Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672) (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)
Afbeelding van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)Toon afbeelding van titelpagina van De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.34 MB)

Scans (47.84 MB)

XML (2.52 MB)

tekstbestand






Editeur

G.W. Kernkamp



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/dagboek
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De regeeringe van Amsterdam, soo in 't civiel als crimineel en militaire (1653-1672)

(1897)–Hans Bontemantel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

21. Out-Burgemeesteren.

(p. 176.) Die eens en meermaelen Burgemeesteren sijn geweest, werden genaemt Out-BurgemeesterenGa naar voetnoot1). Sijn achter-

[pagina 163]
[p. 163]

raeden van de Heeren, die in functie sijn, werdende daertoe gebruyckt in saecken van gewichte, naer ouder gewoonte, ende daer die op stoel sitten niet gaeren souden sien, dat in de volgende jaeren veranderingen werden gemaeckt sonder haer medekennisse. Derselver resolutiën werden getituleert: Resolutiën van Burgemeesteren en Out-BurgemeesterenGa naar voetnoot1). Hebben gesaementlijcke overeencomsten,

[pagina 164]
[p. 164]

waerin den andren verobligeert sijn te kennen. Derselver resolutiën hebben geen kracht van wetten, noch excecutiën, tensij op authorityt van de Heeren van den Gerechte, ende, nae de natuere van saecken, op resolutiën

[pagina 165]
[p. 165]

van de vroetschap. De gesyde overeencomsten sijn meede van tamelijcke kracht, en dueren soolang als die de meeste in authorityt is, sich daeraen laet geleegen sijn. In den jaere 1660 hadden haere E.E. vastgestelt, dat Burgemeesteren geen offitiën sullen vermogen te resigneeren ofte overdoen, noch survivance verleenen, tenwaere om merckelijcke oorsaecke en met eenparige stemmen, ende soo yemant eenige offitiën comt af te staen, die van Burgemeesteren heeft becomen, sullen deselve niet mogen begeeven dan ses weecken nae de afstantGa naar voetnoot1). In den jaere 1666 den secretares Jan Corver den 28sten Januarij Raet sijnde gemaeckt, en dat offitie hebbende afgelyt, als breeder te leesen daer wert gesyt dat pensionaressen noch (p. 177.) secretaressen geen Raeden moogen weesenGa naar voetnoot2), is tusschen Burgemeesteren geschil ontstaen, wie in de plaets souden stellen. Burgemeester Spiegel sprack voor sijn soon Hendrick Spiegel, Burgemeester Valckenier behulp sich met het voorseyde geresolveerde, doch alsoo de Heeren Courtenhoef en Hasselaer, Burgemeesteren, Spiegel toevielen, hebben met Out-Burgemeesteren daerover geen vergaederinge gehouden, en Valckenier overstempt hebbende, op het uytterste, als wanneer gereet stonden om den eersten Februarij desselven jaers op de electie van Burgemeesteren te gaen, hebben den gemelde Spiegel tot secretares gecoorenGa naar voetnoot3).

De Out-Burgemeesteren werden gebruyckt in de aensienelijxste bedieningen van de stadt, als ter vergaederinge van de Staeten Generael, Raet van Staeten, Gecommitteerde Raeden, ReeckencamersGa naar voetnoot4), Raeden ter Admiralityt

[pagina 166]
[p. 166]

in 't college hier ter steede, waertoe door de vroetschap werden gecommitteert; Burgemeesteren plaetsen deselve op tresory-ordenares, weescamer en wisselbanck.

Volgens de previlegiën verd den Out-Burgemeester, die twee jaeren aen den andere gedient heeft, verschoont van alle officiën deser stadt, doch dit werd soo precies niet geobserveert als wel in de afgaende presidenten van SchepenenGa naar voetnoot1). Den geweesene tweejaerige Burgemeester werd neffens de twee Schepenen, die de voorsittende geweest sijn, seedert veel jaren gebruyckt tot adjunctie van den Burgemeester die ter dachvaert van de Staeten van Hollant gaet, soo Raeden ofte Vroetschappen sijn.

Den Outraet ofte electeurs van Burgemeesteren hebben voor alle. tijden niet als een wet ofte octroy, maer voor een observantie gehadt, van het getal van Burgemeesteren (p. 178.) en Out-Burgemeesteren niet hooger te laeten gaen dan tot twaelfGa naar voetnoot2). Den 27sten April 1669 Burgemeester Gerret Hasselaer in den raet tot Schout gecooren sijnde, wierde in omvraech gebracht, of niet behoorde van de qualityt van Out-Burgemeester af te staen; doch,

[pagina 167]
[p. 167]

als hiervoore te leesen, daer van den Schout werd gesproockenGa naar voetnoot1), is verstaen dat te laeten als van outs, maer een ander Schout werdende gemaeckt, die regeerende of Out-Burgemeester is, gedurende de dienst die qualityt niet sal mogen excerceeren.

De rang der Out-Burgemeesteren, dat pleegen te sustineeren en starck te drijven van boven Schepenen te gaen, soo in de stadt en jurisdictie van dien, sal naeder van gehandelt werden, daer de questie van dien met Schepenen is neergelyt, daer Schepenen de hoogerhant is verstaen toe te coomenGa naar voetnoot2), doch ter dachvaert hebben weeten Schepenen te verdringen, als breeder, daer van de Raeden, gaende ter dachvaert van Hollant, sal gesyt werdenGa naar voetnoot3). Volgens gewoonte gaen boven de Out-Schepenen en vroetschappen.

Dit collegie, eenparich sijnde, heeft groote authorityt in de regeeringe, waeruyt in oude tijden een spreeckwoort was ontstaen:

Twaelf alle,
Twaelf malle,
Twaelf nimentalle,

te kennen gevende, dat alles nae haere E.E. advysen in den raet bestieren, en meest weeten daer de saecken nae te beleggenGa naar voetnoot4).

(p. 179.) Niettegenstaende dit collegie bestaet uyt vier Burgemeesteren en acht Out-Burgemeesteren, tenwaere eenige sijn gestorven, dat wel is voorgevallen, en maer neegen, tien of elf sijn geweest, en van niet boven de

[pagina 168]
[p. 168]

twaelf te gaen een oude gerecipieerde gewoonte is, soo heeft den Heer Gilles Valckenier, Burgemeester en Raet, speculatiën gehadt om te laeten bij een resolutie uyt-sterven tot op negen en geen thiende te maeken, voor sooveel in haer is, dan bij eenparichyt, ende daertoe te verobligeeren door een acte, bij alle respectivelijck te ondertyckenen en dan daer niet van te mogen afstaen ofte renuncieeren; dat de buyten-commissiën van dry jaeren, soo Out-Burgemeesteren daer niet toe geneegen sijn, door bestier in den raet daertoe werden belyt, dat andere raetspersoonen daertoe werden gecommitteert. Den 17den Januarij 1667 op de maeltijt der tresoriers-extreordenaresGa naar voetnoot1) over de camer wandelende, had den Heer Valckenier diergelijcke discoursen met Bontemantel, die daerop syde, dat de electeurs van Burgemeesteren soo wel boven de twaelf als daeronder connen blijven.

Den Heer Valckenier heeft met deese speculatiën niet stil connen staen, ten opsicht sijner conditie, en heeft op 't pampier gebracht vijftien artyckelen, noemende 't selve een concept van eenichyt, rust en confidentie, ten beste van de stadt, regeeringe en gemeente, behelsende, boven het voorseyde, dat nae de onderteeckeninge van alle, sonder welcke het geen volcomenthyt soude hebben, de saecke daer heene (soude werden) gedirigeert, om in ordre en vervolgende alle jaeren Burgemeesteren te maeken, beginnende van de ouste in eede; ende heeft het soo veer (p. 180.) weten uyt te wercken, dat in den jaere 1676 de voorseyde verbindtenisse is onderteeckent door Outshoorn, hem Valckenier, Munter en Maerseveen, Burgemeesteren, en Pancras, Hudde en Trip, Out-Burgemeesteren, van Beuningen sijnde in Engelant. Saterdach voor Pinxsteren, sijnde den 25sten Mey, de Out-Burgemeesteren vergaedert sijnde, is de voorseyde saeke door Outshoorn als presideerende voorgedraegen, werdende door Valckenier met een lange aenspraeck gesecundeert, en eyndelijk de acte, alsoo onderteeckent, vertoont, daerbij voegende, dat niet waeren twijffelende aen van Beuningen,

[pagina 169]
[p. 169]

en dat de Heeren Vlooswijck, Hooft en Geelvinck ten gemeenen eenichyt meede sullen resolveeren te tyckenen; dewelcke haer becommert vindende, en de laeste syde het hem rauwelijck voor te comen, soo is geresolveert de copyen ter hande te stellen, met versoeck haer E.E. tegenbericht te willen formeeren in geschrifte, dewelcke eenige daegen daernae sijn behandicht, met naeder versoeck van den 16den Juni 't selfde beliefde te doen. De Heeren Vlooswijck en Hooft hebben een wel geraisonneerde deductie van redenen tegen het concept van eenichyt opgestelt en haere Ed. Groot Achtbaerheeden toegebracht en daerbij gepersisteert, waerbij de saecke is gebleevenGa naar voetnoot1).

voetnoot1)
Oud-Burgemeester is in engeren zin de titel van den Burgemeester, die door de nieuwe Burgemeesteren uit de aftredende wordt gekozen, om met hen aan te blijven. Zie: Ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, III p. 366 en 367, V p. 296, VI p. 409 en 410. Ook in de ‘Memoriën en Adviezen’ van Corn. Pietersz. Hooft (Werken van het Historisch Genootschap, Nieuwe Serie No. 16) komt ‘oud-burgemeester’ in deze beteekenis voor, o. a. op p. 70, No. 165; insgelijks in de manuscript-aanteekeningen van Mr. Gerrit Schaep Pietersz. Bij Bontemantel komt het woord ook een enkele maal in dien zin voor, b. v. in de bijlage No. ‘Magistraatsverkiezingen’ enz., op 22 Januari 1672, waar van burgemeester van de Poll gezegd wordt, dat hij ‘staet out-burgemeester te blijven’. De gewone beteekenis van het woord is echter die van: ‘gewezen burgemeester.’ Ook oud-burgemeesteren werden gewoonlijk met den titel burgemeester aangesproken.
voetnoot1)
De vergadering van burgemeesteren en oud-burgemeesteren wordt somtijds oud-raad genoemd, bv. bij Ter Gouw, Amsterdam, VI p. 84. Bontemantel echter verstaat onder oud-raad: ‘de electeurs van burgemeesteren’ (zie bv. hierna, p. 166), dat zijn: burgemeesteren, schepenen, oud-burgemeesteren en oud-schepenen. De resolutiën van den eerstgenoemden oud-raad, dien van burgemeesteren en oud-burgemeesteren, werden aanvankelijk opgeteekend in het groot-memoriaal, later in de resolutiën van de vroedschap. Het eerste deel van de vroedschaps-resolutiën begint met 16 Januari 1536; met vindt daar niet alleen opgeteekend de besluiten, genomen in de vergadering van burgemeesteren en de 36 raden, maar ook die, genomen in de vergadering van ‘Mijne Heeren van den Gerechte (schout, burgemeesteren en schepenen) mit de XXXVI Raiden’, van ‘Burgermeesteren, oude Burgermeesteren ende Scepenen’ en van ‘Burgermeesteren mitten ouden Burgermeesteren.’ De vergadering van burgemeesteren en oud-burgemeesteren wordt het eerst ‘oud-raad’ genoemd in Vroedsch. Resol. I fol. 31, op 13 November 1546.
In geen enkele stedebeschrijving of geschiedenis van Amsterdam, ook niet in die van Ter Gouw, wordt voldoende opgehelderd sinds wanneer oud-burgemeestereu ‘achterraeden’ van burgemeesteren waren, en in welke aangelegenheden hun raad aanvankelijk werd ingewonnen. Vermoedelijk is de gewoonte van lieverleede ontstaan. In 1565 hooren wij reeds klachten over de te groote autoriteit van ‘de oude burgemeesteren, die gemeenlijck XII in getaele sijn, die we lautoriteyt nemen sonder advys van de XXXVI Raiden eenige saicken vuyt te rechten, twelck te min behoort getollereert te worden, overmits dat de burgermeesteren alleene 't onderwint ende beleyt van alle der stede affairen hebben, soewel in administracie van politie ende geven van officie etc.’ De klacht wordt geuit in een geschrift, getiteld ‘Andere en breeder feyten, reedenen ende middelen, die veele ende diverssche burgheren der stede van Aemstelredam, supplianten ende doleanten, overgeven’ enz. (Gemeente-archief Amsterdam, lade R 2 No. 12), het tweede request, door een aantal burgers, die ontevreden waren over de regeering, ingeleverd aan den Prins van Oranje. (Vgl. hierover Ter Gouw, Amsterdam, VI p. 53).
De op het Amsterdamsche gemeente-archief aanwezige resolutieboeken van burgemeesteren en oud-burgemeesteren vangen aan met het jaar 1603. De meeste daar opgeteekende besluiten betreffen weinig. belangrijke aangelegenheden: het beroepen van predikanten, het verleenen van een beurs aan een theol. student, het afbreken van huizen, het verhoogen van de jaarwedden van stedelijke ambtenaren, het toekennen van pensioenen of van een vereering, het begeven van stedelijke ambten, de rangorde van de stedelijke magistraten enz. Slechts een enkele maal wordt er gesproken over ‘saecken van gewichte.’ Ook hierbij echter zullen wij goed doen ons te herinneren, dat in dergelijke vergaderingen meer voorviel, dan met uit de officiëele notulen kan opmaken. Wagenaar, Amsterdam, III p. 296 zegt, dat ‘de presideerende Burgemeester doorgaands voor 't einde van zijn quartaal eene vergadering van Burgemeesteren en Oud-Burgemeesteren belegt.’ Deze mededeeling wordt, ook voor de zeventiende eeuw, bevestigd door het resolutieboek; slechts enkele malen is de tijd, die tusschen twee opeenvolgende vergaderingen verloopt, korter dan drie maanden. In het resolutieboek van Burgemeesteren en Oud-Burgemeesteren, II 1648-1698, vond ik echter op fol. 101 de volgende resolutie opgeteekend:
‘Nae gehouden communicatie met Schepenen is geresolveert: o. a. dat de Heer Schout ende de Heeren Schepenen, coomende in de camer van de Heeren Burgemeesteren, voortaen sullen haer sitplaets neemen op de voet en manier, gelijck hetselfde daegelijx bij Oud-Burgemeesteren werdt gepractiseert.’ Daaruit blijkt dus, dat er elken dag, of althans zeer dikwijls, oud-burgemeesteren in burgemeesterenkamer kwamen, die waarschijnlijk met hen spraken over de loopende zaken, zonder dat van hunne tegenwoordigheid in de resolutiën gewag wordt gemaakt.
voetnoot1)
Zie hiervóór, p. 134, noot 1.
voetnoot2)
Zie p. 448, 449 en 450 van het HS.
voetnoot3)
Hierdoor wordt verklaard, waarom het vroegere besluit aangaande ‘officiën, die worden nedergelegd of gequiteerd,’ den 12den Maart 1666 door Burgemeesteren en Oud-Burgemeesteren werd ingetrokken. Vooral de toelichting van deze resolutie wordt nu duidelijk! Zie hiervóór, p. 134, noot 1.
voetnoot4)
De benoeming van Oud-Burgemeesteren tot deze waardigheden was vaak een middel om hen te weren uit de stedelijke aangelegenheden, en werd dan ook dikwijls als een soort van straf beschouwd. Tal van voorbeelden daarvan vindt men in mijne eerste bijlage: ‘Magistraatsverkiezingen enz.’ - Ook ten tijde van Cornelis Pietersz. Hooft paste men de straf van zulk een eervolle verbanning reeds toe. In ‘Memoriën en Adviezen’ p. 70, No. 162 zegt hij: (sinds eenige jaren) ‘werden in 't collegie van den Gecommitteerden Raden in Den Hage Oudt-Burgermeesteren gebruyckt, dye men schijnt hyer liefst te willen missen, ende werden met dye bedieninge tenminsten twee ofte drye jaren uyt het Burgemeesterampt uytgesloten, werdende geduyrende dyen tijdt van denzelven dienst verschoont degene, die men hyer lieftste hij der handt houdt.’
voetnoot1)
Zie hiervóór, p. 102, noot 1.
voetnoot2)
Hoezeer de keuze hierdoor beperkt werd, springt in het oog, vooral als men er hierbij in aanmerking neemt, dat altijd eenige Oud-Burgemeesteren een ambt buiten de stad bekleedden, terwijl sommige heeren niet tegelijk Burgemeester mochten zijn, omdat zij te na verwant waren. Cornelis Pietersz. Hooft deelt ons mede (Memoriën en Adviezen. p. 70, No. 164) dat er - omstreeks 1616 - eigenlijk maar zeven personen waren, ‘ende daeronder twee swagers’, die tot Burgemeester gekozen konden worden, zoodat zij ‘te zamen effen 't getal uyt-brachten, daermede zij van jaer tot jaer het Burgermeesterampt zouden konnen besetten, ende zouden mijn heeren alsoo de moeyten wel mogen sparen van de jaerlijksche electie van Burgemeesteren, alsoo dye haer zelven dan wel zoude wijsen.’
voetnoot1)
Zie hiervóór, p. 6 sqq.
voetnoot2)
Zie p. 250 en 254-259 van het HS.
voetnoot3)
Zie p. 418 van het HS.
voetnoot4)
Dit spreekwoord, door Bontemantel niet zeer duidelijk uitgelegd, vindt een vollediger verklaring in de manuscript-aanteekeningen van Mr. Gerrit Schaep Pietersz., waar men leest: ‘Men is tot Aemsterdam voor een gemein seggen wel gewent te seggen van de 36 raden, dat er van deselve sijn 12 alle, 12 malle, 12 niet-met-alle, cuius dicterii et scommatis potius quam honesti proverbii sensus est et anima, dat er van dat getal van 36 raden maer 12 sijn, die de regieringe bestieren; alhoewel ick dan ooc noch wel gesien hebb dat een vrij minder getal 't meeste gesagh heeft gehadt, gelijc ick niet twijffele of 't selfde sal in voorgaende jaren ooc soo geschiet sijn geweest.’
voetnoot1)
‘Op Taxateurs-maeltijt’. (Resol. Raad II, 2. p. 715.)
voetnoot1)
Over de geschiedenis van het ‘Concept van Eenichyt’ vgl. het artikel van prof. Fruin, ‘Bijdrage tot de geschiedenis van het Burgemeesterschap van Amsterdam’, in Bijdragen. Derde Reeks, V p. 211 sqq., en mijne bijlage, getiteld ‘Magistraatsverkiezingen’, op het jaar 1676, waar ik de belangrijkste stukken betreffende dit ‘concept van eenichyt’ heb verzameld.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken