Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het revier (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het revier
Afbeelding van Het revierToon afbeelding van titelpagina van Het revier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het revier

(1978)–Taecke J. Botke–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Scheisshauskalifaktor

De enige in het revier die een praalbed bezat met echte lakens en dekens, was het opperhoofd der Jehova Getuigen. Daarvoor hadden zijn volgelingen gezorgd, die hier in Sachsenhausen de keuken beheerden. Zij liepen voortdurend af en aan om te zien of het hun chef aan niets ontbrak. Hij had een onderkomen gekregen tussen de zieken, naast een communistisch politicus. Ook die werd door zijn kameraden zorgvuldig beheerd. De getuige van Jehova raakte nooit zijn gewone dagrantsoen aan; hij werd daarbuitenom zo goed verzorgd dat hij 't ook niet nodig had. Grootmoedig schonk hij het dus weg aan de man die zijn bed opmaakte of een andere dienst voor hem verrichtte. Vandaar dat de ogen aller zieken 's ochtends op zijn bed gericht waren: wie zou vandaag het brood van Jehova krijgen?

 

Op een dag werd mij door een van de discipelen verzocht aan het bed van de grote Getuige te verschijnen. Er bleek een Hollandse getuige in het kamp te zijn. Hij kon geen Duits lezen. Of ik in staat zou zijn een gedeelte uit de Bijbel voor deze broeder te vertalen? Ik zou tevreden zijn met de beloning, heette het.

Ik ging meteen aan het werk; de broeders bezorgden mij pen, papier en inkt en een Duitse Bijbel. Zonder veel haast bleef ik bezig; het was, after all, een plezierig tijdverdrijf. De vertaling

[pagina 63]
[p. 63]

bleek bruikbaar; de hoogmogende Getuige toonde zich tevreden. Des avonds maakte ik - daartoe verzocht - mijn opwachting in een kantoortje. De daar voorhanden Getuige prees mijn gevoelige vertaling en bood mij plechtig het ambt van ‘Scheisshauskalifaktor’ aan. Een mooie promotie die veel afgunst teweegbracht. Het werk dat door dit ambt vereist werd kwam neer op het schoonhouden van het ‘Scheisshaus’ en het reinigen der etensbidons. Als ‘Schwerarbeit’ waren er extra-rantsoenen aan verbonden: brood en ‘Suppe’ als regel, soms zelfs meer.

 

Inderdaad bleef jaloersheid niet uit. Het was de ‘Blockälteste’, Adam, een kwaadaardige Pool, die zich razend toonde: hij had dit ambt toe moeten wijzen. En, allicht, aan een bevriende Pool. Dat nu een Nederlander, en nog wel een arts, dit baantje kreeg maakte de invloed der Hollanders te groot. Het was zaak met de grootst mogelijke behoedzaamheid te werk te gaan.

De vereiste staat van onberispelijke reinheid der ‘Scheisshäuser’ was moeilijk te bereiken. Bruikbaar reinigingsmateriaal ontbrak geheel. De veelal aan dysenterie lijdende gebruikers van deze plaats waren in een te ellendige staat om zich te bekommeren om de toestand der toiletten. De vuiligheid kleefde aan de muren, dreef over de vloeren, verstopte de afvoeren en stonk penetrant. Er bleef me niets anders over dan het afscheuren van een stuk van mijn gewaardeerde peignoir. Dit bond ik om een stok, en hiermee werd gedweild, geluiwagend en geragebold totdat muren en vloeren blonken als die van een pas geopende melksalon.

De Pool kwam 's avonds kijken. Zeker van mijn - goede - zaak, liep ik mee. Adam echter was vastbesloten mij ten val te brengen. Slinks smeerde hij vuiligheid op de muur en riep alle passanten erbij om dit te laten zien. Hier was de smerigste ‘Scheisshauskalifaktor’ aan het werk geweest die het kamp ooit had bezeten.

De Polen beaamden dat volmondig. Er zou meteen werk van

[pagina 64]
[p. 64]

worden gemaakt. Wanneer deze ‘Schweinerei’ voortgang zou vinden zou het tot dusverre zo ‘saubere’ schijthuis een stal worden. Allen kwamen om in ongedierte en niemand zou zijn vaderland meer terugzien. Duistere protectie had een onbenul op deze plaats gebracht, die hijzelf voor een bekwaam persoon had bestemd.

De door Adam aangewezen opvolger stond al gereed. Toen echter kwam mijn vriend Joop - arts - in het geweer. Die onderzocht de opvolger bij zijn medische ronde de volgende ochtend en verbood hem de eerstkomende dagen het bed te verlaten. Gevaar voor besmetting. Adam was effectief gedwarsboomd. Hij moest toezien hoe ik in mijn eer van ‘Kalifaktor’ werd hersteld. Maar hij gaf zich niet gewonnen.

Die middag begon mijn tweede opdracht: de lege - en schoongelikte - bidons moesten met de afhaalwagen meegegeven worden. Het stond niet precies vast wanneer die kwam; wachten was er niet bij. Indien er geen bidons klaar stonden reed de wagen door: het hele Block kreeg dan niets te eten.

Vanuit de barak - die ik niet mocht verlaten - kon je de wagen niet zien aankomen. Eén raam echter bood uitzicht, en dat was in 't hospitaal. Er stond het bed bij van een zieke die in coma lag. Dit werd met Joops hulp verplaatst, en zo kreeg ik de waarschuwing: de wagen is in aantocht.

Alle bidons gingen erop; aan deze streek was ik weer ontkomen. Adam stond me op te wachten: waar zíjn bidon was. Een privébidon. Allicht had ik die meegegeven, mét de andere. ‘So etwas, eine solche Schweinerei...’ wanneer een Pool Duits gaat praten doet hij voor geen Duitser onder. ‘Diebstahl, Raub...’, minder ging het niet, ‘der Schweinehund hat mir mein Besitz beklaut...’ Hier moest weer streng worden opgetreden. Waar ging dat heen als dergelijke dieven vrij rond konden lopen. ‘Strafkommando’ was hier op zijn plaats.

[pagina 65]
[p. 65]

Ik had maar één kans: te trachten de bidon weer hier te krijgen. Het ‘Strafkommando’ stond vrijwel gelijk met een doodvonnis. Ik haalde bij Joop een rodekruis-armband en ging de wagen achterna, maar die had het revier al verlaten. Uit het revier te komen was niet zo moeilijk, maar het binnenkomen ervan vereiste tenminste dat de wacht je als prominent herkende. En zelfs een ‘Scheisshauskalifaktor’ behoorde nog niet tot de ‘Prominenz’.

Terwijl de ‘Blockältesten’ op het keukenplein stonden, en de wachttijd kortten met verhalen, kwam er een ss'er aangereden op een fietsje. De ‘Blockältesten’ wijdden geen aandacht aan de ss'er. Die smeet woedend zijn fietsje neer en begon te brullen: de oorlog was nog lang niet gewonnen door de plutocraten; de Führer had nog een allesvernietigend wapen achtergehouden en de vijand zou nog door de knieën gaan. (Dat was maart 1944). Zijn woorden maakten weinig indruk; hij merkte dit en trok zijn revolver. Lukraak schoot hij in 't rond. Nu werd het ernst. De Kapo's lieten zich voorover vallen.

Op dat ogenblik ontdekte ik tussen twee liggende Kapo's een bidon net als ik zocht. Het ding scheen onbeheerd, zodat ik het wegsleepte - het bleek zwaar - eer de Kapo's op zouden staan. De dolle ss'er schoot nog steeds door, alle zich buiten bevindenden dwingend dekking te zoeken. Maar ik, die niets te verliezen had, sleepte mijn bidon verder. Tot aan de wachtpost van het revier. ‘Was soll denn das?’. Hij lichtte het deksel van de bidon op. Die bleek de supersoep van het kamp te bevatten, alleen voor de hoogste autoriteiten gebrouwen. Verse groenten, krachtige bouillon, grote gehaktballen. De portier stond paf. Om geen risico's te lopen, besloot hij, deze ‘Häftling’ maar te respecteren. Wie met zo'n soep uit de keuken komt moet over machtige relaties beschikken.

Ik bood de portier een kom soep met bal aan: twee sub-

[pagina 66]
[p. 66]

Kalifaktors gebood ik om de ‘Edelsuppe’ naar ons revier te brengen.

Adam zag mij aankomen; hij kreeg het bijna benauwd van dit tafereel. Toen hij echter de inhoud ontdekte, was hij geheel verbijsterd. Zozeer zelfs dat hij mijn order aanvaardde: ‘Für die Kranken, und ins Aerztezimmer’. We namen zelf een kom, Adam met ons, en de rest ging naar de zieken.

 

De gevolgen van die goedbedoelde geste waren weinig gelukkig. De zieken, minder nog dan wij, verdroegen slecht de vette soep. 's Avonds begon de rush naar het ‘Scheisshaus’. Voor mij begon weer het gedweil. Maar mijn aanzien in het Block was zeer vergroot: wat lef, ‘und erne grosse Schnauze’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken