacht bij mezelf: wat is dát voor een gedoe, wat is dít nou voor een bijeenkomst; dit heeft’ - (en toen kwam hij eigenlijk tot de kern van zijn betoog, hij wist dat hij dat nu kwijt kon) ‘eenvoudig voor u en mij en voor de andere mensen níets te maken met wat er in het normale leven, zes dagen in de week en ook die zevende dag nog, omgaat; het staat ernaast, het heeft geen enkele relatie tot uw gewone bestaan in de wereld.’ Hij zei: ‘En daar wil ik nou vanaf. En nou kom ik u eens vragen: wat vindt u, wat zou daar nou op zondag moeten gebeuren. Dat ga ik aan meer mensen hier vragen, in mijn parochie.’ En verder: ‘Ik weet er wel één ding van, wat ik wil: dat die mis 's zondags, die bijeenkomst in de kerk, in het verlengde moet liggen van het gewone leven dat u en de andere mensen hier in dit stukje Haarlem van nu leiden, en dat wat daarbinnen gebeurt een stuk intensivering daarvan moet zijn.’

B. Het sacrale een verlenging van het gewone leven, maar dan wat heviger.

P. Maar dat het daarbij aan moet sluiten. En toen zijn we daar eens zo'n beetje over gaan filosoferen. En toen kwamen we bijv. tot de voorlopige conclusie dat in plaats van een lezing uit de profeet Amos, of uit een brief van Paulus aan de christenen van Efese er zou moeten kunnen worden voorgelezen bijv. - ik noem maar eens iets - het testament van Jan Palach, of datgene wat een ruimtevaarder cirkelend rond de maan opmerkt. Of een goed gedicht. Of de ontwikkelingshulp-paragraaf van een politieke partij. Dát soort dingen; of een manifest, of een stuk dagboek, iets wat door ieder van ons als het ware zou kunnen zijn geschreven en vertolkt.

B. Maar - met alle respect voor de houding van deze priester - moet ik toch constateren een gebrek aan geloof in díe zin, dat, wanneer die man werkelijk zou menen dat Christus daar op het altaar komt in brood en wijn, er van niet-geboeid-zijn geen sprake zou wezen. Men wil het gat van de twijfel opvullen, en men wil die zes dagen prolongeren in een verhevigde mate in die zevende dag, zó, dat het aansluit. Maar als je het werkelijk gelooft, sluit het niet aan, dan gebeurt daar iets,

[pagina 259]
[p. 259]

wat thuis nooit gebeurt, dat is een sprongvariant: je komt in een andere zijnsorde terecht. Wanneer je dat nu niet gelooft, waar ik overigens volkomen in kan komen, dan ontstaat de behoefte om in dat gebouw iets anders te doen wat boeiend is. Dit verlangen zou niet ontstaan als die man het eerst werkelijk geloofde. Vind je niet dat daar iets van waar is?

P. Daar kan iets in zitten. Wat vroeger in vast geloof gehouden werd, nl. dat tijdens de mis het brood en de wijn veranderden in het lichaam en bloed van Christus...

B. En dat je dat opat.

P. Wat zo geloofd werd, was reden genoeg om bij wijze van spreken toe te staan dat de priester met zijn rug naar je toestond en wat stond te prevelen.

B. Ja, dat kon gebeuren.

P. Dat kon allemaal, dat deed er toch niet toe, want het hoogheilige gebeurde daar in de verte. Ja, daar zit iets in.

B. Dan kon ook ‘hoc est corpus’ ‘hocus pocus’ worden, terwijl je nu met elektrische gitaren voor de dag moet komen. Ik heb het pas in Beverwijk meegemaakt, ik dacht bij mezelf: eigenlijk zou het niet nodig moeten zijn. Maar het is wél nodig, want anders komen ze niet.

P. En dat hangt dus samen met het gebrek aan geloof?

B. Dat vind ik wel, ja.

P. Natuurlijk, bij mij ook.

B. Bij die pastoor ook. Dat wil zeggen: hij gelooft anders dan zijn vader het deed. Maar ook: minder.

P. Dat zei ik ook gisteren tegen hem. Ik zei: ‘Ja pastoor, als ik nu bij u kom, ergens op een bepaald punt in die mis, en u houdt die hostie voor mij, en u legt die op mijn hand en u zegt dan “Het lichaam van Christus”, dan word ik verondersteld amen te zeggen. Maar dat kan ik niet.’

B. Ging hij zover dat hij dat ook kon begrijpen?

P. Ja.

B. O toch. Misschien dacht hij het zelf ook wel niet; veel priesters geloven het niet meer. Maar daarmee zie ik toch niet heel duidelijk de noodzaak, dat het allemaal omgegooid zou moeten worden. Ik vind dat zelfs wanneer in die gemitigeerde vorm van samen rond Christus verenigd zijn met het laatste avondmaal als middelpunt, een agapè, een maaltijd, dat dit toch heel boeiend moet zijn. Als je dat tenminste werkelijk ge-

[pagina 260]
[p. 260]

looft. Want eenmaal op die helling ben je zó beneden. Daarom begrijp ik de huidige paus. Die ziet in: als ik een dergelijke steen loslaat, dondert de hele boel naar beneden. Hij houdt alles met beide handen vast Niet uit angst voor die steen, maar om de keien die volgen.

P. Ja, dat gedeelte van de bijeenkomst is nu voor mij een maaltijd houden ter gedachtenis aan hem, meer niet.

B. Goed, dat moet toch ook heel boeiend zijn? Maar daarhij blijft het niet. Eenmaal op die helling ben je gauw beneden. Haal je gitaar maar vast tevoorschijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken