Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Diederik (ca. 1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Diederik
Afbeelding van DiederikToon afbeelding van titelpagina van Diederik

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (35.34 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Co Egelie



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

dierenverhaal/-epos


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Diederik

(ca. 1936)–A.A. Bosschart–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

XIII



illustratie

Ze werden ontvangen door den koning der zuigelingen.

Hij had een vergulden veiligheidsspeld in zijn luier, daaraan kon je zien, dat hij koning was.

Eigenlijk mochten er alleen maar zuigelingen in hun land komen, zei de koning, maar als ze honger en dorst hadden, mochten ze natuurlijk blijven, tot ze genoeg gegeten en gedronken hadden.

Er was een groote fontein in het midden van het land en daar konden ze drinken zooveel als ze wilden, en aan eten was ook geen gebrek. Overal stonden boomen met vreemde takken en groote ronde bladeren. Vooral Frietje, die alle boomen kende, vond het heel vreemd want zooiets had ze nog nooit gezien. De koning der zuigelingen liet Frietje zien, wat dat voor boomen waren. Het kwam net goed uit, dat ze er naar vroeg, zei hij, want hij had juist honger.

Hij trok een van de ronde bladeren af en liet Frietje zien, dat het een bordje was van chocolade. Frietje sprong van verrukking twee keer over den koning heen, die daar wel een beetje van schrok. Eerst durfde hij haar niets verder te laten zien, want

[pagina 25]
[p. 25]

je kon niet weten, wat ze dan zou gaan doen, maar nadat Frietje plechtig met haar hooge stemmetje had verzekerd, dat ze zich ‘nooit - nooit meer zou verroeren’, wees de koning haar hoe de takjes eruit zagen.

Stel je voor, de takjes waren zóó maar lepeltjes!

Frietje wilde juist van opwinding opspringen, toen ze zich nog nèt bedacht en piepend van opwinding bleef zitten: ‘Lepeltjes aan een boom’, juichte ze.

‘Ja’, zei de koning, ‘en nu hoef ik maar zoo'n lepeltje af te breken, dan loopt mijn bordje zoo maar vol met Molenaar's Kindermeel, dat uit dien tak stroomt, precies zooveel tot mijn bordje vol is’. Hij brak een lepeltje af, om te laten zien wat er gebeurde en - ‘pas op!’, gilde hij, maar het was al te laat. Zóóveel opwinding kon die kleine Frietje niet binnenhouden. Ze was opgesprongen, per ongeluk tegen den koning aan.

Het lepeltje en het bordje van den koning vlogen door de lucht en hijzelf plofte op den grond op zijn mooie schoone luier. Juist wilde hij ‘au’ roepen, toen hij het straaltje Molenaar's Kindermeel op zijn hoofd kreeg. Langs zijn oogen, langs zijn neus droop de heerlijke pap en het eenige wat hij kon doen was likken en likken zooveel hij kon.

Natuurlijk had Frietje spijt - reusachtig veel spijt, maar ze had er zoo weinig tijd voor en een oogenblik later had ze ook een blad en een lepel afgetrokken en zat ze te eten, net als Bernard en Elsje. Heerlijk was dat. Ze hadden zoo'n honger, dat ze nog ieder een blad afbraken en leeg aten - heerlijk! Nu begrepen ze ook, hoe het kwam dat alle zuigelingen er zoo gezond en flink uitzagen. De meeste bewoners van het zuigelingenland brachten hun tijd door met eten en slapen en slapen en eten. Gelukkig maar voor hen, bleef de koning een tijdje wakker.



illustratie

[pagina 26]
[p. 26]


illustratie

Pianoteen was direct vertrokken. Zij kon niet blijven eten, zij kon geen oogenblik wachten, zei ze, want ze had een prachtig muziekstuk bedacht en ze was meteen weggesloft:

‘Rits - rits - rits - Boem - Toe - TELOE’.

 

Toen de anderen gegeten en gedronken hadden, vertelden ze den koning hun verhaal. Tweemaal moesten zij hem wakker schudden, maar tusschen zijn tukjes in vroegen ze hem of hij er iets op zou kunnen verzinnen om Diederik te vinden.

Gelukkig! Hij dacht dat het wel mogelijk zou zijn. Ze konden hun ooievaar uitsturen om te zoeken boven de zandvlakte - hier sloot de koning de oogen even voor een klein tukje - als tenminste de ooievaar vanochtend niet bezig was zuigelingen te bezorgen. En de koning sliep.

Dien ochtend had de ooievaar toevallig niets te doen en direct vertrok hij. Langzaam zweefde hij boven de zandvlakte en tuurde overal rond. ‘Niets te zien!’ Hij cirkelde rond en rond en tenslotte zag hij een diepe kuil waar steeds maar zand uit opstoof.

Vlak boven de kuil bleef hij even klapwiekend in de lucht zweven en daar zag hij een stoffigen viezen Diederik, bezweet en doodmoe, gravend en gravend.

‘Wat doe je daar?’, riep de ooievaar, die er om lachen moest, ‘wil je door de wereld heen graven?’

Maar Diederik hoorde hem niet en zag hem niet. Er zat zand in zijn ooren en zand in zijn oogen, er was zand in zijn mond, overal kleefde zand aan hem. Hij snoof en proestte en groef.

De ooievaar streek dus maar in de kuil neer en verschrikt en verbaasd keek Diederik op. Zoodra hij ophield te graven begon het zand zachtjes op hem af te rollen en de ooievaar, die het gevaar zag, zei: ‘Stap gauw in deze luier, voordat je onder het zand raakt’.

Diederik stapte vlug in de luier, die de ooievaar in zijn snavel hield en een oogenblik later zweefden ze boven de zandvlakte.

In een ommezien waren ze nu in het zuigelingenland, waar de anderen verlangend stonden uit te kijken.

‘Kijk’, riep Frietje, ‘de ooievaar draagt iets in zijn snavel’.

En ja, toen de ooievaar neergestreken was, stapte Diederik op hen toe. Maar zoo'n Diederik als ze nog nooit gezien hadden. Zijn kop leek een balletje zand, waaruit alleen zijn oogjes kwamen, zijn postbode-jasje was vol zand en daaromheen had hij een mooie witte luier met een veiligheidsspeld.

Ze konden er niets aan doen, maar ze moesten allemaal lachen.

‘O, Diederik’, gierde Bernard, ‘Diederik de aanvoerder, in een luier!’

De zuigelingen kwamen er omheen staan en toen de ooievaar nu vertelde hoe hij

[pagina 27]
[p. 27]


illustratie

Diederik had gevonden in een diepen kuil, al gravend en gravend, terwijl het zand maar steeds terugrolde, toen moesten ze nog meer lachen.

En Diederik stond daar, moe, vuil en heel, heel erg verdrietig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken