Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VIII

Jacoba's jachtstoet kwam met schallende horens het slot Teylingen binnen, in November van het jaar 1435. Die met haar uitgereden waren, vrouwen en heeren van het weer in allen deele vorstelijk hof, dat zij na haren afstand als regeerende vorstin behield, hadden moeite gehad haar bij te houden, als dreef een verlangen om terug te zijn, haar de gansche jacht.

Jacoba hield haar paard in. Driftige ongedurigheid had haar naar buiten gejaagd in den guren Novemberwind - deed haar even ongedurig weer keeren.

[pagina 606]
[p. 606]

Den vorigen avond was Grenier uit Londen teruggekeerd met berichten....

Zij kuchte, omdat haar hart in fellen klop opsloeg.

‘Engeland uiterst verbitterd op den Bourgondiër. Bedford's dood te Rouaan, nadat de Engelsche gezanten zich hadden teruggetrokken. Een mogelijkheid....

Zij kneep de oogen klein. Zij kòn zich niet gewonnen geven. Nog niet, al schéén zij thans machteloos. Neen - nooit zou zij machteloos zijn, zoolang er leven in haar was!

Zij keek op naar het slot, zag Van Borselen haar groeten. Zij lachte terug. Was dan meteen weer met haar gedachten weg.

‘Eén jaar was de teere spruit, Philips' zoon - de eerste - bij deze gemalin eindelijk. Zij had gedacht: als hij kinderloos te sterven kwam - als....

Waarom had zij geen kind - waarom niet....’

Van Borselen kwam het plein op. Zij liet zich door hem van 't paard tillen, en hij hield haar, naar zijn gewoonte, een kort oogenblik in zijn armen.

Dan, bezorgd haar ziende in het smal, vergeeld gelaat, zei hij:

‘Ge gevoelt u toch goed, liefste?’

‘We hebben wat hard gereden.’ Ze kuchte.

En hij dacht als zoo dikwijls bezorgd den laatsten tijd: hoe licht zij in zijn armen woog, en van haast breekbare magerte.

Hij leidde haar binnen de kemenade, rijk en kostbaar ingericht met al wat Jacoba's hooge eischen bevredigen kon. Want meer dan ooit vroeger, hechtten zich aan weelde haar zinnen, was die haar een lichamelijke behoefte geworden.

Nog in haar rijkleed gleed zij neer op de breede rustbank, en hief naar hem vragend de hol-staande oogen.

‘Zijn er berichten?’

Telkens weer trof hem deze, zich elken dag herhalende vraag. Hij wist het, al uitte zij zich tegen hem daarover nooit: Jacoba kòn niet berusten. Zou nooit berusten. Sinds zij de vrees voor zijn leven en eigen verbanning, had geleden, blééf zij voorzichtig. Maar altijd was haar verwachting gespannen - ging naar mogelijk herstel van macht.

En het was op dit oogenblik, dat hij helder inzag:

Het verteerde haar.

Hijzelf had het opgegeven. Had gezien, hoe geen een-

[pagina 607]
[p. 607]

heid te verkrijgen was onder Hoeken en Kabeljauwen. De Hollandsche ridderschap te zeer verarmd en gefnuikt ook in den rampzaligen jarenlangen strijd, om nog met succes te kunnen kampen tegen een macht als van den Bourgondiër. Hij had er zich bij neergelegd; tevreden met de hooge positie, welke hij Philips dankte. Die hem wonderlijk licht vergeven had dit huwelijk, om der wille van wat er voor hem uit was voortgevloeid: het eindelijk bezit van Jacoba's landen. En hem, bij het openlijk voltrekken van zijn huwelijk met Philips' ‘zeer beminde Nicht’ in de kerk te Sint-Maartensdijke, had geschonken voor zijn leven den titel van Graaf van Oostervant, daardoor hem gelijk stellende met prinsen van den bloede.

Hij wist, Van Borselen, telkens kwam het in haar gesprekken met hem naar voren - hoe Jacoba's gedachten nog altijd aan een toekomst, aan mogelijkheden hingen: stierf Philips toch zonder wettige kinderen na te laten - en er was slechts die ééne teere spruit onder zijn tallooze bastaards - dan vervielen de landen opnieuw aan Jacoba, en haar nakomelingen zouden tot erfopvolging gerechtigd zijn. Zoo was de titel van graaf en gravin van Oostervant, als van erfprins of prinses, geen ijdele vorm....

Maar hij lièt die onzekere toekomst. Hij kon zich in het tegenwoordige tevreden geven.

‘Berichten’ - antwoordde hij op haar vraag - ‘De keizer blijft zich verzetten tegen de inlijving van de graafschappen door Bourgondië....’

‘Blijft zich verzetten!’ herhaalde zij dadelijk opgewonden.

‘Nu ja. Wat wil Sigismund doen! Philips is Karel in Frankrijk de baas, nu hij ontslagen is bij het verdrag van Arras van alle leenhulde en onderdanigheid voor zijn Fransche leenen. En Sigismund - al protesteert hij nòg zoo hard over den Elzas, en Franche Comté - wat kan het Philips schelen, zoo min als hij ooit zich stoorde in zake de Nederlanden aan den keizer.’

‘Sigismund! Als hij mij had willen helpen, had hij mij kunnen redden!’ zei Jacoba. Twee roode plekken begonnen te branden op haar wangen.

Van Borselen zweeg.

‘En Frankrijk! Karel, nòg. Als hij sterk was.... Maar mijn graafschap Ponthieu, dat mij vermaakt werd als Dauphine,

[pagina 608]
[p. 608]

heeft hij bij den vrede van Arras aan Philips afgestaan. Zóó deed Frankrijk!’

‘En Engeland,’ dacht hij.

Hardop zei hij:

‘Karel schijnt nog steeds met de Oostenrijksche hertogen tegen den Bourgondiër over den Elzas te stoken. Vooral Lotharingen is een punt. Philips wil dat land tusschen de Bourgondische landen en de Nederlanden hebben, dat ziet Karel zeer goed in.’

‘Ja ja, het koninkrijk Bourgondië.’ Zij had een scheef lachje, keek langs Van Borselen heen en dacht:

‘Waarom spreekt hij niet van Engeland?’

‘Grenier is uit Londen teruggekeerd. Hij bracht belangrijk nieuws,’ hernam zij plotseling met iets aanvallends.

‘Ik hoorde het,’ zei hij kalm.

Zij zweeg een oogenblik, dacht hoe Bedford, afgemat en geknakt door den tegenspoed in Frankrijk, dien hij Humphrey weet, te Rouaan gestorven was; de stad waar haar arme wapenzuster werd verbrand.

‘Men is in Engeland uiterst verbolgen op Philips om zijn afval bij den vrede van Atrecht. Er is een gevaarlijke stemming daar tegen hem - ook nog altijd de hoogloopende verontwaardiging over zijn actie tegen mij. Het is een beroering, die groote afmeting dreigt aan te nemen....’

‘Ik weet het,’ viel hij kort in. ‘Humphrey en de koning wenschen u te verzoenen.’

Zij zweeg. Hij hoorde haar adem snel en hijgend gaan.

‘Géén verzoening!’ viel zij heftig uit. ‘Nooit! Maar.... als zij een oorlog beginnen tegen den Bourgondiër, dan komt er voor òns weer de kans hier.’

‘Ik wil niet nog eenmaal alles op het spel zetten om die kans,’ dacht hij.

‘Hebt ge het gehoord?’ wond zij zich op. ‘Toen Philips' gezanten in Londen kwamen, om uit te leggen wat hem bewogen had vrede te sluiten met Frankrijk, heeft het gepeupel alle huizen van Vlamingen en Henegouwers in Londen geplunderd. De regeering heeft niet eenmaal de gezanten willen antwoorden. Maar Engelsche gezanten zijn op weg naar den keizer, om te trachten hem te bewegen gezamenlijk den Bourgondiër te be-

[pagina 609]
[p. 609]

strijden. Gezanten zijn gezonden naar de Hollandsche en Vlaamsche steden met brieven van den koning, aansporende zich aan de Bourgondische heerschappij te onttrekken - dezelfde, die ik gekregen heb. De koning verlangt van elke stad een ongeveinsd antwoord.’

‘Dat ongeveinsde antwoord is geweest, dat de steden de brieven hebben doorgezonden naar Philips. Men houdt hier niet van de Engelschen,’ zei de Zeeuw Van Borselen hard.

Hij had haar zéér lief, zijn vorstelijke vrouw, met haar verbleekte nimbus van wapenfeiten en heldenmoed. Maar hij zag duidelijk het hopelooze van elke poging, nu zij eenmaal de fout had begaan zich over te geven. En den Engelschman haatte hij. Vroeg zich af, of tòch wel ooit Jacoba Glocester vergeten had....

Zij zonk in, plotseling zonder kracht meer na deze korte opwinding; en strekte zwak beide armen naar hem uit.

Hij zette zich naast haar, en hield haar in vaste omarming.

‘Mijn liefste, mijn trouwe man,’ fluisterde ze; heete tranen vloeiden langs haar nu geheel weggeslonken gezicht.

Hij hield haar zwijgend tegen zich aan. En dacht, dat zij, zelfs al kwàm de kans, de kracht nooit meer zou hebben zich aan 't hoofd te stellen van eenige legermacht - gebroken naar lichaam en geest; een breuk, die àl verwoestender zich openbaarde.

‘Als wij een zoon hadden,’ schreide zij.

‘Mijn lief, kunt ge het leven niet eindelijk aanvaarden naar God's bestier?’ zei hij ernstig. ‘Wij zijn toch tezamen gelukkig?’

Zij klemde zich stom aan hem vast; stormende gedachten vlogen door haar gloeiend, kloppend hoofd.

‘Als hij naast me geweest was in plaats van den Brabander - in plaats van Glocester - dàn.... Toen ik sterk was zelf, en àlles vermocht.... Hij sterk als.... Arkel....’ Zij schreide opnieuw, haar gelaat aan zijn borst verborgen, en zag zich: glorieus in al haar macht temidden van allen, verdwenen sedert uit haar leven - in Gorcum.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken