Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 213]
[p. 213]

Derde boek
De hertogin van Glocester

[pagina 215]
[p. 215]

I

De Bourgondiër kwam te Mons bij Jacoba in 't geheim. Onrust liet hem niet los, sinds zij Brabant verlaten had. En beter dan die in Brabant nog steeds werkten voor verzoening en herstel van haar eer en recht, begreep hij in zijn diep peilende achterdocht, dat dit heengaan, schijnbaar zoo onschuldig, een breuk beteekende voorgoed met Brabant.

Met zijn tante Margaretha had hij een drukke briefwisseling gevoerd; maar ditmaal was de hertogin-moeder, zoo diep beleedigd in haar dochter, geen willige medewerkster; zelfs terwille van Bourgondië liet zij zich niet tot verzoening leiden.

Philips zon en zocht. Deze beide zeer slimme, zeer wilskrachtige vrouwen waren een gevaar. Als zij een nieuw huwelijk op het oog hadden - waàr ook - het zou immer een gevaar beduiden voor het bezit der Nederlanden. Bij den Brabander was Jacoba het minst gevaarlijk.

Maar toen hij bij Jacoba rustig zijn aanmaning tot verzoening thans persoonlijk kwam bepleiten, zag hij, dat het gevaar veel grooter was dan hij had gemeend. Met haar groote, makkelijke welsprekendheid had zij zich verweerd, toornig hem teruggewezen.

‘Ik begrijp niet Neef, hoe ge het waagt na al wat tegen mij in Brabant is geschied door mijn gemaal en zijn vrienden, nog van verzoening te reppen. Toen ik een onmondig kind was, heeft Bourgondië over mij beschikt en tot dit huwelijk geleid. Ik was een kind, hulpeloos zonder verdediging, want mijn machtige vader was dood. Gij allen dacht mij een onnoozele, die ge kondt ringelooren; maar vroeg heb ik mijzelf leeren redden, en zelf moeten uitzien, want geen enkel trouw en betrouwenswaard raadsman onder de hoofden van ons Huis, stond mij ter hulpe. Zonder wroeging, zonder gedachte aan mijn persoon, werden mijn jeugd, mijn geluk, mijn eer en mijn hooge waardigheid in

[pagina 216]
[p. 216]

handen gegeven van een knaap, dien gij en mijn moeder zelf het aanzien niet waard vonden. Maar dat was alles goed genoeg voor het kind Jacob! Ik heb moeten lijden den gruwelijksten smaad, dat kan mijn moeder getuigen. En nu komt gij, die mijn steun en mijn raadsman behoorde te zijn, en wilt mij overhalen nòg eens mij in dien poel van vuilheid en ongerechtigheid te werpen! Maar weet Neef, ik ben thans twintig jaar - ik bèn niet meer te dwingen. Ik laat mij niet nòg eenmaal aan de schande prijsgeven!’

Philips had stil geluisterd. Een licht rood steeg hem in den bleeken kop langzaam op bij Jacoba's scherp beschuldigende woorden. Eindelijk zei hij kalm.

‘Ge vergist u, lieve Vrouw Nicht, als ge meent, dat ik uw jeugd, uw waardigheid wil beschamen en beleedigen. Ik wil integendeel slechts uw gemaal tot verstand en rede brengen, opdat gij niet langer als een verjaagde van uw eigen hof ronddoolt. Is dàt uw eer en waardigheid niet te na?’

‘Neen!’ riep zij. Dàt is mijn eer niet te na! En - verstand wilt gij hèm geven? Dan zijt ge een toovenaar. Want uw neef van Brabant is een idioot, een kwaadaardige gek.’

‘Hij is uw neef evengoed,’ zei hij met leedvermaak.

‘Juist daarom is mijn huwelijk met hem niet geldig!’ ketste zij. ‘En ik acht mijn kostelijke, jonge leven te goed, om het aan een dwaas te ketenen.’

‘Ge hèbt u eenmaal, tegen pauselijke goedkeuring aan hem geketend,’ wees hij terecht.

‘Ja - ik heb mij onder pressie van u allen schuldig gemaakt aan ongehoorzaamheid jegens den Heiligen Vader, en ik heb er voor moeten boeten. Ik wil thans mijner ziele zaligheid gedenken, en mijn onrecht herstellen.’

‘Gij denkt daaraan wat laat, àls dat uw reden is -’ zei hij spits. Hij dacht aan haar vurigheid, waarmee zij zooeven sprak: ‘mijn kostelijke, jonge leven.’

‘Ik wil mijn dagen hier alléén, in rust en ongehuwden staat slijten,’ zeide zij, en sloeg haar oogen vroom als een nonnetje neer.

Hij geloofde dit allerminst; en de angel om dit ongeloof stak diep, toen hij terugkeerde van Mons. Hij moèst en zoù het weten! Zijn spionnen deden hun werk goed.

Hij zag weer Jacoba, zooals zij tot hem gesproken had. Hij vond haar schoon en gevaarlijk. Hij herinnerde zich zijn vaders wensch

[pagina 217]
[p. 217]

dat hij haar huwen zou - en thans dacht hij, dat hij dàn de Nederlanden in zijn bezit had gehad. Hij zou tegen den Beier wel opgewassen geweest zijn. Maar het was niet gebeurd. Jacoba was zijn vrouw niet, en bijna zijn vijandin.

 

Kerstmis ging voorbij, zonder antwoord van den paus. Feitelijk was Jacoba vrij, de bepaalde datum lang overschreden. Met haar biechtvader, den abt de Saint-Ghislain, met andere doktoren en geleerden in de theologie had de jonge Jacoba, bonte vogel tusschen hun perkamenten wijsheid, urenlange besprekingen.

Allen erkenden groote bedenkingen tegen de wettigheid van het Brabantsche huwelijk. Aan den abt de Saint-Ghislain gaf Jacoba zich over in groote vertrouwelijkheid. Zij schilderde haar afschuw van den lompen knaap, de ellende van dit samenleven, zijn schandelijke leefwijs.

De abt luisterde. Hij was een man van de wereld ondanks zijn geestelijke waardigheid. Hij luisterde en ontdekte verbaasd een zuivere, kuische vrouw, een kind haast, gesleurd in de vuilheid van een verloopen, verdorven mannenleven. Hij geloofde niet in vrouwen, maar in Jacoba geloofde hij; hij had haar lief van toen zij een kind was, om haar frischheid, haar vroolijkheid, haar rampen en haar moed. En hij wierp al zijn gewicht in de schaal, dat dit eerloos huwelijk tot nietigverklaring gewerd.

Met Driekoningen kwam Saint-Pol te Mons, om deel te nemen aan het tournooi. Hij droeg Jacoba's kleuren, en keek naar haar op, waar zij zat en naar hem zag met haar glimlach.

Zij ontving hem na afloop zeer hartelijk en genegen als een lieven broeder; hij vertelde haar veel over den hertog, hoe deze zich voor geheel Brabant tot schimp en spot maakte.

Jacoba hoorde hem aan, schijnbaar vol belangstelling. Maar innerlijk had zij thans met Brabant reeds volkomen afgedaan. En terwijl Saint-Pol als haar gast aan haar zijde reed, op de jacht ging, of in haar vertrekken sprak over de Brabantsche toestanden, gingen haar gedachten de zee over met haar drie getrouwen: Van Poelgeest, Van Wassenaer en Van Assendelft, die naar Londen waren vertrokken met een boodschap voor koning Hendrik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken