Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
Afbeelding van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levensToon afbeelding van titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.36 MB)

ebook (15.97 MB)

XML (4.50 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.B. Sleper



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

liederen/liedjes
gebed(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

(1951)–Cornelis Adrianus Bouman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 859]
[p. 859]


illustratie

Donderdag na Drievuldigheidszondag
Feest van het allerheiligste sacrament

Op Witte Donderdag hebben wij overwogen hoe in de Eucharistie het Pascha des Heren onder ons tegenwoordig blijft: hoe in de Eucharistie het geslachte Lam, dat in de hemel wordt aanbeden door de liturgie van engelen en oudsten, in ons midden is; hoe wij mogen eten van zijn Vlees en drinken van zijn Bloed, ten eeuwigen leven. Zo is de feestzaal van het hemels rijk, waarover Christus in de parabel spreekt, reeds op aarde werkelijkheid geworden; niet alleen voorafbeelding van de toekomstige heerlijkheid, maar tegelijkertijd haar eerste verwerkelijking. Want deze feestzaal is ook de heilige Kerk, en het gastmaal is ook de dis welke in het midden der Kerk staat aangerecht. Langs alle wegen en binnenpaden komen de verlosten de Kerk binnen om zich te voeden met het Lichaam en Bloed des Heren.

 

De eerbied voor de heilige Gaven van Christus' Lichaam en Bloed heeft de liturgie der Kerk gedurende de middeleeuwen met tal van vormen verrijkt. De heilige Hostie wordt bewaard en aanbeden; want hier is Christus zelf. De heilige Gedaante wordt bewierookt en in processie rondgedragen; want de aanbidding en lofzangen der christenen, die knielen voor het heilig Sacrament, gelden hetzelfde Lam, dat in de hemel aanbeden wordt door de nimmer eindigende jubel van engelen en heiligen.

 

De vroomheid der christenen heeft deze feestdag uitgekozen om het altaar van het heilig Sacrament met zomerbloemen te sieren en meer dan anders de lof te zingen van Christus' tegenwoordigheid, de heerlijkheid te prijzen van het eucharistisch offer en van het heilig maal. Want als wij vandaag nederknielen voor de heilige Hostie, of in blijde ommegang de sacramentele tegenwoordigheid des Heren belijden, overwegen wij toch allereerst, dat Hij onder ons tegenwoordig wilde blijven om te dienen tot spijs en drank. Niet onder de gedaante van een kostbaar sieraad

[pagina 860]
[p. 860]

immers vinden wij Christus op het altaar in onze kerken, maar als voedsel, als het Brood des hemels waarvan de psalmist reeds had gesproken. Wij kunnen aanbidden, omdat wij zijn uitgenodigd te eten en te drinken. Wij kunnen in Christus' nabijheid verblijven, omdat Hij ons heeft gezegd dat wij alleen door Hem te eten kunnen leven in eeuwigheid.

 

Eerste overweging: Over de woorden ‘Mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank’ (van Joannes Tauler) - De Heer zeide: ‘Mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank; en wie Mij eet, blijft in Mij, en Ik in hem’ (Jo. 6, 55-56). Hoe treft ons hier de diepe en grenzenloze nederigheid van onzen Heer. Hij zwijgt over wat het grootst is, en noemt slechts het kleinste. Want het grootst is zijn aanbiddelijke Godheid, en Hij spreekt over vlees en bloed, hoewel de Godheid en zijn heilige ziel beiden even werkelijk tegenwoordig zijn als zijn vlees en bloed.

De onbegrijpelijke overdaad van zijn liefde blijkt op heerlijke wijze hieruit, dat het Hem niet voldoende is geweest onze broeder te worden en onze ellendige, zwakkeen bedorven natuur aan te nemen. Hij heeft Zichzelf tot mens gemaakt, opdat de mens God zou worden. Maar zelfs dit was Hem niet genoeg; Hij heeft ons voedsel willen worden. Daarom zegt de heilige Augustinus: ‘Geen volk is zo groot als het christenvolk; aan geen volk is zijn god zo nabij, als de onze het is aan ons’. Wij eten onzen God. Welk een bewonderenswaardige en onzegbare liefde is er nodig geweest om dit wonder uit te denken. Deze liefde gaat alle zinnen te boven; deze liefde zou het hart van alle mensen moeten verwonden, zozeer is de liefde van Jesus jegens ons boven alles verheven. Welnu, geen stoffelijk ding is den mens zo nabij en innig verbonden als de drank en het voedsel dat hij tot zich neemt door zijn mond. En juist daarom, om zich zo dicht en innig mogelijk met ons te verenigen, heeft Hij dit heerlijke middel gevonden. Want het lichamelijke voedsel dat wij tot ons nemen, gaat over in ons lichaam en wordt tot ons lichaam en bloed. Maar terwijl het lichamelijke voedsel wordt omgezet in ons vlees, wordt daarentegen hij die waardig van dit aanbiddelijke voedsel eet, veranderd in dit voedsel. Daarom kon de Heer tot den heiligen Augustinus zeggen: ‘Ik word niet veranderd in u, maar gij wordt veranderd in Mij’. En de heilige Bernardus zeide: ‘Als wij God nuttigen, worden wij genuttigd door Hem; Hij neemt ons in Zich op’.

 

Tweede overweging: De Eucharistie, geheim des geloofs (van Jean Olier) - Het is ongelofelijk, zoveel wonderen als in dit verheven geheim zijn verborgen. Het is bij uitstek een mysterie des geloofs, het meest verhulde van allen. Wie zou uit zichzelf kunnen bedenken, dat de Zoon van God er in verborgen is, met die luister van majesteit waarover de wereld zich eens zal verbazen? Wie zou kunnen bedenken, dat de engelen Hem onder deze gedaanten aanbidden gelijk Hij in de

[pagina 861]
[p. 861]

hemel is? Wie zou kunnen bedenken, dat de Zoon van den eeuwigen Vader er in verblijft met de geest van zijn goddelijke geheimen, om deze geest aan de mensen mede te delen en de genade er van in aller harten uit te storten? Wie zou geloofd hebben, dat dit brood het voedsel van alle heiligen des hemels is, het brood waarmede de engelen zich nimmer voldoende kunnen verzadigen?

 

O wonder van de macht van mijn God! O wonder van zijn heerlijkheid! Welk een voldoening gevoel ik, als ik deze wonderen beschouw. Als men de vruchten kent, welke worden bewerkt door iets wat zo nederig van aanzien is, hoe kan men dan nalaten, o mijn God, U aanstonds te loven, U te verheerlijken, en te belijden dat Gij alleen er de bewerker van zijt. Ga voort, Heer, uw wonderen te werken door zo verhulde middelen, omdat deze wonderen zozeer uw heerlijkheid openbaren.

 

Derde overweging: Over Christus' liefde in de Eucharistie (van den heiligen Alfonsus-Maria van Liguori) - De profeet Isaias verlangde, dat men de vondsten van liefde, welke God heeft uitgedacht om Zich door de mensen te doen beminnen, aan allen bekend zou maken. Wie had ooit op de gedachte kunnen komen, indien de Heer het niet in werkelijkheid had gedaan, dat het vleesgeworden Woord Zichzelf om onze spijs te worden tegenwoordig zou stellen onder de gedaante van brood? Toen Jesus zijn voornemen bekend maakte aan de mensen dit geheim na te laten, konden zelfs de leerlingen het niet van zich verkrijgen daaraan geloof te hechten. Zij verwijderden zich van Hem en zeiden: ‘Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven? Dit woord is hard, en wie kan het aanhoren?’ Maar wat in de gedachten van mensen met kon opkomen, wat zij niet konden geloven, de liefde des Heren heeft het uitgedacht, heeft het gedaan.

 

Met welk een verlangen haakt Jesus Christus er naar, Zich in de communie met onze zielen te verenigen. ‘Met groot verlangen heb Ik verlangd dit Pascha met u te eten.’ Zo sprak Hij in de nacht waarin Hij dit geheim van liefde heeft ingesteld. Om ook bij ons het verlangen levendig te maken Hem in de communie te ontvangen, wekt Hij ons niet alleen daartoe op door zijn herhaalde uitnodiging. Niet alleen zegt Hij: ‘Komt, eet van mijn brood, drinkt van de wijn die ik U gemengd heb’, maar Hij legt het ons daarenboven op als een gebod: ‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam’. Nog meer: opdat wij Hem toch maar zouden ontvangen, lokt Hij ons aan door de belofte van het paradijs: ‘Wie mijn vlees eet, heeft het eeuwige leven; wie dit brood eet, zal leven in eeuwigheid’. Ja, Hij bedreigt ons met de hel, Hij dreigt ons te zullen uitsluiten van de hemel, indien wij weigeren Hem te ontvangen. ‘Indien gij het vlees van den Zoon des mensen niet eet, zult gij het leven in u niet hebben.’ Die uitnodigingen, die beloften, die bedreigingen, zij komen alle voort uit het grote verlangen dat Hij heeft, in dit geheim door ons te worden ontvangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken