Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III

Onder de muren van het kasteel Dover wachtte de hertog Humphrey van Glocester, dien Maartschen morgen van het jaar 1421 - omgeven door een uitgelezen stoet van edelen en ridders met ontplooide banieren om Jacoba te ontvangen. In spanning zagen allen uit naar de jonge vorstin, dochter van den haast legendarischen Willem van Holland.

Nooit verloor Jacoba een oogenblik haar vorstelijke gratie en waardigheid, de bewustheid daarvan. Met weloverwogen bevalligheid en losheid in gebaren en gang, schreed zij thans langzaam en tegelijk met een bewogenheid in haar gansche ranke lichaam aan; en haar groote oogen, donker van ontroering, zochten den aanstaanden gemaal.

Vorstelijk groot en schoon - dit zag zij met een bonzing van haar hart, in één oogopslag. Een man als zij zich gewenscht had - haar waardig! Toen hij hoofsch, met een teederen glim-

[pagina 227]
[p. 227]

lach voor haar neeg en haar hand kuste, dacht Robertsart:

‘Voor elkaar geschapen deze beiden; in vorstelijke hoogheid, zwier en fijne beschaving elkander gelijk.’

Onder de nauwlettend keurende oogen van Glocester en de Engelsche edelen, besteeg zij vlug en luchtig als een veer den telganger. En in een ongekende waardigheid, zooals zelfs haar eigen getrouwen haar niet kenden - bedwong zij haar diepe, verwachtende vreugde onder een beminnelijk rustigen ernst.

In Londen stroomde het volk, de gansche burgerij toe. En rijdend door de groote stad, ging haar hart open: hier te leven tot zij naast den gemaal haar erflanden veroverde. Niet als arme smeekelinge kwam zij tot hem, maar als rijkdommen schenkende vorstin. Haar oogen werden warm van een diep geluk toen zij zich tot hem keerde.

 

In den geheimen raad des konings waren Engeland's hoogste adel en de vorsten bijeen. Het gold dit zeer bizondere voorval, dat een regeerende vorstin zich onder Engelands hoede kwam stellen.

Hier zaten in hun roode tabbaards, hun schitterende hofkleeding, de hoogwaardigheidsbekleeders; Henry Beaufort, de bisschop van Winchester, oom van den koning, en invloedrijkste man in Engeland, hooge geestelijkheid, edelen en raadslieden. De emotie was merkbaar in de gansche sfeer van de groote zaal, verlicht bij het reeds tanende daglicht, door tallooze kaarsen in de groote staande luchters, langs de wanden, op de tafels.

Jacoba voelde die eigenaardige, haar gansch nieuwe sfeer, aan met een trilling door heel haar wezen. Haar lichaam werd los en van luchtige bevalligheid, in de blijdschap om een omgeving van ware vorstelijkheid, toen zij binnentrad, omgeven door haar raadslieden. Een ontzaggelijke trots ook rechtte den ranken hals, die het kleine, smalle hoofd droeg als een juweel.

Zij had met voorbedachten rade zich schijnbaar eenvoudig gekleed, maar het was een eenvoud die Marie hoofdbreken had gekost. Zeer donker groen laken met fluweel was het kleed, slechts gegarneerd met parelen, groote en kleine, die als droppelen water gleden langs en uit de glanzige plooien. En gansch

[pagina 228]
[p. 228]

niet als hulpelooze smeekelinge voelde zij zich innerlijk, al nam zij die rol voor het moment als de meest passende; maar veeleer als een stout schaakspeler, die een gewaagden zet doet waarop alles te winnen mogelijk is.

Zij wist, terwijl zij zich luchtig en sierlijk en zeer waardig nederzette, na een diepe nijging voor den koning in de geheel aparte gratie van haar lenig, gespierd lichaam - dat aller blikken op haar gericht waren met een uiterste aandacht en belangstelling; zij wist, hoewel haar oogen zedig neergeslagen bleven op haar krachtige, smalle in elkaar gevouwen handen, dat Humphrey van Glocester onafgebroken haar aanstaarde; haar hart bonsde, en een fijn rood steeg langzaam in haar wangen op.

Oh - dit alles - was eindelijk leven!

En, terwijl zij zich dwingen moest om stil te blijven zitten, niet op te springen, te dansen en te zingen van een ongekend, mateloos geluk, vervulde haar trotsch en zalig ook die andere blijdschap: hoe zij met waarlijk vorstelijke gave den liefste had kunnen tegemoettreden.

De avond tevoren stond nog als scherp afgeteekend tafreel in haar geest. Toen, in geheime bijeenkomst met den koning en den bisschop van Winchester, had zij Humphrey benoemd tot erfgenaam van haar landen en graafschappen, en een eeuwigdurend verbond gesloten met Engeland.

Thans vroeg koning Hendrik, en zijn diepe stem dempte zich met vaderlijke vriendelijkheid, of Vrouwe Jacoba zou willen hoorbaar maken aan allen hier, wat haar gedreven had de hulp van Engeland in te roepen.

Als een veer zoo licht was zij òp uit haar zetel, en allen zagen thans hoe lang zij was, en voor die lengte zoo bizonder bevallig. Hoe rank en als van een knaap zoo vormloos bijna dat lichaam, en toch zoo wonderlijk vrouwelijk en bekorend. En haar stem, frisch en helder als een jachtklaroen in den morgen. Nooit verliet haar het meesterschap harer welsprekendheid. Het leek toen zij sprak, de spontaan uitgebrachte, roerende klacht van een argeloos zich uitend hart. Maar inderdaad, was zin voor zin overdacht en opgebouwd; voerde in een meesterlijk gespeelden eenvoud haar hoorders langs de relazen van al wat haar was misdaan; maar waarbij zij wèl zorg droeg niet als onnoozel

[pagina 229]
[p. 229]

slachtoffer te verschijnen, maar als de haar fierheid ongeschokt bewarende vorstin.

Voerde deze telkens van klank en nuance wisselende klokklare stem de vergadering tot het hoogtepunt: ‘hoe zij eindelijk thans, gruwzaam beroofd, op de gansche wereld geen betrouwbaar beschermer had; en daarom den koning smeekte, in zijn momboirschap te worden opgenomen.’

Ademlooze stilte hing nog oogenblikken, nadat Jacoba had opgehouden te spreken.

Koning Hendrik had onbewegelijk toegeluisterd. Zijn heerschersnatuur, die zeer jonge vrouwen, gelijk zijn eigen gemalin Katharina, gaarne had, ging uit naar dit kind, mooi, verlaten en rijke erfvorstin, bereid zijn broeders vrouw te zijn. Toen hij het woord nam, was zijn bronzen stem vol van genegenheid, en verzachtte de toon het woord:

‘Of zij dan zich wilde voegen in alle dingen naar zijn bevelen?’

Het woord raakte de trotsche dochter van Willem van Holland in alle gespannen nerven. Maar opziend in snelle verstoordheid, zag zij in Humphrey's biddende oogen, en geheel vanzelf ontviel haar het antwoord:

‘Ja, ik wil.’

En meteen was daar opnieuw de donkere, vaderlijke stem, waarnaar zij luisterde als naar iets dierbaar bekends uit haar jeugd - de diepe bas geleek dien van haar vader, van ridder Adriaan....

‘dat hij Jacoba van Beieren, gravinne van Holland, Zeeland en Henegouwen, zijn bloedverwante, opnam in zijn bescherming en momboirschap. Dat als een vader hij haar hulp en bijstand zou verleenen, niet alleen als haar pleitbezorger tegen Rome, maar tegen allen, die haar wederrechtelijk wilden verdrukken. En zulks met alle macht van hemzelf en van de zijnen.’

Hij dacht aan den Bourgondiër, wien hij hiermee een streep door de rekening haalde, toen hij vervolgde: dat hij ten slotte zijn jongsten broeder Humphrey, hertog van Glocester, als Jacoba's gemaal aanwees als haar naasten verdediger.

De kaarsen gloorden haar stil schijnsel over de jonge vrouwenfiguur, rechtop, roerloos in haar zetel. Zij wist volkomen het geluk te beheerschen, dat haar hart deed kloppen in razenden slag. En tegelijk richtte zij het hoofd hooger bij de voldoening,

[pagina 230]
[p. 230]

dat zij hiermede Philips had gekrenkt en benadeeld, zóó als op geen andere wijze mogelijk was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken