Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het beloofde land (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het beloofde land
Afbeelding van Het beloofde landToon afbeelding van titelpagina van Het beloofde land

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het beloofde land

(1903)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

VII.

Langzamerhand, in de morgenuren, als zij beiden alleen waren, vertelde hij haar alles.

Als zij daar zat tegenover hem, en hem zag veranderd, verouderd, en toch dezelfde, kwam de bewustheid van het wonderbaarlijke, dat hij wàs teruggekomen, over haar; en zij luisterde naar wat hij vertelde, als betooverd haar eenvoudige verbeelding, gespannen door al dat vreemde, waarvan hij sprak.

Langzamerhand zei hij haar alles - kwamen de woorden, de gedachten, die hij altijd teruggedrongen had, die hij had leeren zwijgen.

Zij kwamen nu - en meer en meer herleefde in hem de herinnering.

Hij sprak van den eersten tijd, die heerlijke jonge jaren van zwerven hier en daar,

[pagina 111]
[p. 111]

moeielijk levend, van het weinige dat hij verdiende.

Maar altijd gelukkig.

En daarna de jaren van onafgebroken, ingespannen arbeid, toen hij nog alles hoopte van dien arbeid, droomde van de heerlijke scheppingen in marmer, die ééns zijn hand wrochten zou.

Tòen was hij gelukkig; hij wist het nu weer hòe gelukkig! Hij zag terug - dingen làng vergeten, die opdaagden nu, - tot hem spraken met zoete herinnering...

Maar langzaam was teleurstelling gekomen - het bitter begrijpen, dat hij nooit zou kunnen waarnaar hij streefde - niet met al zijn arbeidskracht...

Maar hij had het niet kunnen opgeven óók; tòch was nooit één oogenblik de gedachte in hem geweest, terug te keeren naar 't kalme leven op 't oude dorp; nooit had hij iets anders gedacht zelfs in zijn grootsten tegenspoed, dan dat hij voortwerken mòest en zòu.

En de jaren kwamen, dat hij wanhopig streed met zijn moed, zijn werkkracht, zijn

[pagina 112]
[p. 112]

schoonheidsgevoel tegen zijn eigen kùnnen; maar hij kon nooit bereiken het eenige, waarnaar hij streefde: een waarlijk groot werk.

Het leek alles nu zoo ver - niet meer alsof het een heel menschenleven geweest was...

Niemand onder degenen, die daarginds zijn werk eerbiedigden, omdat het sprak van eeuwig onbevredigd, altijd hooger smachtend kunstgevoel, - die medelijdend aanzagen den vroeg grijzen werker, voortzwoegend zonder omzien, zonder weifelen, in enorme volharding en arbeidskracht, - kon ten volle begrijpen de smart, geleden onder dien arbeid, terwijl hij jongeren zich zag voorbijstreven, en meesterwerk zag van tijdgenooten; zij kònden niet begrijpen dien strijd van hèm, den sterke, die zich niet neerleggen kòn - en dùlden zijn onmacht...

De jaren van tegenspoed hadden zijn illusies verstoven, en zijn hoop telkens en telkens tot niets gemaakt, maar zijn forsche moed was niet verslagen; de levensblijheid was in hem gedood, maar de levenskracht scheen onverwoestbaar in hem.

[pagina 113]
[p. 113]

Want niets had ooit kunnen verslaan die eene groote liefde in hem - de liefde voor zijn kunst, die zijn leven gericht, zijn leven beheerscht had; hij had zijn werk lief als een levend wezen, want 't had al zijn illusies gedragen, hij had ervoor gezwoegd en geleden, het was als een dierbaar kind, dat hem nooit anders dan smart had gegeven, en dat hij temeer liefhad om de opofferingen, die hij er zich voor had getroost.

En in die liefde was de eeuwige bron van smart: dat hij nooit zijn werk kon volmaken, dat hij het altijd wilde opvoeren tot ongeevenaarde schoonheid - en altijd moest eindigen met het te verkleinen.

Hij had zijn vrouw en zijn zoon liefgehad, maar dat was niet de gouden liefde voor zijn kunst, die onveranderd zijn grootste toewijding bezat; zijn vrouw en zijn zoon had hij lief als een mensch, maar zijn kunst had hij lief als een god.

Vertrouwend als een kind, aanbiddend, had hij altijd dat ééne gevolgd, dat voor hem uitstraalde boven al het andere. Rein van elke ge-

[pagina 114]
[p. 114]

dachte aan zichzelf had hij zich gegeven zonder ooit te klagen of te wankelen en onwetend had hij zijn vrouw laten deelen in die opoffering, niet eens vermoedend zelfs, dat zij iets anders zou kunnen verlangen of noodig hebben.

Dit wist hij nòg niet - en hij zou 't nooit begrijpen.

En hij sprak van zijn jonge, vroeg gestorven vrouw - van de smart om haar dood...

Maar van de smart om zijn kunst sprak hij niet - die kon niet verdragen het medelijden der menschen.

Maar er was iets anders gekomen in zijn leven, zijn zoon.

In hèm was de gave - de gróóte gave, die de vader zag en voelde - en hij wachtte van hèm wat hijzelf niet had kunnen volbrengen.

Toen, in zijn geest van taaien werker, had zich het plan vastgezet: voortaan te moeten arbeiden voor zijn zoon; de jongen moest geen geldzorg hebben, hij moest alleen en onbezorgd kunnen leven voor zijn kunst; hij zou voor zijn kind effenen, wat voor hem niemand

[pagina 115]
[p. 115]

had kunnen doen. En hij gaf zichzelf volkomen aan dat kind, omdat hij in hem zag het goddelijk genie; hij gaf ootmoedig en berustend, in eerbiedige bereidwilligheid zijn eigen dierbaren arbeid; voortaan zou hij slechts arbeiden voor geld, alleen zich toeleggen op het houtsnijwerk, dat de menschen zoo graag duur betaalden. Werk om geld alleen...

Maar zijn zoon zou het hoogste bereiken...

Toen was hij op eenmaal zeer moede geweest - daar in dat vreemde land.

En hij was teruggekomen.

 

Zij zaten stil tegenover elkaar. De oude Tine Ross zag naar Berend waar hij zat als in moede berusting...

Hij had niet geklaagd tegen haar, maar zij had vaag gevoeld, dat hij veel had gezwegen. En haar scherp moedergevoel zeide haar wat het voor hèm moest zijn terug te keeren zonder te hebben volbracht; wat hij moest hebben gestreden, eer hij terugkwam en rustig kon spreken over het verachte handwerk, dat hij zou verrichten om gèld.

[pagina 116]
[p. 116]

* * *

 

Moeder - ik weet nu, er is iets, sterker dan al het andere.

Eéns de klank van een oude, dierbare stem - niet verdoofd door zooveel honderden luider stemmen.

Eéns de rustige, nooit veranderde liefde in zachte, oude oogen - niet verduisterd door zooveel schitterender beelden in later tijd.

Moeder! Wat mij deed verlangen, toen ik niet wist dat ik nog verlangen kòn.

Moeder! Wat mij geen rust liet, eer ik zou voelen uw hand op mijn moede oogen.

En uw goede stem - en uw dierbaar

[pagina 117]
[p. 117]

gezicht als een aanraking van troost in mijn droef hart.

Moeder! Tot ik wist, dat ik teruggaan zòu.

Dat dit het éénige was...

 

***


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken