Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geachte confrère (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geachte confrère
Afbeelding van Geachte confrèreToon afbeelding van titelpagina van Geachte confrère

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

briefroman
verhalen
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geachte confrère

(1956)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 189]
[p. 189]

Advocaten en rechters
II

Geachte Confrère,

 

Natuurlijk kennen we de rechters van ons eigen kantongerecht, van onze eigen rechtbank het beste, maar in de loop van de jaren doen we allicht ook elders ervaring op. Deze ervaring blijft echter incidenteel.

 

Een goede verhouding tussen beide groepen is het belang zowel van die zekere onmisbare waardigheid van de rechtsbediening als van het concrete geschil. De verhouding is in het arrondissement Rotterdam spreekwoordelijk goed. Ik laat de daarbinnen vallende kantongerechten buiten beschouwing, uitsluitend omdat onze verhouding met hun rechters door het ontbreken van verplichte vertegenwoordiging minder ‘innig’ is.

 

Spreekwoordelijk goed wil zeggen dat het niet overal zo is. Ik geloof echter mij aan geen idealisering schuldig te maken door het er voor te houden dat daar waar de sfeer te wensen laat deze eerder die van individu tot individu betreft dan die van groep tot groep, al komt, naar mij door insiders verzekerd is, ook het laatste wel voor. A qui la faute? Ik weet het niet.

[pagina 190]
[p. 190]

Goed heeft echter nog gradaties, gaande van correct zonder meer tot prettig. Het opvallende te Rotterdam is de prettige sfeer tussen een grote rechtbank en een toch nog altijd grote balie. Maar Rotterdam is geen monopolist. Er is - of was - een college waar na afloop van de ochtendpleidooien in civiele zaken het middagmaal wordt of werd gebruikt door de rechters met de pleiters. Kijk er niet vreemd van op, Confrère: het geschil blijft buiten de discussie. Bij onteigeningen is trouwens een dergelijk broederlijk samenzijn aan de eettafel regel, maar steunt ook op de wet. Want de rechter die zich moet verplaatsen naar het te onteigenen object, soms verweg en steeds voor lange tijd, heeft ook aanspraak op verzorging van zijn interieur.

 

Prettig mag echter nooit een zekere amicaliteit insluiten. Het gerechtsgebouw eist zelfs voor zijn niet-openbare zittingen decorum op. Dan vallen koelheid, bevrorenheid, zelfs woordenstrijd in welgekozen vocabulair ver te verkiezen. Ook is er nog altijd verschil in geestelijke temperatuur tussen civiele en strafzalen.

 

Al blijft het een eis dat beide groepen tegenover elkaar hoffelijk moeten zijn, men moet eerder onderscheiden tussen jonge en bejaarde advocaten dan tussen jonge en bejaarde rechters. Ik schreef het al vroeger, de rechter is nooit zo heel jong, en een zeker overwicht in gedraging van de ouderdom is menselijk, meer dan enkel menselijk, ook noodzakelijk.

 

Laat ik in dit verband iets op zichzelf onschuldigs noemen: de kwinkslag. De jonge advocaat moet dit instru-

[pagina 191]
[p. 191]

ment bescheiden hanteren, liever nog tot later jaren laten rusten. Maar hij behoeft deze wenk nauwelijks, omdat het lanceren van een eerste mopje een flinke dosis durf vereist. Op hoger leeftijd openen zich meer mogelijkheden. En toch, de nadrukkelijk geestige advocaten dienen hun zaak zelden op de beste manier. Het komt er bovendien, zo als bij alles, ten slotte op aan wie het zegt.

 

Een voorbeeld van grappige repartie bij allergemoedelijkste toestand. De hoogbejaarde voorzitter van zeker college leed aan een bekend oudeherenkwaaltje. Om nu niet de pleidooien enige malen te moeten schorsen was er in een hoek van het podium een kleine ruimte afgescheiden door een meer dan manshoog gordijn. Daar verschijnt een in het hele land beroemd pleiter voor een uitvoerig betoog. Na een poos verdwijnt de voorzitter even achter het gordijn. De pleiter zwijgt.

De voorzitter, van achter het gordijn:

‘Gaat u maar door, meneer, gaat u maar gerust door. Ik hoor u toch wel.’

De pleiter: ‘Ja maar, meneer de president, ik hoor u ook.’

 

Dit speelde zich af in een zo grijs verleden (er was nog geen denken aan een leeftijdsgrens voor het rechtersambt), dat niemand me wegens het ophalen van deze anekdote beschuldigen kan van belediging van een bevolkingsgroep. Maar welk een heerlijke dialoog.

 

Ook de gerenommeerde pleiter dient met het instrument van de humor voorzichtig te zijn, en hij is dat krachtens zijn ervaring, zoal niet reeds door zijn enkele mensenkennis. De pleidooien zijn toneelrollen voor deskundig

[pagina 192]
[p. 192]

publiek, bij voorkeur naar de vorm geïmproviseerd. De rechter evenwel moet, net als wijn, op temperatuur komen. Zijn we snedig van aard, dan leren ondervinding of inzicht ons het betoog nooit met een grap te openen.

 

Rechters kunnen gevoel voor humor tonen. Het volgende misverstand is gebaseerd op een bestaande familienaam die van Sint Niklaas.

 

Er komt een getuige in een civiele procedure voor de rechter-commissaris.

Rechter: ‘Uw naam?’

Getuige: ‘Sint Niklaas.’

Rechter: ‘Uw beroep?’

Getuige, niet te duidelijk articulerend: ‘Heier.’

Rechter: ‘Wat??’

Getuige: ‘Heier.’

Rechter (gedempt tot de raadslieden): ‘Ik verstond waarachtig heilige.’

 

Men kan tot in vonnissen snaakse opmerkingen vinden. Mij is altijd het geval bijgebleven van de man die als voorbijganger door een vallend dakraam werd getroffen en gedood. De gezinsleden van ‘de nedergeslagene die door zijn arbeid (plachten) te worden onderhouden’ begonnen een proces tegen de eigenaar van het gebouw tot schadevergoeding. Bij de autopsie was evenwel gebleken dat de omgekomene een buitengewoon dunne schedel bezat. En juist had het venster die schedel gekloofd. De advocaat van de huiseigenaar poogde deze afwijking uit te spelen, maar de rechter verwierp dit verweer, overwegende dat zulk een exceptionele hersenpan niet door nalatigheid of

[pagina 193]
[p. 193]

onvoorzichtigheid van het slachtoffer kon zijn veroorzaakt. Hier rechtvaardigde de bevredigende beslissing een straaltje humor in een somber geval. Zou de familie zonder een cent naar huis zijn gezonden, b.v. omdat het ongeluk gebeurde op een voor de getroffene duidelijk verboden plek, dan had de rechter over het bekkeneel van de zielepoot het stilzwijgen bewaard.

 

De rechter is mens, en hoewel streng geselecteerd blijft hij mens. Hij kan met zijn verkeerde been uit bed zijn gestapt, hij kan, wat erger is, zich vooraf een mening over de zaak hebben gevormd, hij kan ons het gevoel bijbrengen voor dovemansoren te pleiten. Hij kan allergisch zijn, en het podium waarop hij zetelt kan hem beïnvloeden, het majesteitelijk ‘Ons’ in zijn vonnissen als alleensprekend rechter kan hem bedwelmen. Hij kan een getuige verkeerd begrijpen, op het misverstand voortborduren, geen interruptie aan onze kant toelaten (hij heeft de leiding), en als zijn dictaat is geëindigd bemerken dat het hele procesverbaal moet worden overgemaakt. Hij kan ons persoonlijk op alle manieren ergeren. Het zijn uitzonderingen, maar ieder kent ze in zijn praktijk. Hebt gij, Confrère, u van uw kant niets te verwijten, word dan scherp, blijf desondanks binnen de grenzen, en ga in het uiterste geval heen. Hij kan u niet dwingen te blijven. Indien uw persoonlijke eer met het geval is gemoeid, dan is heengaan plicht al zou de zaak er onder lijden. Trouwens, het zal zelden gebeuren. De rechter bekoelt wel weer. Ik heb het aangehoord dat een rechter uitviel tegen een advocaat, menend dat deze een getuige suggereerde, en onmiddellijk met nadruk zijn verontschuldiging maakte toen de advocaat hem op een rustige manier aantoonde dat hij zich

[pagina 194]
[p. 194]

vergist had. Het was opgehelderd in een minuut, en allerfraaist, in tegenwoordigheid van de partijen.

 

Voorts moeten we de hand ook wel in eigen boezem steken. We zijn geen heilige boontjes. We kunnen de rechter gruwelijk irriteren, door uitweidingen, chicanes, invectieven, coquecigrues, in de stukken en in de zaal. Geen wonder dat dan een rechter eens overkookt.

 

Het is heel moeilijk, vooral bij de pleidooien, de juiste tijdsdosering te treffen. Want de bijzaken kunnen toch meestal niet worden gemist; ze beïnvloeden de sfeer, de stemming. Overdosering is aan de andere kant weer radicaal foutief. Wees liever te kort dan te lang.

 

De Hoge Raad is niet alleen het orakel van de hele rechtsbedeling, hij is ook het model van de goede houding. Mijn persoonlijke ondervinding reikt niet ver; ik boekstaaf een communis opinio. Maar... pleit nooit over de feiten. Zet ze uiteen zo uitvoerig als ge wilt, maar analyseer ze niet. Ge kunt naar hartelust pleiten over de vraag of een zekere overweging van de lagere rechter een feitelijke of een rechtsoverweging is. Dan pleit ge over een rechtsvraag. Maar laat de feiten ongemoeid. Ze staan vast. Tast ge ze aan, dan wordt de Hoge Raad eerst onrustig, begint dan onderling te fluisteren, en eindelijk onderbreekt u de president, zij het doorgaans zachtzinnig.

 

Hoffelijkheid kenmerkt ook de gerechtshoven. Daar is de sfeer weldadig rustig. Het temperament openbaart zich eerder in de lagere, veelal ook uit jongeren samengestelde en soms overbelaste kringen.

[pagina 195]
[p. 195]

Van één ding zijt ge deugdelijk doordrongen, Confrère - van datgene wat we gemakshalve en eigenlijk ten onrechte de onpartijdigheid van de rechter noemen. De rechter is niet onpartijdig; integendeel, zijn taak is het juist partij te kiezen tussen twee of meer standpunten. Maar we weten wat we met onpartijdigheid bedoelen: dat de uitspraak niet wordt beïnvloed door verzwegen overwegingen buiten de zaak zelf om. Dit weten zal u nooit een gevoel van zekerheid geven omtrent de uitslag, maar te allen tijde wel een gevoel van veiligheid. Het is slechts denkbaar in een democratie en behoort tot zijn beste goederen.

 

Deze onpartijdigheid - laat ik het zo maar blijven noemen - wordt miskend in de reeds door me aangehaalde volksterm: rechtbanken zijn draaibanken. De spreuk gaat er van uit dat het ik altijd gelijk heeft, en daarmee richt de individu zich tegen de rechtsorde, gelijk hij zich in zijn opvatting omtrent de politie richt tegen de bestuurlijke orde. In zijn geestige proloog tot Max Havelaar verwarde Multatuli administratie (zijn geval) met rechter (zijn geval niet). Hoezeer desondanks zijn woord insloeg, hoezeer hij daarmee de tolk bleek van een vooropgezette mening kan niet beter worden bewezen dan door het gemeengoed geworden onjuiste citaat: Barbertje moet hangen. Maar ook: Multatuli werd voor zijn dooreenhaspelen gestraft (en zijdelings werd het recht gewroken) door een foutieve aanhaling.

 

De onpartijdigheid van de rechter vererft met het ambt, zonder dat men weet wie de erflater is. Dat wordt onder meer aangetoond door het feit dat advocaten, die partijdigen in reële zin bij uitstek, voortreffelijke rechters kunnen zijn. Ze zijn ook vaak rechters-plaatsvervangers.

[pagina 196]
[p. 196]

Als het niet, voor ons land althans, vanzelf sprekend ware zou men willen zeggen dat hun houding plotseling automatisch verandert.

 

Ziehier twee gevallen als pendanten die de onpartijdigheid van de rechter van weerskanten belichten.

 

In een gesprek onder rechters kwam eens een advocaat van allerminst gunstige reputatie ter sprake. De president viel de anderen bij en zeide: ‘Ja, en hij had juist gisteren een kort geding voor me, en hij heeft het nog gewonnen ook.’

 

Meer tekenend misschien komt deze uitlating voor van een opvliegend en querulant raadsman die met zowat zijn hele rechtbank ruzie had. Hij zei: ‘Ik groet die lui niet meer op straat. Wat kan het me ook schelen? Ze moeten toch recht doen op mijn stukken.’

 

Geen regel zonder uitzondering. Laat ik de uitzondering op de onpartijdigheid aldus formuleren: Vrees de rechter als vriend. Bij uiterste dubia, hoedanige er vanzelf vele zijn, kan hij u, zijn vriend, ongelijk geven op grond van een spel van krachten in het zuivere onderbewustzijn. Dat kunt ge nooit bewijzen, maar wel kunt ge het voelen.

 

Het is mogelijk dat ik me wat sterk uitdruk. Niettemin loopt ge een risico dat ge kunt vermijden door niet te chaud te willen zijn met de leden van de zittende magistratuur, speciaal niet met die van uw eigen rechtbank.

 

Hoogachtend,

Uw dw. cfr.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken