Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het plan groeit

In de weken daarna hoort Neeltje overal praten over de vloot van de prins. Ze leest in de kamer bij Van Swaenswijck een stukje van een pamflet. Daar staat dat de vloot klaargemaakt wordt voor een reis naar Algiers om de zeerovers een afstraffing te geven.

Neeltje praat er ook over met tante Anna, na een van de lessen die Simon nu elke dag geeft.

‘Naar Algiers,’ zegt tante Anna schamper. ‘Wat een onzin. Ik sprak gisteren mijn nicht Katrien nog en die vertelde me dat ze overal aan de kust vissersschepen huren voor een reis met de grote vloot.’

‘Op een schip moet je ook eten.’ zegt Simon. ‘Zij lusten zeker graag vis.’

‘Ach welnee, domkop, waar heb je bij een vloot kleine schepen voor nodig? Toch zeker alleen bij een landing. Ze gaan vast en zeker naar Engeland.’ Tante Anna zegt het zo overtuigend, dat Neeltje vanaf die dag heel zeker weet: er gaat een vloot naar Engeland.

Ze hoort nu ook dat ze aan alle kanten soldaten en matrozen aanwerven voor die geheimzinnige tocht. Het gaat niet zo vlot, er zijn weinig mannen bereid zich aan te melden. Neeltje denkt: dat gaat goed, hoe minder ze er kunnen vinden, des te eerder is er een plaatsje voor mij. Ze praat er ook over bij Simon en tante Anna, maar die voelen nu niet meer zoveel voor haar plannetje. Simon gaat wel door met zijn lessen, hij heeft er steeds meer schik in. Neeltje is een vlugge leerling, zij studeert overdag door in gedachten alle geleerde woordjes te herhalen, ze telt in het Engels en ze oefent de klanken 's avonds op haar kamertje.

‘Jij moet je mond losjes gebruiken,’ zegt Simon, ‘niet zo hard

[pagina 44]
[p. 44]

praten als die Hollanders. Engels is een vriendelijke, zachte taal. Spreek het Nederlands net als ik en je leert heel snel die Engelse klanken nadoen.’ Het werkt. Neeltje praat al aardig mee, al maakt ze af en toe grappige fouten, waar Simon hartelijk om kan lachen. Dan is ze een beetje beledigd.

‘Moet jij jezelf horen als je Nederlands praat,’ zegt ze en ze imiteert heel goed de uitspraak van Simon. Hij lacht weer en roept Anna erbij. ‘De kleine meid leert het al zo goed, als we een paar weken doorgaan kan ze me in het Engels uitschelden als de eerste de beste sergeant-majoor.’

 

Reinier is niet meer zo vaak thuis en als hij er is komt hij zeker niet in de keuken. Hij voert gewichtige gesprekken met zijn vader en hij stapt als een belangrijk man door de stad. Hij vertelt zijn moeder wat de prins voor kleren heeft en wat de hofdames dragen. Neeltje hoort niet meer zoveel.

Op een dag vindt ze Reinier in de werkkamer van zijn vader. Hij is alleen en heeft een dik boek voor zich. Hij leest niet, hij kijkt uit het raam naar de bomen langs de gracht. Het is begin augustus, de overkant van de gracht is niet te zien door het dichte gebladerte van de bomen.

Neeltje moet de kamer stoffen. Reinier geeft haar genadig toestemming haar werk te doen, hij blijft naar buiten kijken. Neeltje aarzelt, zal ze een praatje beginnen? Er is zoveel dat ze wil weten. Ze doet het.

‘Mijnheer Reinier?’

‘Ja, wat is er?’ bromt de jongen geërgerd.

‘Is het waar dat er overal aan de kust kleine vissersschepen gehuurd worden voor de vloot?’

‘Daar is wel sprake van, waarom vraag je dat?’

‘Zulke kleine schepen heb je toch niet nodig als je naar Algiers gaat? Die zijn alleen maar nuttig bij landingen.’

‘Daar zit wat in. Hoe kom je bij dat verhaal over Algiers?’

‘Dat heb ik gelezen.’

‘Mooi zo, dat verhaaltje werkt dus,’ zegt Reinier tegen zichzelf, maar zo dat Neeltje het kan horen.

‘Niemand gelooft het,’ zegt Neeltje. ‘Iedereen beweert dat het een vloot is om in Engeland te landen.’

‘Alles is mogelijk,’ zegt Reinier geheimzinnig. ‘En wat vinden

[pagina 45]
[p. 45]

de mensen ervan? Stel dat het waar is, de prins gaat naar Engeland. Vinden de mensen waar jij mee praat dat mooi of zijn ze boos?’

‘Ze vinden het prachtig. Iedereen wil de roomsen tegenhouden. Die proberen alle landen weer onder Rome te brengen en daar is iedereen tegen, de dominee ook.’

‘Dat klinkt goed, voor het eerst zijn de zuinige Hollanders het dus eens met hun prins.’

‘Je hoort zoveel over Franse vluchtelingen, wat die allemaal meegemaakt hebben, dat willen we hier niet!’

‘We hadden het over Engeland en nu haal jij Frankrijk erbij.’

‘Als wij het laatste protestantse land zijn, zijn we verloren, of niet soms?’

‘Voor een meisje heb je een goed inzicht in de politiek,’ zegt Reinier geamuseerd. ‘Maar moest jij eigenlijk niet de kamer stoffen?’

Neeltje gaat aan het werk, toch wil ze nog één ding weten: ‘Is het waar dat er zo weinig matrozen en soldaten mee willen?’

Reinier probeert de vraag te ontwijken. ‘De werving is net begonnen, dat komt nog wel op gang, het zal best lukken op den duur.’

‘Maar op dit moment willen ze niet,’ houdt Neeltje vol.

‘Het enthousiasme is enigszins teleurstellend,’ geeft Reinier toe. Neeltje weet genoeg.

 

De zondag na dit gesprek is ze weer thuis in het dorp met Valentijn. De stemming is gespannen. Moeder voelt de kritiek van haar dochter, ze wordt er zenuwachtig van. De oude boer is er niet die dag, maar Neeltje weet van de kleine kinderen dat hij elke dag komt. Moeder en dochter praten niet over dit onderwerp, maar ze denken nergens anders aan.

Op de weg terug barst Neeltje los. ‘Valentijn, wij moeten naar Engeland, nu hebben we de kans, er gaat een vloot naar toe.’

Haar broer kijkt verbaasd. ‘Naar Engeland, hoe kom je daarbij? Wat moeten we in Engeland?’

‘Dat weet je best, vader zoeken. Je hebt me beloofd mee te doen. Nu is het zo ver, we moeten er heen.’

Valentijn herinnert zich zijn belofte van een paar maanden geleden, moet hij zich daar nu aan houden? Hij kent zijn zusje goed

[pagina 46]
[p. 46]

genoeg om te weten, dat ze hem niet met rust zal laten voor hij toegeeft. Toch heeft hij er niet veel zin in.

‘Het is nog helemaal niet zeker dat die vloot naar Engeland gaat,’ zegt hij voorzichtig.

‘Onzin, ze gaan naar Engeland, ik weet het van Reinier zelf.’

‘Dat is haast hetzelfde als wanneer de prins het je in eigen persoon was komen vertellen,’ spot Valentijn.

‘Hij hoort veel en van hem weet ik dat die vloot naar Engeland gaat. Verder kunnen ze niet genoeg soldaten en matrozen krijgen.’

‘Wil je dat ik soldaat word of matroos?’

‘Jij kunt je aanmelden als chirurgijn.’

‘Ik heb nog niet eens examen gedaan.’

‘Nou, dan als leerling-chirurgijn. Ze hebben zoveel mensen nodig, we vinden wel een plaatsje voor je.’

‘Ho even, ik heb nog niets beslist.’

‘Je hebt het beloofd, je moet doen wat je beloofd hebt.’

Valentijn aarzelt nog steeds - wat moet hij in Engeland? ‘Wie zegt jou dat we precies daar landen waar vader aangespoeld is? Het is een heel groot land.’

‘Je bent het dus met me eens dat hij aangespoeld is,’ stelt Neeltje tevreden vast. ‘Als wij maar ergens in Engeland komen, dan loopt de rest vanzelf. We vragen het de vissers, die weten alles wat er langs de kust gebeurt.’

‘Hoe kom je daar nu weer bij?’

‘Dat zegt tante Anna. Vissers komen elkaar tegen in havens en dan praten ze met elkaar, zo gaan nieuwtjes van de ene plaats naar de ander. Die vissers weten best waar vader is.’

Zwijgend lopen ze verder. Valentijn denkt na. Eigenlijk is het zo gek nog niet. Varen, ver weg, weg uit die duffe scheerwinkel van zijn baas. En dat examen? Dat kan later nog wel. Als hij weggaat is hij natuurlijk wel zijn plaatsje kwijt, dan is het geld voor niets uitgegeven. Hij vraagt wat Neeltje daar van denkt.

Even aarzelt ze, dan zegt ze ferm: ‘Dat geld was toch al weggegooid, want je leert er niets, zeg je zelf. Als jij vader helpt vinden heeft die arme man nog iets terug van zijn centen.’

Valentijn vindt het een wat vreemde redenering, maar hij zegt er niets van. Als Neeltje zich zo vastbijt in een plan, houdt niemand haar tegen, zo kent hij zijn zus wel. Ze spreken af dat Neel-

[pagina 47]
[p. 47]

tje met tante Anna zal overleggen en daarna zullen ze wel weer verder zien.

Neeltje gaat nog diezelfde zondagavond. Ze vertelt tante Anna en Simon nu in alle ernst dat ze samen met Valentijn bij de vloot wil gaan om zo naar Engeland te varen. Alle bezwaren die haar vrienden opperen wuift ze weg. Zij gaat met haar broer naar Engeland om vader te zoeken.

 

Stil zitten Anna en Simon bij elkaar nadat Neeltje weggegaan is. Buiten klettert de regen op het dak en tegen de ramen.

‘Ze is het vast van plan,’ zegt Anna.

‘Jij hebt haar gek gemaakt met jouw verhaaltjes,’ bromt Simon.

‘O, nou zal ik het gedaan hebben,’ roept Anna met schelle stem. Simon houdt met een pijnlijk gebaar zijn handen voor zijn oren. ‘Niet zo gillen, vrouw, we kunnen toch wel gewoon praten.’

‘We hebben beloofd haar te helpen,’ peinst Anna hardop.

‘Dat heb jíj beloofd.’

‘Jij ook, jij geeft haar les in Engels, dat is ook helpen.’

‘Dat is iets heel anders. Als zij nog eens in het buitenland komt is het handig dat zij die vreemde taal kan spreken.’

Anna lacht schamper. ‘In het buitenland! Wat heeft zo'n kind voor kansen? Dienstbode zal ze zijn tot ze trouwt en dan is ze een huissloof met een hele sleep kinderen.’

Simon knikt. ‘Zo gaat het meestal, ja.’

‘Zo'n kind mag best eens wat anders meemaken,’ mijmert Anna, ‘dat is goed voor haar opvoeding. Je weet nooit waar zoiets nog toe leidt.’

‘Kijk maar naar jezelf,’ geeft Simon toe. ‘Jij hebt avonturen beleefd en je bent nog met een mooie man getrouwd ook.’

Anna lacht. ‘Mooie man - mooie bierbuik zul je bedoelen.’

‘Help haar aan de juiste kleren, vertel haar waar ze op zo'n schip op moet letten en laat haar met haar broer naar Engeland gaan,’ zegt Simon.

‘Zo eenvoudig gaat dat natuurlijk niet. Je weet wat een onnozel kind ze nog is. Die loopt zo tegen de lamp.’

‘Goed les geven, ze kan snel leren.’

‘Nee, we moeten het anders aanpakken.’ Anna wordt langzamerhand enthousiast voor het plan. ‘Laat die Valentijn maar

[pagina 48]
[p. 48]

meegaan, dat kan geen kwaad, maar geef haar nog een goede gids mee, iemand die weet hoe de wereld in elkaar zit.’

‘Blijf je lang weg?’ vraagt Simon rustig.

Anna schudt haar hoofd. ‘Ik heb het niet over mezelf, ik kan niet meer op een schip komen, als ik mij als man verkleed ziet iedereen al op vier mijl afstand dat er een vrouw aankomt. Nee, ik dacht aan jou.’

‘Aan mij?’ roept Simon geschrokken. ‘Ik op een schip? Ik ben kanonnier, ik hoor niet bij dat gewone volk.’ Hij is beledigd. In het leger was hij een hooggewaardeerde specialist: kanonnier, dat is niet iedereen, dat is de elite van het leger.

‘Nou, dan melden we je aan als kanonnier,’ zegt Anna sussend. ‘Neeltje wordt als hulpje bij dezelfde troep geplaatst en jij kunt op haar passen.’

‘Wat is dit voor waanzinnig plan?’ roept Simon. ‘Weet jij wel wat dat is, een leger, dat is geen kinderkamer!’

‘Luister nou eens rustig. Zo gek is het niet. Dat kind moet en zal naar Engeland, dat weet jij net zo goed als ik. Gaat ze met haar broer dan loopt het fout, dat is een veel te onnozel jong. Zij heeft een goede, ervaren gids nodig, iemand die weet wat een leger is en die vooral heel goed weet hoe je in een leger iets moet regelen als het een beetje moeilijk wordt. Daar was jij toch altijd zo goed in?’

Simon bromt wat. ‘Als je je kapitein een beetje kent, kun je alles ritselen wat je maar wilt, dat is een koud kunstje voor een oudsoldaat.’

‘Dat bedoel ik nou,’ zegt Anna tevreden.

Simon sputtert nog wat tegen. ‘Weet je wel hoe oud ik ben?’

‘Bijna vijftig, een paar jaar ouder dan ik. Wat zou dat? Je bent toch nog evenveel waard als een jonge vent?’

‘Och ja, als het nodig is, kan ik iedereen aan,’ bromt Simon.

‘Het zal best lukken. Jij gaat met de kinderen naar Engeland, je zoekt die man en je komt terug.’

‘Een leger is geen kroeg, je kan er niet zomaar in en uitlopen.’

‘Weet ik wel, ik zeg het maar een beetje eenvoudig. Als je daar bent, red jij je er wel uit.’

Daar blijft het voorlopig bij. Simon zal met Valentijn en Neeltje naar het leger of naar de vloot gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken