Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672) (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
Afbeelding van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)Toon afbeelding van titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.34 MB)

Scans (47.84 MB)

XML (2.52 MB)

tekstbestand






Editeur

G.W. Kernkamp



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/dagboek
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

(1897)–Hans Bontemantel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

4. Reekenmeesteren.

Tot den jaere 1654 sijn geweest twee Heeren, die den 24sten April op resolutie van den raet met noch één sijn versterkt, 't welk toequam, dat twee Heeren commissaresen op de electie der subalterne banken waren thuys-gelaeten, apparent door abuys, ofte om den Burgemeester Tulp te gelieven en twee nieuwe, als Zacherias Roede ende Dirck Tulp (den eersten getrout met de suster van Burgemeester Tulps huysvrouwGa naar voetnoot1), dochter van Pieter de Vlaming van Outshoorn, Burgemeester in der tijt, en den tweede, soon der gemelde Tulp) in de plaets te maeckenGa naar voetnoot2). Ende om sulx te redresseeren, ten opsicht dat, soo men uytmeet, wederom ingemeeten soude connen werden; dat het respect van sulcke thuysgelaten Heeren te seer werd benaedeelt, ende geen exempelen werden gevonden dan (p. 157.) met en uyt swaere reedenen, daer veelmaelen parteculiere menschelijcheyt onder speelt, soo is men te raede geworde de Tresorieren extre-ordenares en Reken-meesteren (als wel noodich sijnde) yder met één te versterken, en wierde(n) alsoo de Heeren Jan Hartochvelt en Philips WeeveringGa naar voetnoot3) in haer behoorlijken eer ende aensien herstelt.

[pagina 125]
[p. 125]

Ontfangen de verpondinge der huysen, thuynen, landen, molens en raemen buyten de fortificatie in de jurisdictie geleegen, tot ontlastinge der tresory extre-ordenares. Volgens resolutie van den raet, in date 26 Julij 1640, is Reeckenmeesteren toegelyt, in vergeldinge, een tractement als Tresoriers extre-ordenares jaerlijx trecken; doen reecke-ning van die verponding aen deselfde Tresorier(s).

Op 't versoek van Schepenen is den 11den Februarij 1650 bij Burgemeesteren en Out-Burgemeesteren geresolveert de consignatie, die bij de ondersittende Schepenen pleeg waergenoomen te worden, te brengen op de reeckencamer, met intentie de penninge, die gesien sijn daer lang te blijven leggen, van tijt tot tijt te brengen op tresory-ordenares, welke (de) gelden weder uyttellen op ordre en beschydt van Schepenen, op afschrijvinge van secretaresen, wegens bij excecutie en decreten vercofte goederen, waervan de penningen in consignatie sijn gebracht volgens ordre van de Heeren van den gerechte in date 22 Maert des selven jaers, berustende in Schepenenregister.

(p. 158.) Bij willekeure, den 25sten November 1654 gepubliceertGa naar voetnoot1), sijn meede gelast te ontfangen in de consignatie de gaesien ende gelden, geprocedeert van de vercofte plunje dergeenen, die op zee sijn gestorven, doch hebben daer wynich moeyte van.

Hoe verre de geconsigneerde gelden sijn bewaert, is uyt

[pagina 126]
[p. 126]

het volgende te sien. Jacob van Bronckhorst, ontfanger in de wisselbank, heeft op ordre van Schepenen ontfangen van Henri Momber, wegens den Vorst van Coerlant, in den jaere 1649 ƒ13507-19 bij forme van consignatie; door 't afbranden van het stadthuys den 7den Julij 1652 sijn de speciën vermist tot op 3142 gl. 19 st.Ga naar voetnoot1), en alsoo den ontfangers erffgenamen daerover wierden aengesprooken, heeft den raet, op rapport, den 4den December 1653 verstaen, dat op den 15den Mey voorleeden in casu simili van een Yrsman verstaen is, dat doenmaels de Heeren Schepenen, ende nu in haeren naem de voorschreven Bronckhorst, niet anders en connen werden geconsidereert als depositarissen buyten eenich gewin, bedenkelijk voordeel of emolument, ende dienvolgende debitores speciei, werdende de gelde(n) in de geconsigneerde specie bewaert, sulckx dat buyten eenige exceptie de reegel in rechten hier plaets heeft ‘quod res pereat suo domino’, en bijgevolch de voorschreven erffgenamen niet aenspraekelijck te sijn, en soo Momber daer geen genoegen in (p. 159.) neemt, dat Burgemeesteren in die qualityt de saeke in judicio contradictorio sullen verantwoorden. Of de consignatie door ontrouw, diefte, brant ofte ander on-

[pagina 127]
[p. 127]

gevallen schaede komende te lijde(n) in ordenares en niet gespecificeerde gelden, (alsoo te considereeren staet, dat de gelden van de YrsmanGa naar voetnoot1) waren Engelsche speciën, seperaet in een kiske gelyt, dat onder de puyn wierd gevonden, doch door smelten was eenige schade geleeden; het behouden wert hem ter handen gestelt, en 't vermiste was schade) moet comen ten laste van den consignandt ofte die daertoe gerechticht is, bestaet in speculatiën, alsoo de stadt deselfde gelden gebruykt, als hiervoore is gesytGa naar voetnoot2).

Den 15den Maert 1653 is dese camer voor de eerste mael belast met den ontfang van den 200sten penninck, dat pleech gedaen te werden bij Tresoriers extre-ordenares, en den 1000sten penninck wierde den 10den October daeraenvolgende (op de reeckencamer gebrachtGa naar voetnoot3)), op welken

[pagina 128]
[p. 128]

duysenste penninck werden den 18den derselver maent op lijfrenten door Reekenmeesters gelicht vijf mael hondert-duysent guldenGa naar voetnoot1) tot den penninck elf, door resolutie van Burgemeesteren en den raet, tot laste van 't gemene lant van Hollandt, dat ontfangen wiert in omtrent acht dagen, welke lijfrenten in den jaere 1663 sijn gebracht ten laste van('t) comptoir van den ontfanger van Hollant tot Amsterdam, Jannes Uytdenbogert.

Den Heer Schout brengt sijn reekeninge en de documenten, daertoe specteerende, op tresory-ordenares, en (p. 160.) vandaer werden die gebracht op de reekenkamer, als breder daer van de Schout wert gehandelt, gelijck meede doet den penningmeester met de documenten van stats- werkluyden en 't geen daervan afhangt.

voetnoot1)
Dr. Nicolaas Tulp was in tweede huwelijk getrouwd met Margaretha de Vlaming (van Outshoorn.)
voetnoot2)
Dirk Tulp werd commissaris van kleine zaken en Zacharias Rode kwam in de desolate-boedel kamer.
voetnoot3)
Dit waren nl. de beide ‘thuysgelaeten’ heeren. Civ. en Milit. Regeer. I. p. 147 bevestigt het door Bontemantel in den tekst meegedeelde; daar toch wordt gezegd, dat op 24 April 1654 Jan Hartochvelt derde Rekenmeester, en Philips Wevering derde Thes. extraord. werd. Ten onrechte stelt Wagenaar, Amsterdam. III. p. 389 en 395, de vermeerdering van het getal Thes. Extraord. en Rekenmeesters van twee tot drie, eerst op het jaar 1655. Bovendien noemt hij ibid. p. 392 en 397, Philips Wevering zoowel onder de Rekenmeesters als onder de Thes. Extraord. van 1655; Wevering was toen derde Thes. Extraord. en Hartochvelt derde Rekenmeester, zooals men ook vindt in de regeerings-lijst van 1655 bij Dapper, Historische beschrijving der stadt Amsterdam. (De regeeringslijsten staan achter in het boek van Dapper, en zijn niet gepagineerd.) Ook Dapper maakt op het jaar 1654 geen gewag van de vermeerdering van het aantal Thes. Extraord. en Rekenmeesters - evenmin Domselaer en Commelin, - wat hieruit te verklaren is, dat deze vermeerdering plaats had krachtens besluit van de vroedschap van 24 April 1654, dus nà den gewonen dag, waarop de Commissarissen van de lagere administratieve college's door Burgemeesteren werden benoemd. nl. 4 Februari. Ten overvloede bevestigt een aanteekening in het derde deel van de manuscripten van Mr. Gerrit Schaep Pietersz het bericht van Bontemantel.
voetnoot1)
Deze keur staat niet in Noordkerk's Handvesten.
voetnoot1)
Deze zaak wordt nader toegelicht door de volgende aanteekening: ‘21 November 1653. - Burgemeesteren hebben den raet gecommuniceert een request, aen haer E.E. overgelevert door de weduwe van Jacob van Bronckhorst, cassier in de wisselbanck, versoeckende: alsoo in den jaere 1649 Hendrick Momber, wegens de Vorst van Coerlant, voor Albert Louw, ten behoeve van Jurjaen Louwergier ende Jannes Kemp, gecondemneert was te namptisseeren ƒ13507-19, en daermeede voor de Heeren Scheepenen comende en de consignatieheeren noch niet boven waeren, hebben de presente Scheepenen belast de gelden beneden te brengen in handen van den gemelden cassier ofte ontfanger Bronckhorst, en niettegenstaende continueele debvoiren heeft gedaen daervan ontlast te werden, is de saecke soo lang gesleept, totdat het stadthuys is comen af te branden, waerdoor de gelden, door smelten als anders, sijn comen te verminderen tot op ƒ10484. Versoeckende de suppliante van de gemelde gelden ontslagen te werden en uyt de wissel(bank) in de consignatie gebracht te werden. Waerop gedelibereert sijnde, is de saecke gestelt ter examen van Polsbroeck, Cloeck en Hudde, die gelijcke versoeck, wegens een Yrsman den 20sten Maert (overgelevert), versocht sijn te examineeren en den rael te dienen van haer advys.’ (Civ. en Mil. Reg. I p. 112.)
voetnoot1)
Over deze gelden ‘van den Yrsman’ leest men nog in Resol. Raad I, 1. p. 25-26 het volgende: ‘20 Maart 1653. - Burgemeesteren verhaelde(n) hoe voer deesen Jacob Theunszoon van Straelen had geconsigneert ten behoeven van eenen Thomes Frenckx, Yrsman, aen Engels gelt de somme van ƒ .... Welke gelden, alsoo niet gangbaer waeren als tot schaede, in een cas appart bij consignatiemeesters gelyt waren, ende, het stadthuys verbrandende, de consignatiegelden op omtrent ƒ400 (na) gebercht weesende, is die cas niet nae gedocht, doch door naerstich soucken in de puyn, daer men dacht de cas gevallen te wesen, wiert gevonden van deselfde spesie ƒ ...., dewelcke door appostille van Scheepenen aen ditto Frenckx getelt waeren. Doch hadden request aen Burgemeesteren overgeleevert met versouck van de schade te betaelen, en vonden geraeden commissarissen te stellen om de saeck te examineeren, waer eenige van den raet op adviseerden het onnoodich te weesen, alsoo de consequentie te groot was, doch wierde(n) daertoe genomineert Graef, Cloeck en Hudde, ende hebben de gemelde commissarissen, doende rapport aen Burgemeesteren, verstaen de schaede tot laste van de Yersche cooplieden te moeten coomen, sooals d' Heer Hudde mijn heeft gesyt’.
voetnoot2)
Bontemantel bedoelt dit: wanneer ‘gespecificeerde gelden’ worden geconsigneerd, muntstukken dus, die alleen maar bewaard worden, om ze later, juist zooals zij in zijn gebracht, terug te geven, dan is de stad niet aansprakelijk voor eventueele schade. Wordt echter geld in bewaring gegeven, dat de stad voor een of ander doeleinde gebruikt, en gaat daarvan door oneerlijk beheer, diefstal of brand iets verloren, dan is het een betwist punt, wie de schade moet lijden: de stad, dan wel de consignant of zijn gerechtigde.
voetnoot3)
Later is over de, ontvangst van den 1000sten penning weer een ander besluit genomen, blijkens de volgende aanteekening: ‘11 Februari 1655. - Is op advys van Burgemeesteren’ (door den raad) ‘goetgevonden, en op de klachten der reeckenmeesteren, dat den ontfang der duysenste penninck haer camer te veel confusie baert, (geresolveert) van één uyt de tresory-extraordinares te nemen en één uyt de recken-camer tot den ontfang van den duysenste penninck.’ - (Civ. en Mil. Reg. I p. 212.)
voetnoot1)
Civ. en Mil. Reg. I p. 105 heeft ‘ses tonnen gouts’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken