Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geachte confrère (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geachte confrère
Afbeelding van Geachte confrèreToon afbeelding van titelpagina van Geachte confrère

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

briefroman
verhalen
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geachte confrère

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Beëdiging, eerste pleidooien

Geachte Confrère,

 

In mijn tijd kon ieder gegradueerd jurist zich als advocaat en procureur doen inschrijven bij een bepaald college. Naar zijn publiek verleden vroeg geen sterveling. Het was trouwens meestal een onbeschreven blad, daargelaten wat vechterij in de studententijd. Hij stortte eenvoudig een tientje op de griffie, zorgde voor beroepskleding, werd beëdigd en op het tableau geplaatst.

 

In uw tijd reeds was het anders geworden. Er gaan eerst brieven rond bij de leden der plaatselijke orde van advocaten met verzoek om opgave van eventuele bezwaren tegen een pretendent. Toch is er in wezen weinig veranderd, zulks van wege het doorgaans onbeschreven blad van de candidaat. Mij tenminste zijn geen andere bezwaren bekend dan tegen degeen die, belast met een zwarte reputatie als praktizijn elders, het nog eens waagt bij een ander college, in de hoop op vergetelheid en mogelijk met het voornemen zijn leven te verbeteren. Tot deze sollicitanten behoren zij die in de bezettingstijd apert de verkeerde zijde hadden gekozen. Ik ken geen statistiek omtrent toelaten of weigeren van de oude zondaars; mijn indruk echter is dat er over hen veelal mild, en in elk geval

[pagina 50]
[p. 50]

met een streven naar rechtvaardigheid wordt geoordeeld, tenminste voor het tegenwoordige. Een van de aantrekkelijke kanten van onze beroepsuitoefening is dat ons handelen niet wordt ingegeven door gedachten aan concurrentie. Ik zal niet beweren dat de advocaat die zijn praktijk ziet verlopen zich er zonder bijmenging van gal over verheugt dat de rechtzoekenden zijn deur voorbijgaan en die van zijn buurman binnen (vooral zo hij er hem bekende gezichten onder aantreft), maar de eis van het tegendeel te stellen zou miskenning inhouden van de menselijke natuur. Men is van elkaars cliënten vrij goed op de hoogte, althans daar waar wekelijks - tegen betaling - briefjes worden bezorgd met vermelding van de zaken waarin de volgende week zal worden gepleit en van de namen der pleiters, en het kan een kleine opschudding geven indien daaruit blijkt dat een gerenommeerde vaste cliënt van A is ‘overgegaan’ naar B - juist omdat dit zo zelden gebeurt. Er was eens een junior - doch het is heel lang geleden - die van zijn patroon de opdracht kreeg alle nieuwe zaken van de zittingsrol af te schrijven, opdat de laatste maar weten mocht of er wellicht overlopers te ontdekken waren. De junior kon moeilijk anders dan aan de opdracht voldoen. Van de kant van de patroon was ze ver van verheffend, ingegeven door angst, door wat praktijkziekte heet, een ziekte die leiden kan en hier leidde tot een idée fixe. Met concurrentiestrijd heeft dit niets te maken.

 

Mijn beëdiging was de eerste van het jaar 1913. De griffier, bij wie ik mijn tientje stortte, gaf uiting aan zijn verbazing over de grote toevloed van aspirant-advocaten in zijn arrondissement. De brave man meende het stellig best, maar zijn woorden hielden niet bepaald een aan-

[pagina 51]
[p. 51]

moediging in. Argeloos vroeg ik hem of er dan iedere dag een advocaat bijkwam. Op dat punt kon hij me geruststellen. Er hebben zich in 1913 ongeveer een dozijn te Rotterdam aangemeld. Tegenwoordig gaat de aanmelding natuurlijk op ruimer schaal, ofschoon Rotterdam bij andere grote steden nog steeds achterblijft.

 

De beëdiging zelf verliep met de normale Hollandse simpelheid. Mijn eerste buiging in het gerechtsgebouw gold een lang, deftig heer met donkerblonde snor en in onberispelijke geklede jas. Ik kreeg een genadig knikje terug. Plotseling keerde hij zich om en ging over een tafeltje op de gang met een stofdoek. Hij was, in zelfgekozen dracht, de bode van de president, zijn vrouw serveerde in de advocatenkamer koffie en light lunches. Hij was ook, in zekere zin, mijn eerste ontgoocheling over de hoogheid der rechtspleging.

 

Ik bleef van incidenten verschoond. Alleen had ik moeite met mijn toga. Menend dat deze geheel dichtgeknoopt moest zijn, ving ik aan met de sluiting van de vele dozijnen knoopjes, maar hield onderaan een knoopsgat over. Toen opnieuw begonnen, van beneden naar omhoog, en het resultaat waren twee overscharige knoopjes onder mijn kin. Reeds vreesde ik te licht te zullen worden bevonden, toen van lieverlede andere beroepsgenoten verschenen en aan mijn verwarring een einde maakten door het vertoon van slechts een paar knopen aan de hals als sluiting.

 

Te dien tijde woonde het openbaar ministerie nog alle zittingen bij, en ik herinner me als de dag van gisteren dat de officier van justitie tot mijn toelating requireerde onder

[pagina 52]
[p. 52]

het aanbieden van gelukwensen - een aardig bewijs van wellevendheid dat, naar ik vermoed, juist déze ambtenaar tekende als een eenvoudig en prettig mens. Immers, de jonge balie stuit vaak op een zekere hooghartigheid vooral van die ambtelijke zijde, meer dan van de kant van de zittende magistratuur. Later, als de advocaat ouder wordt, vervlakken de verschillen. Hij begint te tellen, hij bereikt tenslotte de volwaardigheid, binnen zijn gezichtskring van praktizijn verschijnen kantonrechters, rechtbankrechters, en bij het voortgaan van de tijd ook leden van gerechtshof en Hoge Raad, naast wie hij eenmaal op de collegebanken zat, en het tutoyeren gaat in de intimiteit door als de gewoonste zaak.

 

Mijn eerste strafproces was vanzelfsprekend een van de soort die wij toevoegingen noemen, die toen nog geheel gratis werden verricht, en tegenwoordig met een bescheiden tegemoetkoming uit 's Rijks kas gehonoreerd worden. Het betrof een jeugdige dief die ik weet niet meer wat had gestolen in vereniging met een ander jongmens. Aan deze laatste was een ouder confrère toegevoegd. Toen wij werden opgeroepen in de strafzaal griste hij een dikke verzameling wetboeken uit de advocatenkamer. Ik volgde onmiddellijk zijn voorbeeld, maar geen van beiden hebben we er een oog in behoeven te slaan. Onze clementiepleidooien hadden weinig om het lijf, en toch deed mijn makker het een stuk beter. Ach, was ik maar zo oud geweest als nu, ik zou hebben betoogd dat diefstal dermate in de menselijke natuur ligt dat iedereen zowel dief is als bestolene, en dat bij dit continu verplaatsen van goederen uiteindelijk elk toch weer aan zijn trekken komt. Zou ik er succes mee hebben geoogst?

[pagina 53]
[p. 53]

Het interessantste speelde zich, voor mij onhoorbaar, af op de publieke tribune. Daar stond iemand, mij zeer na, naar mijn pleidooi te luisteren, en zij bevond zich toevallig naast de moeder van mijn cliënt. Midden in mijn pleidooi stootte de oudere vrouw het jonge meisje aan en vroeg fluisterend:

‘Hebt u wel gezien wat een mooie krullen mijn zoon heeft?’

 

Mijn eerste civiele pleidooi betrof een aanvaring in de Maashaven. Een toeval, nl. ziekte van de patroon bij wie ik werkte, bracht me voor de lessenaar als verdediger van een standpunt waarvoor mijn kracht niet toereikte. De rechtbank beschikte over rivierkaarten en kleine houten modellen van sleepboten en sleepschepen. Ik wist dat niet, maar de president wist het wel, en deed het materiaal aanrukken. Ik trok met mijn twee miniatuurschepen om een genummerde boei heen en trachtte aldus het onderwerp van het geschil duidelijk te maken. Mijn tegenpleiter was iemand van middelbare leeftijd, lid van een groot kantoor met internationale naam in zeezaken. Van zijn vader werd verteld dat hij eens een wegvarende stoomboot in beslag had weten te nemen door hem met een sloep na te stomen, in het water te springen, en ‘man over boord’ te roepen; daarop stopte het schip, hees de kwasi-drenkeling aan dek, de deurwaarder volgde met een droog pak, het schip keerde en werd aan de ketting gelegd. Deze episode heb ik geparafraseerd in mijn boek Karakter, daarbij de rollen verwisselend, want het was de deurwaarder die ik een bad deed ondergaan.

 

Zonder valse nederigheid verklaar ik dat ik mijn aan-

[pagina 54]
[p. 54]

varingszaak niet door overtuigende argumentatie heb gewonnen. Het waren de omstandigheden die mij als het ware de woorden uit de mond namen. Ik mag hieraan intussen als negatieve verdienste toevoegen dat ik mijn zaak niet verknoeid heb, want ook dat bestaat. Nu kan een twijfelaar me voorhouden: maar kon die zaak wel ooit worden verknoeid, en was hij niet misschien absoluut onverliesbaar? Dan antwoord ik: het procederen is salva reverentia een roulette; je krijgt er met de jaren een zekere kijk op, maar een systeem om te winnen bestaat er niet.

 

Eens zei een bejaard confrère tegen een rechterlijk college: ‘Dit, mijne heren, is de sterkste zaak die ik nog ooit heb gepleit.’

 

Hij verloor hem. Ik wil niet insinueren dat hij hem juist daardoor verloor. Maar zulk een bewering is zinloos en dus onverstandig.

 

Hoogachtend,

Uw dw. cfr.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken