Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
Afbeelding van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levensToon afbeelding van titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.36 MB)

ebook (15.97 MB)

XML (4.50 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.B. Sleper



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

liederen/liedjes
gebed(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

(1951)–Cornelis Adrianus Bouman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De vespers

Onze Vader. Wees gegroet. Pater. Ave.
1 Ant. 1 Ant.
DE kelk * des heils zal ik heffen, en de Naam des Heren aanroepen. CALICEM * salutaris accipiam, et nomen Domini invocabo.

Op Paaszaterdag:

1 Ant. Heden * word Ik ten zeerste gekweld, maar morgen zal Ik mijn boeien verbreken. 1 Ant. Hodie * afflictus sum valde, sed cras solvam vincula mea.

Psalm 115: Credidi, propter quod locutus sum, bladz. 572.

[pagina 685]
[p. 685]

2 Ant. Cum his, * qui oderunt pacem, eram pacificus: dum loquebar illis, impugnabant me gratis. 2 Ant. Met hen * die de vrede haten, ben Ik vreedzaam; spreek Ik tot hen, dan vallen zij Mij aan zonder reden.

Psalm 119: Ad Dominum cum tribularer, bladz. 1098.

3 Ant. Ab hominibus * iniquis libera me, Domine. 3 Ant. Red mij * van de mensen die onrecht doen, o Heer.

Psalm 139

Eripe me, Domine, ab homine malo: * a viro iniquo eripe me. Verlos mij, Heer, van den bozen mens; * red mij van den man die onrecht doet.
Qui cogitaverunt iniquitates in corde: * tota die constituebant proelia. Zij zinnen op boosheid in hun hart; * de ganse dag verwekken zij strijd.
Acuerunt linguas suas sicut serpentis: * venenum aspidum sub labiis eorum. Zij hebben hun tong gescherpt als van een slang; * addergif is onder hun lippen.
Custodi me, Domine, de manu peccatoris: * et ab hominibus iniquis eripe me. Bewaar mij, Heer, voor de hand van den zondaar, * en red mij van hen die onrecht doen.
Qui cogitaverunt supplantare gressus meos: * absconderunt superbi laqueum mihi: Zij nemen zich voor, mij de voet te lichten; * de trotsen leggen mij in het geheim hun strik,
Et funes extenderunt in laqueum: * juxta iter scandalum posuerunt mihi. - Zij spannen mij hun netten uit ten val, * zij plaatsen langs mijn weg een struikelblok. -
Dixi Domino: Deus meus es tu: * exaudi, Domine, vocem deprecationis meae. Ik zeide tot den Heer: Gij zijt mijn God, * verhoor, Heer, de stem van mijn smeken.
Domine, Domine, virtus salutis meae: * obumbrasti super caput meum in die belli. Heer, Heer, Gij zijt mijn krachtige hulp, * Gij beschut mijn hoofd op de dag van de strijd.
Ne tradas me, Domine, a desiderio meo peccatori: * cogitaverunt contra me, ne derelinquas me, ne forte exaltentur. Geef mij niet prijs, o Heer, tegen mijn wil aan den zondaar; * zij spannen tegen mij samen; verlaat mij niet opdat zij zich niet beroemen.
Caput circuitus eorum: * labor labiorum ipsorum operiet eos. Moge op het hoofd van hen die mij benauwen * de boosheid van hun eigen lippen nederkomen.
Cadent super eos carbones, in ignem dejicies eos: * in miseriis non subsistent. Gloeiende kolen mogen op hen nederdalen; werp hen in het vuur * en doe hen in hun ellende ten onder gaan.
Vir linguosus non dirige- De kwaadspreker moge geen

[pagina 686]
[p. 686]

voorspreker hebben op aarde; * het onheil treffe den boze ten ondergang. tur in terra: * virum injustum mala capient in interitu.
Ik weet dat de Heer den ongelukkige recht zal verschaffen * en de armen zal wreken. Cognovi quia faciet Dominus judicium inopis: * et vindictam pauperum.
Waarlijk, de vromen zullen uw Naam prijzen * en de gerechtigen zullen wonen voor uw aangezicht. Verumtamen justi confitebuntur nomini tuo: * et habitabunt recti cum vultu tuo.
 
Ant. Red mij van de mensen die onrecht doen, o Heer. Ant. Ab hominibus iniquis libera me, Domine.
 
4 Ant. Behoed mij * voor de strik die zij mij spanden, en van het struikelblok van hen die boosheid doen. 4 Ant. Custodi me * a laqueo, quem statuerunt mihi, et a scandalis operantium iniquitatem.

Psalm 140

Heer, ik roep tot U, verhoor mij; * luister naar mijn stem wanneer ik U aanroep. Domine, clamavi ad te, exaudi me: * intende voci meae, cum clamavero ad te.
Mijn gebed stijge op als wierook voor uw aangezicht, * het heffen van mijn handen als een avondoffer. Dirigatur oratio mea sicut incensum in conspectu tuo: * elevatio manuum mearum sacrificium vespertinum.
Plaats, Heer, een wacht voor mijn mond * en een poort ter bescherming van mijn lippen. Pone, Domine, custodiam ori meo: * et ostium circumstantiae labiis meis.
Doe mijn hart niet neigen tot boosheid, * om verontschuldiging te zoeken voor mijn zonden. Non declines cor meum in verba malitiae, * ad excusandas excusationes in peccatis.
Met de mensen die ongerechtigheid bedrijven; * neen, ik zal niet delen in hun genoegens. Cum hominibus operantibus iniquitatem: * et non communicabo cum electis eorum.
De vrome moge mij uit liefde kastijden om mij te beteren; * maar de balsem van den zondaar zal mijn hoofd nimmer zalven. Corripiet me justus in misericordia, et increpabit me: * oleum autem peccatoris non impinguet caput meum.
Want mijn gebed is gericht tegen hun boze daden. * Dat hun leiders tegen de rotswand worden verpletterd, Quoniam adhuc et oratio mea in beneplacitis eorum: * absorpti sunt juncti petrae judices eorum.
Dan zullen zij beseffen wat mijn Audient verba mea quon-

[pagina 687]
[p. 687]

iam potuerunt: * sicut crassitudo terrae erupta est super terram. bede vermag. * Zoals de geploegde grond ligt opgeworpen op de akker,
Dissipata sunt ossa nostra secus infernum: * quia ad te, Domine, Domine, oculi mei: in te speravi, non auferas animam meam. Zo ligt ons gebeente verspreid aan de rand van het graf; * maar tot U Heer, Heer, richt ik mijn ogen, op U vertrouw ik, laat mij niet ten onder gaan.
Custodi me a laqueo, quem statuerunt mihi: * et a scandalis operantium iniquitatem. Behoed mij voor de strik die zij mij spanden, * en voor het struikelblok van hen die boosheid doen.
Cadent in retiaculo ejus peccatores: * singulariter sum ego donec transeam. Laat de zondaars vallen in hun eigen kuil; * maar dat ik alleen ontkome.
 
Ant. Custodi me a laqueo, quem statuerunt mihi, et a scandalis operantium iniquitatem. Ant. Behoed mij voor de strik die zij mij spanden, en van het struikelblok van hen die boosheid doen.
 
5 Ant. Considerabam * ad dexteram, et videbam, et non erat qui cognosceret me. 5 Ant. Ik schouw naar rechts * en zie uit, maar er is niemand die acht op mij slaat.

Psalm 141

Voce mea ad Dominum clamavi: * voce mea ad Dominum deprecatus sum: Luide roep ik tot den Heer, * luide bid ik tot den Heer;
Effundo in conspectu ejus orationem meam, * et tribulationem meam ante ipsum pronuntio. Ik stort mijn bede voor zijn aangezicht * en maak Hem mijn kwelling bekend.
In deficiendo ex me spiritum meum, * et tu cognovisti semitas meas. Als mijn geest in mij versmacht, * dan nog kent Gij mijn paden.
In via hac, qua ambulabam, * absconderunt laqueum mihi. Op de weg waarlangs ik treed, * heeft men mij heimelijk een strik gelegd.
Considerabam ad dexteram, et videbam: * et non erat qui cognosceret me. Ik schouw naar rechts en zie uit, * maar er is niemand die acht op mij slaat.
Periit fuga a me, * et non est qui requirat animam meam. Nergens kan ik ontvlieden, * en niemand is er die zich om mijn leven bekommert.
Clamavi ad te, Domine, * dixi: Tu es spes mea, portio mea in terra viventium. Ik roep tot U, o Heer, * en zeg: ‘Gij zijt mijn hoop, mijn erfdeel in het land der levenden.

[pagina 688]
[p. 688]

Sla acht op mijn smeken, * want ik ben diep ellendig. Intende ad deprecationem meam: * quia humiliatus sum nimis.
Bevrijd mij van die mij vervolgen, * want zij zijn sterker dan ik. Libera me a persequentibus me: * quia confortati sunt super me.
Leid mij uit de kerker, opdat ik dank zegge aan uw Naam; * de rechtvaardigen zullen mij blijde omringen wanneer Gij mij weldoet’. Educ de custodia animam meam ad confitendum nomini tuo: * me exspectant justi, donec retribuas mihi.
 
Ant. Ik schouw naar rechts en zie uit, maar er is niemand die acht op mij slaat. Ant. Considerabam ad dexteram, et videbam, et non erat qui cognosceret me.

Als de antifoon Considerabam is herhaald, volgt onmiddellijk de antifoon van de lofzang Magnificat.

Ant. Terwijl zij nu aten, * nam Jesus brood, zegende het, brak het, en gaf het aan zijn leerlingen. Ant. Coenantibus autem * illis, accepit Jesus panem, et benedixit, ac fregit, deditque discipulis suis.

Op Goede Vrijdag zegt men de volgende antifoon:

Ant. Toen Hij de azijn genuttigd had, * zeide Hij: Het is volbracht; en Hij boog het hoofd en gaf de geest. Ant. Cum accepisset acetum, * dixit: Consummatum est: et inclinato capite, emisit spiritum.

Lofzang Magnificat, bladz. 198.

 

En als de antifoon is herhaald, besluit men de Vespers zoals boven na de Lauden werd aangegeven: Christus factus est, enz.

 

¶ De completen worden op Witte Donderdag en Goede Vrijdag als volgt gebeden. Men begint met Confiteor, Misereatur en Indulgentiam; hierop volgen de drie psalmen zonder antifoon en onmiddellijk daarna de lofzang Nunc dimittis. Na deze lofzang besluit men met Christus factus est, enz., bladz. 684.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken