Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zusje (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zusje
Afbeelding van Het zusjeToon afbeelding van titelpagina van Het zusje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (1.19 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zusje

(1920)–Henri Borel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

X.

DEN volgenden dag vertelde hij alles aan Loo, zijn besten vriend. Hij was bang geweest, dat het pijnlijk zou worden en dat Loo hem zou uitlachen, en hem niet au sérieux nemen, maar het viel erg mee. Zijn vriend liet hem kalm uitspreken, toen hij alles haarfijn vertelde, hoe eenvoudig zij nog was, en hoe 'n kind nog, en hoe hij dáárom juist zooveel van haar hield. En toen hij vroeg of hij alles nu wel goed begreep, zei Loo alleen:

‘Zeker, Paul, ik vind het allemaal heel mooi zooals jij dat nu voorstelt. Maar weet je wel zéker, dat Mientje werkelijk dat meisje is, zooals jij het je denkt? Is het niet een illusie, die je jezelf zoo opgebouwd hebt, in je behoefte om wat liefs te hebben in je leven? -’

Toen ging Paul er niet verder op door, wetende hoe'n twijfelaar Loo altijd was. Eén ding dat hij nog zeide maakte hem alleen ongerust.

‘Heb je er wel om gedacht,’ had Loo gezegd, ‘dat Mientje, als ze is zooals jij denkt, dan bijna nog niets weet? Dat je vooreerst in 't geheel niet

[pagina 113]
[p. 113]

met haar zult kunnen praten over alle dingen, die je de laatste jaren nog zoowat op de been hebben gehouden? Wat weet ze van muziek, van literatuur, van schilderijen? Je zult in al die dingen alléén blijven, en je eenzaam gaan voelen, als je er met je eigen vrouw niet eens over spreken kunt.’ -

‘Dan zal ik haar zelf alles leeren,’ zeide Paul eenvoudig.

Maar heimelijk maakte hij zich toch een beetje ongerust over Loo's gezegde, en dacht hij er bezorgd over na.

Toen hij haar dien avond van de school haalde, begon hij haar nog eens te vragen wat zij alzoo wist, wat ze van muziek gehoord had en wat ze alzoo had gelezen. - Van muziek hield ze dolveel en ze kon ook wel wat pianospelen; dat viel mee. Van verzen hield ze vroeger niet. Nu wél, nu hij haar voorgelezen had van Gorter en van Kloos. Maar dat was ook zoo héél anders dan wat ze vroeger altijd van verzen had moeten leeren.

Ze moest altijd lachen, als de onderwijzers gedichten voorlazen. Dat was zoo gek, om te gillen. Hij moest het eens hooren, dan zou hij ook wel lachen. Één was er, die dacht dat hij 't heel goed kon, en altijd voorlas over een rots, met zijn hoofd in de wolken, en zijn voet in de kolken, en dan wees hij 't eerst met zijn hand naar 't plafond, en dán naar den grond. Ze vond verzen bijna altijd om te lachen, zei ze, dat kon ze niet helpen. Die onderwijzers déden er ook altijd zoo gek bij.

[pagina 114]
[p. 114]

Dat deed hem plezier, ze was dus in alle geval niet door slechte verzen op school bedorven.

‘Als je nu mijn vrouwtje bent,’ zei hij toen, ‘wil je dan véél gaan leeren! Je mag niet altijd zoo'n dom gansje blijven, hoor! Ik zal je zelf leeren, en je meester zijn, een héél strenge, hoor! Je moet goed engelsch, en duitsch, en fransch kennen, dan zal ik je zelf voorlezen, óók verzen, en als je er dan om lacht zal ik erg woedend worden. Vin-je dat goed?’

Hij dacht, dat ze het idee erg prettig zou vinden, maar haar gezichtje stond ineens erg bedroefd. En toen vroeg ze, zich heel klein voelend:

‘Zeg Paul, vin-je me érg dom?’

‘Neen, Mientje, dom niet, dat zeg ik niet, maar je hebt nog niet veel geleerd en weet dus nog niet erg veel.’

‘Dat is zoo,’ zei ze, treurig. ‘Ik ben dikwijls bang, dat ik een véél te dom gansje voor je ben, en dat je me nog eens al te vervelend zult gaan vinden. Jij weet zoo veel, je bent zoo knap, je hebt zoo veel boeken thuis. En daar weet ik allemaal niets van. Ik ben toch eigenlijk alleen maar een héél klein, dom zusje van je.’

Toen liep ze een poosje stil door, in zich zelf denkend, en opeens - het was juist onder een lantaarn, en hij zag hoe haar oogen schitterden zoo blij in het licht - alsof ze iets gevonden had, dat alles vergoedde:

‘Ik kan alléén maar van je houën, Paul. Maar

[pagina 115]
[p. 115]

dat kan ik héél, héél goed. Laat me alléén maar van je houën!’

 

's Avonds, toen hij alleen in zijn kamer zat, hoorde hij aldoor nog haar lieve stem, zoo deemoedig en nederig als een kind:

‘Ik kan alléén maar van je houën!’

Alléén maar houën, anders niets. Maar was dat dan niet het éénige in 't leven, dat àl het andere bevatte? Was daar wel eenige wijsheid, éénige schoonheid, die buiten liefde kon bestaan, die haar innigste kern was? Hoe had hij ooit kunnen denken dat ze weinig wist, dat ze minder zou zijn dan hij, omdat ze minder had gelezen, en minder van 't leven had gezien!

Had het hem niet héél alleen gelaten, bijna alles wat hij wist? Wat hadden ze hem eigenlijk gegeven, die massa's boeken, die hij de laatste jaren had gelezen, en die hij zoo ‘ontzettend’, zulke ‘hoogekunst’ had gevonden? Wat had de geheele, complete Zola eigenlijk voor groots aan zijn leven gedaan? Wat de naturalistische literatuur, en dat boek, waar hij eens, dol van geestdrift, mee had rondgeloopen. ‘Een Liefde’, van van Deyssel?

Dát was het Léven, het groote Léven, hadden ze gezegd, het Léven, zooals het is, zooals het in zijn naakte waarheid heerlijk en groot is, en hij had het meêgeschreeuwd met de anderen.

Maar, vreemd, nu hij de stem van zijn eenvoudig meisje had gehoord: ‘ik kan alleen maar van je

[pagina 116]
[p. 116]

houën’, nu voelde hij ineens een afkeer van dat zoogenaamde mooie, waar hij vroeger mee gedweept had.

En hij voelde het, innig-diep, en zéker voor zijn geheele volgend leven: ‘de liefde is de grondslag van alle dingen, en niets van alles wat bestaat, kan rechtvaardig worden verklaard zonder de liefde.’

Neen, dat kón het Leven immers niet zijn, het bruut bestiale het wilde van ruwen, onverreinden hartstocht, het hevig-dierlijke, wat de sombere beest-menschen fel beroert in de boeken van dien verschrikkelijken reus Zola, die zoo grimmig vernield had het teedere weefsel van zijn jongensdroomen. Want de innige kern van 't Leven, de stille rustige bodem, waarboven alles woelt, dat moest zijn de lieve aanhankelijkheid, de stille trouw, de reine vriendschap van het simpele hart, dat enkel maar behoeft te weten, dat het liefheeft, alléén maar dit, en anders niet.

En hij lachte nu medelijdend om zich zelven, dat hij Mientje éen oogenblik er wat minder om had gevonden dat ze zoo weinig wist.

Was niet het beste van alles haar simpele hart, dat van hem hield?

‘Eerst het stille, reine, trouwe, aanhankelijke houën van elkaar,’ voelde hij nu als de groote waarheid van zijn volgend leven, ‘en dan pas de literatuur, en de muziek, en al de kunst.’

En dat de literatuur zoo wee en zoo grijs en

[pagina 117]
[p. 117]

zoo droef was, en maar niet zelf kon oprijzen bóven de misères die zij beschreef en waar ze nog zoo voetendiep onder zat, dat was omdat zij niet meer kende de kern van alle leven, die de simpele liefde is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken