Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594 (1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594
Afbeelding van Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.83 MB)

ebook (16.81 MB)

XML (2.92 MB)

tekstbestand






Editeur

Edward van Even



Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van Leuven. Geschreven in de jaren 1593 en 1594

(1880)–Willem Boonen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Het tweede deel oft capittel van desen boecke,
Tracterende vande oudtheijt der stadt van Loven, haere edificien ende oude strictueren; der Kercken, Capellen, Cloosteren ende Collegien oudtheijt; die vruchtbaerheijt vande Lovensche landen; onder wat Bisdom die van Loven ghestaen hebben; tregiment haerder policijen; hunnen chrijschandel; haere groote traeffijcke vanden wullenwercke; die commotien ende oproeringhen binnen Loven bijde gemeijnte voertgekeert; de schoone exellente processie vande Kermisse van Loven, met alle haere figueren, waegenen ende anderssints, soo hier volght; ende ierst:

Van de oudtheijt der stadt van Loven.

Wanneer oft bij wijen Loven gesticht ende gemaeckt es, en meijne ick niet van eeniegen scrijvere, weerdich om gelooven, pertinentelijken oft sekerlijcken bescreven te zijn. Maer de bescrijvers van deze Nederlanden, als Amandus SiriczeusGa naar voetnoot1, minnebroedere; Christianus MassaeusGa naar voetnoot2, Jacobus GuisianusGa naar voetnoot3 ende Joannes MariusGa naar voetnoot4, nederlandere (die hem beroempt te wezen der

[pagina 180]
[p. 180]

verlichter oft verclaerder vanden Walschlandt) hebben van Loven vele oude gesten gescreven. Oock zijnder eenige oude chronijcken van Brabant de welcke vanden oorspronck, affcompste ende vande coninghen van Tongheren, hertoghen van Brabant ende vanden ouderdom van Loven groote machtighe fabelen bescrijvenGa naar voetnoot1, niet zeer ongelijck van degene die de voers. Amandus ende de anderen tracteren; maerzeer diversch, ende onder anderen scrijven zij dat Julius Cesar met Salvius Brabon, den welcken hij gestelt hadde coninck van Tirolle, in hooch Duijtschlandt, bij Trenten, ende oock over Tongeren ende Brabant, ende de welcke gewoonlijck was zijne conversatie te houden te Loven; ende aldaer heeft hij des voers. Julius Cesars nichte, genoempt Swana, te houwelijcke genomen, inde kercke vande affgoddinne Vesta, int jaer vanden beginne des werels 5148, 51 jaeren voer Christus geboorte, in presentie van Macedo, den grootvaeder van Alexander den Groote, ende Archadius, den oom van Julius Cesar, gebroederen, ende Titus, Coninck van Doringhen, den neve van Brabon. Vuijt welcken Brabon es voerscomen Carolus Brabon, ende van hem den doerluchtigen keijser van Roomen Vespasianus; ende dat ten selven tijde de keijsere naer Vranckerijck, doer Doringhen, ter oorlogen gereijst es, ende met hem Brabon, Brutus ende Cassius, doer verbont bij hen tzaemen gemaeckt, ende dat zij aldaer verslaegen wordden.

Onder andere soo scrijft Franeus Claudius dat Loven soude gebout zijn bij eenen hertoghe vuijt Schotlandt, Lupus genoempt, ende van dijen souden die van Loven hunnen naeme gehadt hebben Wolven oft Wolffaerts, ende welcken naem de naecomelingen verrandert hebben in Louvain. Dit en schijnt soo verre vande waerheijt niet te wesen, dat Loven zijnen naeme vande Wolven soude genoemen hebben, doer dijen dat, doentertijt, in deze contreije vele wolven waeren regnerende. Oock blijcket eens deels bijde outste poorte van Loven daer de Wolven, in steen, op gehouden staen, ende de naem noch hedendaechs daeraff behouden heeft, te wetene die WolffspoorteGa naar voetnoot2, ende oock vuijt tselve woordt de stadt Louvain genoempt wort, int franchoijs; doer welcke spraecke le Louv, beteekenende Wolff, blijckt dat de Lovenaers hier voermaels oock franchoijs gesproken hebben, want het dorp bij Loven liggende wort oock genoempt, int franchoijs, Louvainjoul, dwelcke wilt cleijn Loven beteekenenGa naar voetnoot3.

Sommighe scrijven Loven oock aldus, te wetene: Loovennen, seggende een hoochduijtsch woordt te wesen, alleleens oft men zeijde het Vent vande LooGa naar voetnoot4, ende dit oock niet te vergeeffs, want Loo beteekent

[pagina 181]
[p. 181]

boschachtighe plaetsen, dwelcke zeer wel accordeert, want de landouwe naer den oosten ende zuijden, niet verre vande poorten vande stadt Loven, hier voermaels al bosch geweest es, alsoo dat men, met eenen boghe, vuijte stadt int bosch soude geschoten hebben, dwelck die Loo genoempt wert. Dit aenmerckende hertoghe Wencelijn van Brabant ende dat de stadt daerdoere soude moeghen beschaedicht wordden, heeft de stadt van Loven, 25a januarij anno 1382, geconsenteert de voers. Loo te mogen vuijtgeven tot winnende landen, op eenen erffchijs van eenen ouden engelschen, aen hem ende zijne naecomelinghen, hertoghen ende hertoginnen van Brabant, ende van gelijcke aende voers. stadt Loven van elcken boendere; welcken volgende de voers. stadt, anno 1388, vande selve Loo 108 boenderen ende 35 roeden vercocht heeft tot winnende landen, ende soo voerts op andere jaeren noch van gelijcken. Waervuijt merckelijck blijckt vele bosch ontrent Loven geweest te zijn.

De broecken ende bempden, daer die torven vuijtgesteken wordden, wordden oock Vennen genoempt, oock zeer wel ten propooste; want opde andere zijde vande stadt Loven, naerden noorden ende westen, ter Vuijlaecke ende Hooffpoorte wertsGa naar voetnoot1, zeer broeck- ende bemptachtich es; ende alsoo deze twee woorden tzaemen gevueght maken Loovennen, soo dat schijnt tgeene voers. es, niet al te vergeeffs te zijne noch gescreven te wesen.

De poorte, daer hier voere aff gescreven staet, te wetene vande Wolffspoorte, schijnt eertijts geweest te zijne eenen affgodtstempel oft ghebeltenisseGa naar voetnoot2 met eene lancie oft spicie inde hant, vuijt welcke men mach oordeelen dat Loven zeer oudt es, ende vande heijdensche betimmert; nochtans en isser niemant vande romeijnsche historiescrijvers die daer eenieghe mentie aff maecken; oock den iersten historiescrijver van Vranckerijck de welcke es geweest, over de 1200 jaeren, en scrijft van Loven niet, die nochtans heel Duijtslandt ende Vranckerijck doerreijst heeft. Oock vindt men bescreven dat die Borch oft het Casteel, te Loven, den hertoghe van Brabant toebehoorende, die op d'eene zijde vuijtgeëten ende vuijtgemergelt es van oudtheijt, ende oock sommighe poorten vander stadt, de welcke zeer oude strictueren ende edificien zijn, souden te boven gaen vele oude auctentijcke strictueren van Duijtslandt ende Walschlandt, dwelck in dezen zeer te verwonderen es, dat van deze heerlijcke ende treffelijcke plaetse, daer nu Loven staet, bijde historiescrijvers soo luttel mentie aff gemaeckt wordt. Onder andere maeckt van Loven mentie den iersten historiescrijver van deze Nederlanden, genoempt Reginon, religieus des cloosters van Pruijmen (gelegen boven Luijck ende Malmedie, een zeer oudt clooster) die gescreven ende gefloreert heeft over de 600 jaeren, inde geschiedenissen vanden jaere 884, waer vuijt wederomme te mercken es dat Loven een oude stadt es. Oock vint men inde landouwe van Loven een oudt heerlijck monument oft strictuere, genoempt KesselsteijnGa naar voetnoot3, gelegen opde hoochde vanden Kesselberch, buijten Loven, dwelck soo oudt es dat de steenen die daervan vervallen liggen soo affgeten ende affgemergelt zijn dat het schijnen ijsere plaeten te wesen, ende es hier voermaels een sterck slot oft casteel geweest, corresponderende opde Borch, te Loven; eeniege willen oock zeggen dat het eenen ganck gehadt heeft onder d'aerde, waerdoer men vanden selven casteele tot inde Borch, te Loven, const gecomen, ende wederomme vande Borch int voers. casteel van Kesselsteijn; maer oft soo es en hebben daervan geene sekerheijt bevonden. Men bevindt dat het voers. casteel van Kesselsteijn dijen van Chantrain toebehoort heeft, die tselve aenden hertoghe van Brabant hebben overgegeven, in plaetse vande heerlijcke ende auctentijcke wooninghe, metter kercken, die de selve van Chantrain, opde Borch, te Loven, noch heden zijn houdende ende besittende. tVoers. casteel van Kesselsteijn es geweest van naeuwen ende cleijnen inganck, alsoo datter maer eenen mensche smaels en souden connen passeren. Ende van dezen heeft den Kesselberch zijnen naeme

[pagina 182]
[p. 182]

behoudenGa naar voetnoot1, doer wat redenen en vinde niet bescreven.

Julius Cesar, in zijn tweede boeck vande Waelen, noempt de Lovenaers aldaer Levaci.

Petrus Apianus, in zijne Cosmographie, scrijft aldus vande stadt van Loven: onder de Nederlanders zijn altoos die principaelste geweest, scrijft hij, het volck dat men plach te noemen Levaci, Lovaci oft Grudii, dat zijn Lovenaers, dienaers vande affgoden, die gelegen zijn onder de heerschappije vande Brabanders, hebbende rontsomme hen ligghende die Vlaeminghen, die Luijckenaeren, die van Tongheren, die van Walsch Brabant, Antwerpen, Bruessel, Mechelen, Henegouwe, Arthoijs, Naemen, Hollandt ende Zeelandt. Ende hebben hunnen naeme gecreghen van eenen prince genoempt Levacon, den neve van Brutus, die ierste coninck van Engelandt. Deze Levacon wordden vuijt Engelandt verdreven, vanden coninck Brutus, zijnen oome, ende namp zijnen toevlucht totte coninghen van de Duijtschen oft Nederlanders, die hem eene heerlijckheijt hebben gegeven, te wetene die plaetse daer nu Loven staet, deselve plaetse naer zijnen naeme noemende Levania oft Levonia. Ende Leo, een coninck ende prins van Tongheren, voer ons Heeren geboerte, ontrent 380 jaeren, heeft op deze plaetse gebout eenen tempel ter eeren van Mars, een affgodt vander oorloghen, ende van Pluto, een affgodt ende een coninck vander hellen, bij redene dat men deze vlecke, daer nu Loven staet, niet en const bedwinghen dan met oorloghen ende branden, ende daeromme van dezen tijt aff hevet zijnen naeme gecreghen ende behouden int latijn Laudanium oft Lovanium, dwelcke beteekent Loven, als dat men op deze plaetse den voers. twee affgoden oock loeffde, eerde ende reverentie aendede. Ende ter plaetsen daer dezen tempel soude gefundert zijn geweest, staet nu de heerlijcke ende magnifieke oude kercke van Sinte Machiel, boven opde Hoelstraet binnenpoorte, gelijck vele auteurs dat betuijghen; ende oock sommighe ter contrarien, dat hij souden gestaen hebben ter plaetsen daer de kercke van Sinte Peeter nu es staende, int middel vande stadt. De Borch, soo hij scrijft, soude gefondeert zijn 50 jaeren voer Christus, ons saelichsmakers, geboerte.

Marcus van VaernewijckGa naar voetnoot2, in zijne corte Chronijcke van Vlaenderen, scrijft dat Loven ende Liere gesticht zijn bij eenen genoempt Lupus, een prince vande wilde Albaenen, ende dat ontrent den jaere vanden beginne des werels 4225.

Oock scrijft hij dat, inden jaere vanden beginne des werels 4816, ten tijde als Leo, de sone van Missenus, coninck van Belgis oft Nederlandt gecroont was, eene groote sterckte gemaeckt wert int landt van Rethen, daer nu Bruessel staet, ende daernaer oock tot Loven, dwelck oock bescreven staet inden Spiegel der nederlandtsche Oudtheijt, onder 24 capitel, folio 44.

Ten anderen scrijft hij dat Menapius, een prince van de Tongroijsen, zeer gestoort wesende, ter saecken van zekeren tractaete, gemaeckt bij Gaius Publius, inde destructie vande Romeijnen, voer Tongheren, zijne vier sonen te weten: Leonem, Godevardum, Teutonium ende Cloadicum, met vele andere princen ende baroenen, heeft te Loven doen comen, ende aldaer, inden tempel, voert belt van Mars, doen sweren ende gheloven dat zij den roomschen naeme, waert in hunne macht, souden te niete brenghen; waervuijt blijckt Loven zeer oudt te wesen; ende de outste van Brabant; gelijck zij oock noch heden dachs voerde outste hooftstadt van Brabant gehouden ende gereputeert wordt, ende dijen volgende allen de hertoghen van Brabant aldaer, als inde outste hooftstadt van Brabant, als hertoghen vanden selven lande, ontfanghen ende ghehult zijn geweest.

voetnoot1
Over Amand van Zierikzee leze men onze aanteekening op bl. 3.
voetnoot2
Christianus Massaeus of Masseeuw, geboren te Warneton, den 13 mei 1469, trad in de orde der broeders van het gemeene leven, en overleed, te Kamerijk, den 25 september 1546. Hij liet eene kronijk van het begin der wereld tot 1540, waaraan hij vijftig jaren gearbeid had. Zij verscheen onder den volgenden tijtel: Chronicorum multiplicis historiae utriusque Testamenti libri xx. Antverpiae, Joan Crinitus, 1540, in-folio.
voetnoot3
Jacob de Guize, Minderbroeder, te Bergen, schreef, in den loop der 14e eeuw, de jaarboeken van Henegouw. Hij overleed in het klooster van Valencijn, den 6 februari 1398. Eene verkorting van zijn werk verscheen te Parijs in 1531. Het volledige werk werd, in onze dagen, door den markgraaf de Fortia, te Parijs, aan 't licht gegeven.
voetnoot4
Eigenlijk Jean Le Maire des Belges. Hij was geboren te Bavai, rond 1473, en overleed in 1524. De man was eerst in dienst van Lodewijk XI, koning van Frankrijk, en vervolgens in dengene van Margareta van Oostenrijk. Zijn werk, les illustrations de la Gaule, verscheen, te Parijs, in 1512, in-folio. Daarna werd het meermaals herdrukt. Onder het geschiedkundig oogpunt beschouwd, heeft het weinig of geene waarde. Het is veeleer een roman dan eene geschiedenis.
voetnoot1
Deze woorden toonen ons dat Boonen, bij het doorzetten zijns arbeids, de overtuiging had gekregen, dat ettelijke kronijkschrijvers hunne lezers in dwaling hadden gebracht nopens de eerste tijden der vaderlandsche geschiedenis.
Gelijk de meeste nederlandsche plaatsen heeft de stad Leuven hare fabelachtige historie. Al wat in het eerste hoofdstuk van het tweede deel van het boek van Boonen over Juluis Cesar, Brabon, Zwana, Lupus, enz., verhaalt wordt, is ongegrond. Ook de Levaci, door Cesar vermeld, zijn geenszins de Leuvenaars, gelijk men het te onrechte heeft beweerd.
voetnoot2
In de oudste stukken staat deze poort onder den naam van Beggijnen-Poorte vermeld, omdat ze gelegen was in de straat leidende naar het groot Beggijnhof. Reeds in de eerste helft der 16e eeuw werd ze Wolfs-Poorte, geheeten. In een schepenakt van 1524 leest men: ‘extra interiorem portam nuncipatam de Wolfspoorte, in vico Beghinarum.’ Akt van 23 juni 1524, in 3a.
voetnoot3
Zulks is door onderscheidene schrijvers beweerd geworden; doch, te onrechte. In eenen akt van 1183 vindt men den naam van dit dorp onder den vorm Lovengyul; in een stuk van 1227 luidt hij Lovengule, en in een stuk van 1293 Lovensuel. Nu, het woord gule of goule heeft de beteekenis van moeras. Lovengoul beteekent derhalve moeras van het lo of looven, en geenszins Lovaniolum of klein Leuven. De vorm Lovenjoul is eene verbastering van den oorspronkelijken naam dezes dorps.
voetnoot4
Het is de oprechte beteekenis van den naam onzer stad. Lo of loo is bosch, en ven heeft den zin van turfgrond. Bekend is het dat in de eerste historische tijden de verhevene gedeelten onzer stad met eiken begroeid waren, terwijl de lage gedeelten een uitgestrekt ven of turfgrond uitmaakten. Onze vaderen gaven aan hunne stad eene benaming die te gelijk den natuurlijken toestand haars bodems en dezes ligging aanwees. Het was toch in de laagte, op de boorden der Dijle, dat, in den beginne, de stad zich ontwikkelde. Het oorspronkelijke Leuven verhief zich derhalve in het lo-ven, dat is in het ven van de Lo of van het bosch, en ontving uit dien hoofde de benaming van Loven.
Dat het woord lo of loo de beteekenis heeft van bosch leert men, onder anderen, in een nederduitsch gedicht van de 13e eeuw, uitgegeven door wijlen hoogleeraar Serrure. In dit stuk leest men:
 
‘...........
 
Het ghevalle, daer nu alsoe,
 
dat te Loeven, in die loe,
 
dit lammekijn ga weiden,
 
ende deze man si, bider heiden,
 
op eenen hoghen boem ghetreden,
 
ende zijn goet wijf sitte beneden,
 
daer bi, in een scoen foreest.’
In een scoen foreest, dat is in een schoon bosch. (Vaderlandsch Museum, Ie deel, bl. 317.)
Lo, loe, loo en leu had vroeger dezelfde beteekenis, degene namelijk, van bosch. De geleerde Wendelinus, in eene aanteekening op zijne uitgave der Salische wetten, zegt: ‘Leu sive loo, vetere nostrâ linguâ nemus et silva est cujusmodo est universus ille tractus; qui propterea die leu vel loe dicitur.’ (God. Wendelinus, leges saliciae illustratae, Antverp., 1649, in folio, p. 77.)
In de 14e eeuw schreef men veelal Loevene; doch, de oe had den klank van de hoogduitsche ü. Thans zegt men nog keuning voor koning, heuning voor honing, enz. Sedert de leuvensche Hoogeschool, die uitsluitelijk latijn schreef, den naam onzer stad, onder den vorm van Lovanium, algemeen bekend had gemaakt, kreeg de schrijfwijze Loven de overhand. Boonen schreef Loven en Loeven. Daar lo en leu dezelfde beteekenis heeft, mag men Loven en Leuven schrijven.
voetnoot1
Dat is aan de Vaart poort en aan de Naamsche poort.
voetnoot2
Boonen wilt zeggen: versierd met de beeldenis van eenen afgod houdende eene lans in de hand. Divaeus, die rond 1565 schreef, heeft aangeteekend: ‘in de Wolfs poort wordt gezien een uitgehouwen afbeeldsel, ik weet niet van welk eenen afgod, met eene lans gewapend, doch, door oudheid geheel uitgeschelferd.’ Annales lov., bl. 6. Staes schreef in 1776: ‘men wilt dat op de voorgeroerde Wolfsbinnenpoorte, wat hooger als de twee wolven, een afbeeldsel heeft gestaen van sekeren afgod draegende eene lancie in de hand; dat is er van, dat hedendaegs daer nog sekeren steen te zien is, maer men kan niets ontdekken wat daer op gesneden is geweest.’ Lovens-Nieuws, 7 deel, bl. 18.
De poort werd afgebroken in 1781. Doch, de beeldenissen der wolven zijn nog in wezen. Zij komen voor in den hofmuur der schuilplaats van weldadigheid, Schapenstraat.
voetnoot3
Kesselsteijn was, in den beginne, eene kommanderij van de orde der Tempelieren, gesticht in 1118 en afgeschaft in 1312.
voetnoot1
In 't geheel niet: Kessel is de benaming van ettelijke plaatsen gelegen binnen de Nederlanden.
voetnoot2
Marcus van Vaernewijck, geboren te Gent, den 21 december 1518, aldaar overleden den 20 februari 1569. Zijne Historie van Belgis oft Spiegel der nederlandtscher Oudtheijt verscheen, bij Gerard Van Salenson, te Gent, in 1565, in-4. De man putte in het werk van Jacob de Guize, die, op zijne beurt, geput had in Lucius van Tongeren, Hugo van Toul en andere legendenschrijvers. Hij ging mede een middeleeuwsch ridderdicht op Julius Cesar te rade, 't welk slechts gedeeltelijk tot ons is gekomen. Zijn boek bevat, over de eerste tijden onzer geschiedenis, niet anders dan verdichtselen en beuzelingen, en heeft derhalve weinig of geene waarde. Gelijk ettelijke andere schrijvers uit die dagen liet onze Boonen zich meer dan eens door van Vaernewijck misleiden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Leuven


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Een cort verhael oft memorie boek van den hertoghen van Brabant, van den ouderdom der stadt Loven, van den seven oude originele geslachten der selver stadt en haere Sinte Petersmannen