Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gheestelycken Catechismus van den wegh der liefde Godts (1708)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gheestelycken Catechismus van den wegh der liefde Godts
Afbeelding van Gheestelycken Catechismus van den wegh der liefde GodtsToon afbeelding van titelpagina van Gheestelycken Catechismus van den wegh der liefde Godts

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gheestelycken Catechismus van den wegh der liefde Godts

(1708)–Fulgentius Bottens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Voor-reden tot den godtvruchtighen leser. B.L.
De vrede des Heeren zy met u.

'T Is een yder kenbaer, dat onder alle de gheboden, die Godt Almachtigh ons gegheven heeft, het eerste ende meeste is dat ghebodt der liefde, dat hy ons gheeft Matth. 22. segghende: Ghy sult den Heere uwen Godt beminnen uyt gheheel uw' herte, uyt gheheel uwe ziele, en uyt gheheel uwen gheest. Maer eylaes 't is te beclaeghen, datter soo veel christenen zijn, die op dit ghebodt niet en letten, nochte en passen; die alle hunne affectie stellen op ydele, verganckelicke en aerdtsche saecken, die teghen Godt ende sijne wetten strijden; die de liefde, die sy Godt schuldigh zijn, tot hun selven keeren, en hun selven ghelijck stellen voor hun leste eynde, alles stieren tot hun eyghen vermaeck en wellusten, profijt, eere, &c. en niet voorder: het welcke, soo den H. Augustinus seght, een groote boosheyt is.

Andere, die wat beter zijn, meenen dat het genoegh is de gheboden Godts eenighsints te onderhouden; maer en peysen niet eens op dit alder-meeste ghebodt, nochte en doen gheen devoiren om dat te onderhouden. Sy en mercken niet, datmen de andere gheboden can onderhouden uyt slaevelicke vreese, om de straffe te ontgaen, ofte uyt soodanighe opsichten, en nochtans niet voldoen aen dit groot gebodt, en alsoo can verloren gaen. 't En is van soodanighe niet, dat den Heere seght Joan. 14.21. Die mijne geboden heeft, ende die onderhout, die is 't

[pagina 4]
[p. 4]

die my bemint: maer van die dese onderhouden uyt liefde, ofte ten minsten uyt een kinderlicke vreese: want 't is seker, dat hy uyt fijne gheboden niet uyt en sluyt dit eerste ende alder-meeste, ende 't is oock seker, dat hy door dit iet ander ghebiedt, als door de andere: en wat is dit anders als de liefde?

Andere, die noch wat beter zijn, die dienen Godt, en onderhouden sijne gheboden uyt een kinderlicke vreese; sy doen veel mont-ghebeden, eenighe penitentien, meditatien, en andere gheestelicke oeffeninghen; maer blijven altijdt de selve, sonder eenigen voortganck inde liefde Godts, en andere waerachtighe deughden: en soo leven sy veel daghen en jaeren, jae somtijts twintigh, dertigh, en meer. De reden hier van is, om dat sy hunne oeffeningen niet en weten te stieren tot voortganck in de liefde Godts.

Om dese ende alle andere te helpen, wordt dit Boecxken in't licht gegheven: het welcke hun voor ooghen stelt gheheel den wegh der liefde Godts, om hun te toonen, hoe men ghedurigh can, ende behoort voorder te gaen in sijne liefde.

Desen wegh heeft dry deelen, die corresponderen op de dry deelen van dat eerste ende meeste ghebodt: Ghy sult den Heere &c. Matth. 22. In het eerste wordt ghetoont, hoe wy Godt moeten beminnen uyt gheheel ons herte, met een hertelicke liefde. In het tweede uyt gheheel onse ziele, met een redelicke en gheestelicke liefde, die tweederley is. De eerste is, die op de ghemeene maniere met de ordinaire gratie Godts vercreghen wordt: de welcke hier in d'eerste Dagh reyse begrepen wordt: De tweede is, die van Godt op bysondere maniere door een extraordinaire gratie inghestort wordt in de ziele, en van dese handelt de tweede Dagh-reyse. In het derde wordt ghetoont, hoe men Godt bemint met een seer verheven, ende gelijck Goddelicke lief-

[pagina 5]
[p. 5]

de. Dese zijn ghelijck dry trappen ende staeten van de liefde Godts, en sy begrijpen in hun geheel den loop van het gheestelick leven, den welcken hier wordt voorghehouden als een Reyse ofte Pelgrimagie.

De Pelgrims die dese reyse doen, zijn de dry redelicke crachten der ziele, het Verstant, de Memorie, ende den wille; die, soo hier ghetoont wordt, moeten t'samen gaen tot het eynde toe, om te ontgaen alle perijckelen en achterdencken vande valsche ledigheyt, en andere dolinghen, die in den loop van't gheestelick leven souden moghen incruypen. Dit cleen Werck is daer toe bysonderlick geschickt, om die te toonen, uyt te roeyen en te verbeteren: niet als sommige, die als sy een ghebreck willen te niet doen, vallen in een ander, en die geen middel-maete en weten te gebruycken, ghelijck die, van welcke Horatius seght: Dum vitant stulti vitia, in contraria currunt. Niet oock ghelijck sommighe, die de perijckels van dolinghe soo groot en swaer maecken, dat sy aen veel goede zielen eenen schroom aenjaeghen van een oprecht geestelick leven: ende die op dat pretext alle gheestelicke oeffeninghen en inwendigh gebedt dat boven de meditatie gaet, en alle beschauwende leven en contemplatie ghelijck willen uytroeyen, jae het selve verfoeyen en verachten: het welcke de meeste dolinghe van al is, ende de schaedelickste aen de eere ende glorie Godts, en sijn welbehaeghen, ende oock den de zielen; jae het is gelijck eene nieuwe ketterye, strijdende tegen de leeringhe van CHRISTUS selve in't H. Evangelie Luc. 10. ghelijck den H. Augustinus en andere HH. Vaders segghen.

Mijn intentie dan is hier in alles precijselick te volgen den wille vanden grooten Vader des huysgesins hier boven (en van fijnen Stathouder op der aerden) die hy ons kenbaer gemaeckt heeft in't H. Evangelie Matt. 13. te weten datmen het quaet cruydt uytroeyen soude;

[pagina 6]
[p. 6]

maer alsoo, datmen t'samen de terwe niet uyt en roeyt. Die eenen yver heeft sonder onderscheydinge (seght den H. Bernardus) als hy hem haest om profijt te doen, wordt bevonden schaede te doen. Daerom is't te wenschen, dat hy hem met het uytroeyen niet en moeyt, die de cruyden niet en kent; andersins sal hy lichtelick het goedt uyttrecken, en 't quaet laeten staen.

In desen wegh der liefde Godts worden oock begrepen en gheleert de oeffeningen van alderhande deughden, oock in eenen volmaeckten graet. Daer wordt oock in begrepen, ghelijck ick gheseyt hebbe, geheel den loop van't geestelick leven, en een corte onderwijsinge by naer van alle materien die het selve raecken; die seer profijtigh en noodigh is voor veel goede zielen: die dese ghemeenelick van hunne Biecht-vaders willen hebben: maer den tijdt ontbreeckt hun: want eer sy de conscientie effen ghestelt hebben, en ghedaen dat de biechte aengaet, den tijdt is verloopen: en sommighe door hun studien en occupatien en hebben den tijdt niet om hun tot die materien veel te begheven, die bynaer eenen heelen mensch vereysschen..

In d'eerste Dagh-reyse worden geleert dry ofte vier soorten van't gemeene ghebedt: inde tweede en derde is de oeffeninghe der liefde, die daer ghedeurigh is, een seer volmaeckt ghebedt, het welcke, soo de HH. Vaders leeren, bestaet inde verheffinghe der ziele tot Godt, de welcke alderbest door de liefde gheschiet: tot het welcke oock noodigh is het mede-wercken der redelicke crachten, dat hier bysonderlick gheleert en ghetoont wordt.

De maniere die hier ghehouden wordt, is cort en claer, en gelijck aen die vanden Catechismus, sonder veel redens en preuven vande H. Schrifture en HH. Vaders by te brenghen, al is't dat wy die ter hant hebben, om cortheyts wille. De Begeerige en Godtsoeckende Ziele die vraeght, en haeren Leeraer die antwoordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken