Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 345]
[p. 345]

Vierde boek
Krijgsvrouw

[pagina 347]
[p. 347]

I

De Hoeken, in bezit van de stad Schoonhoven, hadden eindelijk ook den burcht in hun macht gekregen. In de eerste dagen van April echter stond een Kabeljauwsch leger voor de stad.

Jacoba, in Mons het verloop der krijgskans volgend, stortte zich met verbitterde felheid in den oorlog en zijn verwikkelingen. Sinds Humphrey afgereisd was, joeg haar op de oude begeerte in zijn oogen te zijn de heldhaftige, vereerde - door allen naar de oogen gezien. Een voortdurend schrijnende drang ook, tegenover het tekort aan liefde van hèm, te kunnen stellen vereering, liefde van een geheel volk. En de nood, het moordende leed der scheiding te bekampen, terug te dringen van uur tot uur, door haar scherpste aandacht opeischende bespreking en overleg. - Tot uiterste geestkracht geprikkeld door de zucht naar wraak op den Bourgondiër, op al wat Kabeljauwsch was, schonk dit alles te zamen haar een helderheid, een activiteit, die haar omgeving ten zeerste verheugde na de werkeloosheid en schijnbare passiviteit der laatste maanden, en bond hen aan haar met de oude vertrouwdheid.

Zij merkte het onmiddellijk, en warmde en sterkte er zich aan. Bij al haar liefde voor Humphrey, kon zij toch nooit verdragen koelheid van hen, die bij haar behoorden. Haar hart en haar geest kwamen tot hen terug, en zij vond zichzèlf daarbij terug.

Met gespannen aandacht volgde zij de gebeurtenissen voor Schoonhoven. Daar lag een leger uit al de Hollandsche en Zeeuwsche steden bijeengebracht, behalve uit Gouda, Oudewater, Den Briel en Zierikzee. Maar die in Schoonhoven lieten zich niet vangen. Wakker, fel en beslist sloegen zij alle aanvallen af, wierpen zich stout buiten de wallen des nachts op de belegeraars en keerden met buit terug. De boeren uit den Krimpener en Lopikerwaard, het landvolk aan Jacoba trouw gebleven, trokken op, hielden met de belegerden nauw contact. Het werd een

[pagina 348]
[p. 348]

spel, waarin al wat Hoeksch was, zijn wilde vreugde vond. De dijken werden bij verrassing doorgestoken, en onder liep het heele Kabeljauwsche kamp. De belegeraars groeven wat zij konden, slooten en grachten, om het vervloekte water dat hen verzoop af te voeren. Maar in den nacht slopen de boeren aan, zij smeten dicht en verstopten de afvoerbuizen, en in den morgen stond plotseling het heele kamp blank opnieuw.

Het was bij deze relazen, dat men Jacoba voor het eerst sinds Humphrey's vertrek weer zag lachen. Zij hoorde ook, voldaan, hoe uit verre streken mannen kwamen, om voor hun echte Landsvrouwe naar oude wetten, zes weken binnen Schoonhoven te dienen en tegen haar vijanden te strijden.

En op de rivieren, kruisten de kleine, snelle Hoeksche schepen en bedreigden nog steeds de gansche scheepvaart. Dieper en stoutmoediger drongen zij door in het land. Verslagen lag in de ochtendzon een troep Leidenaars, die geschut en vaten bier naar 't kamp voor Schoonhoven brachten. Rouw en jammer was binnen Leiden, maar den buit droegen zegevierend en lachend de Hoeken binnen hun schuilplaatsen.

En in een donkeren nacht zonder maan of sterren, daar luidde plotseling in Rotterdam de stormklok. Wie uit bed gevlogen, samenschoolden, wist het ongeloofelijke: Hoeken in alle stilte opgevaren tot aan de stad, voerden de rijkgeladen schepen met kostelijke waren mee!

De roovers na! Door het zwarte water plassen in razende vaart de riemen der snelle roeiers; de schout op het voorste schip, dat voert trotsch en dreigend de stadsbanier in top. Ziet hen vluchten, vluchten de roovers! Maar op eenmaal is Schoonhoven al in zicht, keeren zich de vluchtenden tot aanvallers. En van allen kant rijzen uit den grond en schieten toe de boeren! Niet meer wenden of keeren weten zich de vervolgers, in hinderlaag gelokt. Gevangen de schout binnen Schoonhoven gebracht; en de stadsbanier in de kerk te pronk hangt, tot eeuwige smaad en schande van Rotterdam!

Dit alles, wat altijd haar hart verrukt had, trok Jacoba weer midden in het belang van den strijd. Zij was het leed moe, zij voelde zich jong en krachtig weer tot alles in staat, en duwde terug uit haar gedachten de afschuwelijke dagen te Soignies als een boozen droom. Bemoedigend, aanvurend gingen haar brieven

[pagina 349]
[p. 349]

naar al haar getrouwen in Holland, waar de Kabeljauwsche zaak al slechter kwam te staan. Zij wist van betrouwbare zijde uit haar goede stad Gouda, dat door vele steden en landschappen slechts op een gunstig moment werd gewacht, zich openlijk vóór Vrouw Jacob te verklaren.

Want in de steden, waar de Kabeljauwen op het kussen zaten, wankelden de rijke poorters, nu de krijgskans zoo gevaarlijk voor hen werd. Groeide een sterke neiging tijdig naar Hoeksche zijde over te gaan, waar die toch blijkbaar de sterkste was. Wat had hun de Brabander, die jongen van koekdeeg, voor goeds nog gebracht? Maar Vrouw Jacob, die wist van vechten! die wist op te komen voor die haar trouw waren!

‘Ja - en àls zij de overhand krijgt, wat wel te verwachten is, geloof dàn maar, dat haar wraak niet malsch zal zijn!’

‘Dàt weten we aan IJsselstein.’

‘Nu ja - en dan - ik kan 't niet helpen, Hoeksch of Kabeljauwsch - maar in ieder geval is Vrouw Jacob onze echte Landsvrouw, zij is toch het kind van Willem, onzen eigen hertog - wat hebben wij eigenlijk in ons land met die vreemdelingen van doen!’

‘Ge hebt gelijk, man; ik ga me melden voor Vrouw Jacob.’

 

Uit Engeland kwamen de berichten slechts vaag en kort. Als Jacoba met zulk een brief, waar eigenlijk niets in stond, starend zat, dan klemde Marie van Nagel de lippen opeen. Tot op een dag, een groote brief verscheen, waarin met een stortvloed van verwenschingen en klachten Humphrey uitbracht alle smaad en vernedering die zijn deel waren geweest, sinds zijn terugkeer in Londen. Beaufort was werkelijk lordkanselier geworden - hij was te laat gekomen, had zijn tijd in Henegouwen verknoeid. En toen hij in den raad van het regentschap verscheen, waar het driejarige koninkje op den troon zat, Jacoba's petekind - toen was een stortvloed van verwijten over zijn hoofd losgebarsten. Dat hij aan zijn verblindheid het verbond met Bourgondië had opgeofferd, waaraan koning Hendrik en Bedford alles ten koste hadden gelegd; en ten slotte - toppunt van alles - joeg hij nu aan achter de kans, den Bourgondiër in een roekeloos tweegevecht te dooden!

Dàt alles liet hij zich niet zeggen. Het was Winchester alleen te doen, hem onmogelijk te maken met zijn beschuldigingen! Hij

[pagina 350]
[p. 350]

zou die absoluut ontzenuwen door den Bourgondiër uitstel te verzoeken voor den tweekamp, wegens binnenlandsche twisten.

Jacoba, de nagels in haar handpalmen gegraven dook in elkaar, kreunend van wanhoop. Blind - hoe blind! Alsof dàt iets zou geven tegenover Beaufort! En dáárvoor, voor zijn riddereer, voor dat tweegevecht, was alles hier in Henegouwen, in de Nederlanden opgeofferd - hadden haàr belangen eenvoudig niet tot hem kunnen doordringen. Was hij weg getrokken, en had haar in dezen toestand van verwarring hulpbehoevend alleen gelaten - zonder leger. Om nu de dag eindelijk kwam waarvoor hij alles had verwaarloosd - niet te verschijnen te St. Omer!

Diep in haar hart bevroor en versteende zij van een ellende, die al het geledene overtrof. Opgevoed aan het hof van haar vader, waar riddereer het hoogst in het leven gold - viel dit thans als diepste smaad op haar terug. Zij, gemalin van den man dien zijzelf had verkozen als een der volmaaktste ridders van zijn tijd - moest thans de oogen neerslaan voor de gansche christenheid, stond geschandvlekt en gebrandmerkt als vrouw van een vorst, die vergeefs zich wachten liet bij een tweekamp met haàr vijand.

Zij hurkte in elkaar op de bank bij het vuur, het hoofd in de handen. Zij vergat, dat zij gewacht werd in een raadsvergadering - en keek niet op, toen de hertogin-weduwe binnentrad, een blik wierp in den gevallen brief en bij haar staan bleef.

‘Dat gaat niet mijn dochter, u om den nietswaardigen Engelschman zoo prijs te geven!’ begon zij.

Zij wist reeds den inhoud van den brief - langs Bourgondische zijde was het haar geboodschapt.

Een klein, vertrokken, bleekbruin gelaat hief zich gestoord op, en twee droge, ingezonken oogen keken mat en onverschillig haar aan. Slechts trilde een voorhoofdsspier bij de harde, doordringende stem.

‘Mij dunkt, hij heeft u smaad genoeg bezorgd. Laad gij thans niet nog meer smaad op u, door openlijk aldus om hem te treuren. Thans is er voor u slechts één weg, die u in uw eer zal herstellen. Scheid u na dit onridderlijk gedrag openlijk van hem af - zegt het de wereld, dat aan een eerlooze ge u niet langer voelt gebonden.’

Geen antwoord.

‘Eenmaal hebt ge het gedaan, waarom niet ten tweeden male?’

[pagina 351]
[p. 351]

‘Om wat u niet kunt begrijpen Vrouw Moeder. U hebt nooit een man liefgehad,’ zeiden de strakke, koude lippen.

Zij kromp opnieuw in elkaar, verkleumd tot in haar gebeente. Een lichamelijke pijn trok en schrijnde in haar hart. En uit haar smalle borst scheurde zich een holle hoest.

‘Het is hier koud,’ zei de oude hertogin, opeens opmerkzaam door dien kuch.

‘Niet kouder dan in hier, in mijn hart.’ Zij gleed languit neer, trok de berenhuid geheel over haar hoofd, begroef er zich in, weg van de wereld, weg van het daglicht - en bleef roerloos in die beschutting liggen. Diep in haar was een kreun: ‘Vader!’ - hij, de eenige die had kunnen helpen, hij de sterke. Oh, een sterke, om op te steunen, een die te betrouwen was! De vader, die een onbesmetten naam aan haar had nagelaten - zij, die dien naam gedragen en verdedigd had - tòt - nu een besmet blazoen op haar terugviel.

Zij wrong zich in ondragelijke smart.

‘Ik kàn hem niet loslaten. Wat is dat voor vreeselijks, dat geloof en vertrouwen, en achting, alles sterven kan en de liefde het nog overleven! Ik wil een kind van hem - een zoon - waar ik voor strijden kan en den Bourgondiër verslaan.’

De hertogin-moeder stond, wankelend tusschen toorn en medelijden. Van zulk een uitzinnige liefde, die een vrouw haar landen, haar bezit zou kosten, kon zij geen begrip krijgen - had zij toch nooit een ander dan zichzelf liefgehad, en dit alleen bevonden in deze wereld voor een vrouw verstandig en goed. Slechts Jacoba was een zachte plek in haar hart.

‘Dochter,’ zeide zij eindelijk - ‘als ge dat alles niet kunt, houd dàn tenminste uw hoofd hoog - trotseer dan alle wereld, en doe alsof dat alles u niet raken noch bezoedelen kan.’

Toen zij het vertrek had verlaten, kwam Jacoba langzaam recht. Dit woord kon haar verpletterd hart opnemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken