Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672) (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
Afbeelding van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)Toon afbeelding van titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.34 MB)

Scans (47.84 MB)

XML (2.52 MB)

tekstbestand






Editeur

G.W. Kernkamp



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/dagboek
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

(1897)–Hans Bontemantel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

13. Predicanten.

De Heeren Burgemeesteren hebben, met communicatie van Out-Burgemeesteren, het recht van approbatie der kerckenleeraers, haere Achtbaerheden door den grooten kerckenraedt voorgedraegen, welken raedt bestaet uyt de predicanten, ouderlingen en diaconenGa naar voetnoot2). In den jaere 1631 sijn daerbij gevoech twee Heeren commissaressen-politicq, die adviseerende en geen concludeerende stemmen hebben; sijn gewoonelijck Burgemeesteren ofte die het aparent staen te worden, en nemen het recht en authorityt waer van 't lant en van de regeeringe; sitten de eersteGa naar voetnoot3), in een stoel, daertoe gemaekt.

[pagina 137]
[p. 137]

(p. 167.) Tot de aenstelling van de leeraers wert niet getreeden dan nae communicatie van Burgemeesteren, die haer saeken ter selver vergaederinge door de commissaressen-politicq laeten verrichten en bekent maeken, en alsoo de commissaressen-politicq veelmaelen niet compareeren, soo werden een predicant en ouderling, of wel meer, gecommitteert om met Burgemeesteren daerover te spreecken.

Den 6den October 1639 den gemelde vergaederinge staende uyt dry, die ordentelijk waren genomineert, een te kiesen om aen Burgemeesteren te presenteeren, is hare Eerwaerdichyt advertissement gedaen door den commissares-politicq, van wegen en uyt den naeme van Burgemeesteren, dat haere E.E. den eenen gebeel souden excuseeren, en den ander geoordeelt wierde bequamer op een dorp als in deese gemeente te staen, soo nochtans dat, de stemmen op hem vallende, alsdan naerder op alles souden moeten informeeren, doch dat den darden was van goede studie en gaeven, en ingevallen hij mocht vercooren werden, dat haer E.E. lichtelijk geen swarichyt souden maeken de verkiesinge te approbeeren. Ende alhoewel besendinge daerover wierde gedaen aan Burgemeesteren, alsof't selve advertissement een nieuwichyt was, en de rapporten niet waren gedaen noch in de notulen gestelt als de woorden en meeninge van haere Achtbaerheeden waeren geweest, en daer extracten van begeerden, die bequamen, met de reedenen in haerder missiveGa naar voetnoot1) vermelt, daerover aen Burgemeesteren geschreven, sijn Burgemeesteren bij dat recht gebleven.

Moeten sijn van soodanige qualityten en ouderdom, als

[pagina 138]
[p. 138]

de decreeten van de Staeten van Hollant van den 20sten November 1667 ende 23sten Maert en 5den December 1668, en (voor) die van de Walsche kercke (het decreet van) den 20sten Julij 1669 meedebrengen; de eerstenGa naar voetnoot1) moeten in de stemmende steeden van den souverayn, Den Haech daeronder begreepen, sijn dartich jaeren gepasseert, en in de andere steeden seven-en-twintich jaerenGa naar voetnoot2), en de laesten moeten gaen in haer acht-en-twintichste en ses-entwintichste jaeren; ende mogen, alsoo wettelijck beroepen en geapprobeert sijnde, door de Sinodese, classen noch kerckenraeden gecensureert, gedecreteert noch gesuspendeert werden, dan met kennisse en toestemmen van Burgemeesteren, als uyt den missive van haere Achtbaerheeden, geschreven aen den Sinodus tot Haerlem over de saeke van Hanecopius, is te leesenGa naar voetnoot3).

[pagina 139]
[p. 139]

Den dagelijxse eerwaerdigen kerckenraedt, die gewoo- (p. 168.) nelijck op Donderdach is, meenende gevoecht

[pagina 140]
[p. 140]

te sijn dat de siekentroosters met haer communicatie moeten gemaekt werden, is bij Burgemeesteren anders verstaen. Anno 1655, ten opsicht der sterfte, sijn Burgemeesteren den 4den en 11den September bij den raedt geauthoriseert (nae de resolutie van s' woensdach naer de middach beededach te houde, die den 7den derselver maend was gepubliceert), eenige pestbarbiers aen te stellen en sieketroosters te maeken; 't welck gedaen sijnde en dry sieketroosters tot noothulpers gestelt, is den commissares-politicq gelast de namen en woonplaetsen aen den kerckenraedt volgens een opgestelde billjet bekent te maeken, om van de stoel de gemeente daervan te verwittigen en haer woonplaetsen aen te wijsen. 't Welk Ds. Wittewrongel in handen becomende, voechde daer bij: ‘nae communicatie van den eerwaerdigen kerckenraedt.’ De secretares Nicolay, die het billjet had ingestelt, 't welck door Burgemeesteren geresumeert was, kennisse crijgende van de bijvoeginge, communiceerde dat aen haer Achtbaerheden, die daer seer over misnoecht waeren; deeden de billjetten intrecken en andere drucken, met last aen den commissares-politicq Cornelis van Dronkelaer, op sulk en diergelijken saeken nauwer te letten; welcke notificatie den 24sten September desselven jaers is geaffigeert, en waren als noothelpers daerin gestelt: Hendrick Coops, Gerret Hendriksz. en Casparus Rentelaer.

Burgemeesteren hebben de authorityt de predickers te houden in de borne van respect en gehoorsaemhyt, soo ten opsichte van den Staet, volgens menigfuldige resolutiën van Hollant, als bij de resolutiën 18 Junij en 16 December 1654, 7 November en 5 December 1655, als de ruste der

[pagina 141]
[p. 141]

ingesetenen, ende bij naelatichyt daerover te disponeeren, of bij eygener (resolutie), of bij resolutiën van den raedt, nae de saeke van gewichte is veryschende, tot cassatie, uytsettinge en verdere straffen, als hiervoore en nae is te sien. Dominé Abram Ruhof, staende tot Ilpendam in (p. 169.) Waeterlant, droeg sich daer soo politicq, dat door toedoen van Burgemeester Frans Benning Cock, Heer van Purmerlant en Ilpendam, in April 1651 in deese stadt wierd beroepen en 7 Mey bevesticht; deed doen het masquer af en badt te voorbaerich, buyten de intentie der regeeringe, voor sijn Hoochyt den Heer Prince van Orange, waerover door den selven Heer en Cornelis Witsen sterck wierd bejegend, soodat het mooderater aenstelde. Dominé Schaek gebruykende, nae het formelier Ao 1663 gearresteertGa naar voetnoot1), de woorden: ‘en voornaementlijck voor sijn Hoochyt etc. etc’, ende dat sich wat te heevich stelde in de predicatiën tegen de saeke van Jan de LabadieGa naar voetnoot2), heeft eenich ongenoegen van de regeeringe daerover moeten hooren. Soo het hooger gaet, werd daerin gedaen als in den jare 1630 met Adrianus Smoutius, met de communicatie van den vroetschap, [als omstandelijk is te leesen in de verklaringe ende protest van de gedeputeerdens ter dachvaert, uyt den name en van wegen haere Heeren principaelen gedaen in den jaere 1630, ter vergaederinge van de Heeren Staeten van Hollant ende West Frieslant, tegen de oppositie van 't selfde rechtGa naar voetnoot3); het soude met den Francen geëxcommuniceerde gemelde predicant de Labadie niet beeter afgeloopen hebben, soo van selfs niet was vertrocken,

[pagina 142]
[p. 142]

want de secretares Schaep heeft, door ordre van Burgemeesteren, hem overgelevert een denunciatie ofte bekentmaekinge den 17den April 1670, als ter secretary in het Groot Memoriael is te leesen, 't welk bij hem wierd opgenomen als een uytsetting] en in andere steeden (werd daerin gedaen) als volgens de kerckelijke historiën is te leesen.

Tot goede correspondentie werden (de predicanten) jaerlijx door Burgemeesteren ter maeltijt genodicht, daer Schepenen en Tresoriers bij werden versocht, ook somtijts den Schout. Warden nae gelegenthyt des tijts van haere Achtbaerheeden meede in tijden van vreuchdevieren beschonken met wijn en teertonnen; het eerste is meede gedaen op de inwijdinge van 't nieuwe stadthuys. Het extre-ordenares, dat door Burgemeesteren, nae communicatie van Out-Burgemeesteren, jaerlijx wert toegesonden van stadts- (p. 170.) wegen, en hetgeen haere weduwe(n) ontfangen, is hiervoorGa naar voetnoot1) van geschreven, en haer poortrecht sal hiernae van gehandelt werden, daer van 't poorterschap werd geschreeven.

In Mey 1668 is bij Burgemeesteren en Out-Burgemeesteren geresolveert, dat de gedeputeerdes van den kerckenraet bij Burgemeesteren comende, stoelen sullen werden gesetGa naar voetnoot2).

voetnoot2)
Dat van dat recht gebruik werd gemaakt, blijkt o. a. uit Resol. Raad II, 1. p. 466 (7 Januari 1661): ‘Omtrent deese tijt heeft dominé Ruyleus, die met dos. Wittewrongel één lijn treckt, weeten sooveel teweech te brengen, dat de kerckenraet beroepen heeft Dom. Broverus, staende tot Enckhuysen, een man, die eenige jaeren geleeden hem tegen de magistraeten aldaer, ten tijden dat prins Willem van Frieslant (hem) te veel meester socht te maecken, onfatsoenelijck had gedraegen. Doch Burgemeesteren hebben hem gerefuseert, en is daernaer beroepen en oock geapprobeert Ds la Mair, staende tot Rotterdam’.
voetnoot3)
D. w z.: zij hebben in den kerkeraad het recht van préséance.
voetnoot1)
Welke missive hier bedoeld wordt, is mij niet duidelijk. De zin van deze vrij duistere plaats schijnt overigens de volgende te zijn: hoewel over deze zaak een commissie uit den kerkeraad bij Burgemeesteren kwam, die beweerde dat het gedane ‘advertissement’ een ‘nieuwichyt’ was, welke commissie onjuist had gerapporteerd over haar onderhoud met Burgemeesteren, zoodat ook in de notulen van den kerkeraad een verkeerd relaas was gekomen, waarvan Burgemeesteren een extract vroegen, dat hun gegeven werd enz. - toch zijn Burgemeesteren op hun recht blijven staan.
voetnoot1)
Nl. de Gereformeerde predikanten; met ‘de laeste’ - vier regels verder - worden de Waalsche predikanten bedoeld.
voetnoot2)
Dit is de inhoud van de betreffende Resol. Holl. van 5 December 1668. Bij Resol. Holl. van 20 November 1667 en 23 Maart 1668 was bepaald - en dit gold voor alle steden - dat een beroepen predikant ‘den ouderdom van vijf-en-twintig jaeren ten vollen (moest) hebben geadimpleert.’
voetnoot3)
Van de hier bedoelde missive van Burgemeesteren van Amsterdam aan de Synode te Haarlem, die den - door Vondel vereeuwigden - predikant Hanekop wilde afzetten, deel ik het volgende uittreksel mede uit Bontemantels Civ. en Judic. Aant. I p. 14 sqq. Naar aanleiding van het voornemen van de Synode om den genoemden predikant af te zetten, schrijven Burgemeesteren: ‘'t selfde haer werck (nl. van de Synode) niet te weesen, en die saecke het werck der magistraeten respective te weesen; dat den haet alleenich was gecoemen, omdat hij, Hanecopius, met de andre predicanten niet wilde één lijn trecken, maer de begaene moetwil in 't plunderen van 't huys bij Monckelbaens-thooren bestraffen, begaen 1626 op Paesmaendach; dat (Burgemeesteren) de procedeuren der predicanten niet conden toestaen, alsoo haer aengemaent was van Burgemeesteren Sondachs nae de plunderinge de gemeente te bestraffen en tot gehoorsaembyt te vermaenen, en op stoel niet een woort daervan hadden aengeroert; dat in de plonderinge gevangen weesende een der voornaemste belhamers, en aparentelijck met de doot soude gestraft worden, de Gedeputeerden van de kerckenraet in 't collegie van de Heeren Burgemeesteren haere Achtbaerheeden hebben aengemaent ende genotificeert, indien men den gevangen ter doot wilde verwijsen, dat men in de kerck voor hem niet soude begeeren te bidden, veelmin hem tot sterven vermaenen, als hebbende geijvert in een goede saecke, ja dat selfs de Heeren magistraeten daerover in haere predicatie sijn geïnsulteert, ende onbetaemelijck getraduceert geworden. Alle welcke onbetaemelijcke procedeuren door den gemelde Hanecopius niet geapprobeert, maer gedisprobeert wordende, is men hem op ('t) lijf gevallen met calomnie van differentie in de leer, daer nochtans geen blijck van is, en ter contrary gelooft wort’. (Tot nog toe heeft Bontemantel een extract van den brief meegedeeld; ‘nu vollicht’, zooals hij zelf zegt, ‘van woort tot woort’): ‘het is den Eerwaerdigen Sinodus wel bekent, dat het den magistraeten toecomt dienaengaende van alles wel geïnformeert te worden, ende dat het den Sinodus niet toe en staet eenige decisie, censure ofte decreet te maecken, waerbij het ampt van eenich kerckendienaer in haere stadt, 't sij expresselijk ofte bij noodige consequentie, onbruyckbaar, veel min afgenoomen soude connen werden, sonder daervan alvooren meede de Heeren magistraeten te hebben gecommuniceert, denselven goet onderricht, ende (van) haere Achtbaerheeden consent verkregen (te hebben); alsoo magistraeten recht hebbende (nae reden ende gebruyck) in't beroup der kerckendienaeren, 't selfde recht bij suspentie ofte afsettinge, buyten haere kennisse, ende sonder alvooren te hebben goet onderrecht van alles, hare Achtbaerheeden niet en kan onthouden, vermindert ofte ontnoomen worden. Ende dewyle dit noodich bericht voor deesen noyt, ende nu eerst maer ten deele, op haer versouck, in de saecke Di. Hanecopii is gedaen, ende dat sij verstaen ende bedencken hebben, dat de tegenwoordigen Eerwaerdige Sinodus in dit stuck bij resumptie verder mochte procedeeren tot approbatie ofte eenige finale dispositie, soo willen mijne Heeren Burgemeesteren denselven versocht ende aengemaent hebben, dat haere Eerwaerdige daermeede willen ophouden ende supercedeeren, ten eynde ende totdat aen hare Achtbaerheeden de informatie ende kennisse sal sijn toegebracht, die haer competeert; ende indien d' Eerwaerdige Sinodus goed docht Dm. Hanecopium te ontbieden, sijn saecken in presentie van eenige gedeputeerde magistraeten naeder te resumeeren ende deselve op nieuws rijpelijck examineeren, soo sijn haere Achtbaerheeden tevrede, de saecke wel verstaen hebbende, daerinne soo te handelen als de equityt desselfs ende de gerusthyt van de politie en kercke sal vereyschen. Andersins gelijck sij de voorige procedeuren, tegen Dm. Hanecopium aengevangen, aengaende sijne suspentie ofte deportement, niet konnen approbeeren nochte goetvinden konnen, als buyten ordre ende kennisse, ja boven verbot voorgenoemen weesende, soo verclaren haere Achtbaerheeden oock, indien de Eerwaerdige Sinodus daermeede voort wilde gaen, dat sij genes, wat dienaengaende verder geschiet (soo veele haere Achtbaerheeden raeckt) en sullen gedoogen effect te laeten nemen, Ende opdat in toecoemende in de saecken, daervan de magistraeten de kennisse competeert, niet anders als met haere wetenschap en overstaen en warde gehandelt, dat haere Achtbaerheeden voortaen van myninge ende voorneemen sijn alle weeckelijcke kerckelijcke vergaederingen, die in hare stadt geschieden, te doen assisteeren bij eenige uyt den haeren, soo als 't selve recht hare Achtbaerheeden competeert, ende achtervolgens het exempel ende 't recht bij andre steeden ende magistraeten, onse naebueren, geëxcerceert, ende noch laest verstaen is in de Sinode nationale ao 1619 tot Dordrecht gehouden’.
voetnoot1)
Bontemantel bedoelt, dat Ds. Schaek op de woorden, waarmede het voorgeschreven formulier eindigde: ‘Vorders bidden wij U voor alle koningen, princen ende potentaten etc.,’ liet volgen: ‘en voornaementlijck voor sijn Hoochyt etc.’
voetnoot2)
Op verschillende plaatsen (Aant. v. verschill. zaken II No. 10, Resol. Raad III, 1. p. 348-350 en 378-381, Staten v. Holland 1670 p. 133 en 134, Civ. en Milit. Reg. III. Clatversamelinge p. 115 B) deelt Bontemantel iets mede over deze befaamde persoon. Dr. P. Scheltema heeft van al die aanteekeningen gebruik gemaakt bij het schrijven van zijn artikel, getiteld: ‘Jean de Labadie te Amsterdam in de jaren 1669 en 1670’, in Aemstel's Oudheid V p. 209-226.
voetnoot3)
Zie: Wagenaar, Amsterdam. I p. 516-517.
voetnoot1)
Nl. op p. 165 van het HS.
voetnoot2)
Insgelijks was 18 Mei 1668 door Burgemeesteren en Oud-Burgemeesteren besloten, dat stoelen gezet zouden worden voor Raden en Oud-Schepenen, als deze in Burgemeesterenkamer kwamen. (Resolutieboek van Burgem. en Oud-Burgem. II fol. 168.) In 't laatst van Mei 1668 werd dergelijk besluit genomen ten opzichte van Commissarissen der subalterne banken. (Aant. v. verschillende zaken I.)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken