Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk (ca. 1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk
Afbeelding van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werkToon afbeelding van titelpagina van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (6.58 MB)

ebook (3.65 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.J. Kelk

Johan van der Woude



Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk

(ca. 1945)–Walter Brandligt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Al in een groen, groen knollenland....

zijnde eenige verhalen over het jagen, de jagers en jachtgenooten en waarheidsgetrouwde belevingen in een Nederlandsch jachtveld
Opgedragen aan H. MULDERS, ter bestendiging onzer broederschap in Diana.
[pagina 88]
[p. 88]
Dit manuscript werd door den schrijver onvoltooid nagelaten
 
Hindelopen loopt de hinden
 
En de hazen achter aan.
 
Al de joffers laat hy staan.
 
Hy bemint de hazewinden,
 
En zijn bracken, en het wilt,
 
En het velthoen en de lijsters,
 
Meer dan al de jonge vrijsters.
 
Is dat niet zijn jeught gespilt?
 
Hy magh rennen, hy magh jagen,
 
Maar hy zal zijn jaght beklagen,
 
 
 
vondel
[pagina 89]
[p. 89]


illustratie

Inleiding

In het najaar van 1941, had ik het genoegen om in gezelschap van een aantal Amsterdamsche hengelaars op snoekbaars te visschen. De partij duurde eenige dagen, het weer was behoorlijk, de vangst niet onbevredigend; alles scheen mee te willen werken om die dagen, in het rumoer onzer tijden, te maken tot een episode van rust. Het werd een hengelpartij zooals de waterkant er maar weinige zal kennen. Na afloop van den eenen, en na afloop van den anderen dag wachtte ons een gezamenlijke maaltijd, mitsgaders een goed vaderlandsch stooksel en een aantal flesschen met uitgezochte wijnen uit Frankrijk; wij brachten de roemruchte sfeer van visschers uit liefhebberij met ons mee.

Op een dier maaltijden nu, werd mij, onvoorbereid, let wel!, een diepgaande principieele vraag voorgelegd, en deze luidde:

‘Jij, die zoowel een hartstochtelijk hengelaar als ook een toegewijd jager bent, zeg ons eens eerlijk en oprecht: wie liegt het meest, de visscher of de jager!’

Ik dacht na.

Ik antwoordde, dat, in hoogen graad van waarschijnlijkheid, de hengelaar het meest, het onbeschaamdst en zeker het overtuigendst liegt.

Dit antwoord stelde de aanwezige hengelaars gerust; onder instemming van de overigen, zonder de minste aarzeling, met een zucht van verlichting nochtans, stelde de vragende visscher zijn bekommernis terzijde en sprak deze woorden:

‘Dan ben ik blij een hengelaar te zijn....’

[pagina 90]
[p. 90]

Ik kon er uit opmaken dat hij, wat dàt deel van het leven betrof, meende het goede dezer wereld gekozen te hebben.

 

Zijn gedachtengang was begrijpelijk en moet ons allen sympathiek zijn; de blik des vergenoegden die streelend over de aanwezige hengelaars waarde, verheugd over het perfecte latijn der visschers, was niet het gevolg van een brein, door zoeten wijns sentimenteel geworden, want de vrager was de eenige die mèèr dan matig zich toonde. Op andere gronden dan vluchtig verondersteld, dienen wij sympathie te voelen voor de diepere oorzaken van de vraag.

Immers waar de waarheid niet geacht wordt bij het vertellen van onze belevingen in de natuur, aldaar - moeten wij ontevredenheid met de werkelijkheid veronderstellen en constateeren dat wij, afstand doende van de schaduw der realiteit, vluchten in de zon der fantasie. Dit doen wij gaarne, omdat een goed mensch een romantische ziel heeft en zich het liefst hult in de kleurige gewaden der romantiek.

Uitgaande van deze overweging zouden wij gemakkelijk tot de formule kunnen komen: - Een hengelaar, wijl hij meer liegt dan een jager, is een romantischer mensch dan deze. Of anders gezegd: - Een hengelaar is een beter mensch dan een jager, wijl hij de volmaaktheid meer benadert!

Maar ik wensch mijn groene makkers met een stellige tegenspraak te verdedigen.

Dus: mis, gij broeder in het bamboe en Japansche riet, gij hebt het mis!

Uw zin voor romantiek is niet grooter dan die van mijn broeders in het weidelijke. Maar alhoewel gij, als ge in uw boot achter een rietkraag hengelt, stellig veel zult vinden, ja veel van wat ons menschen de gewone werkelijkheid doet ontvluchten, toch vindt ge er niet genoeg van. En omdat de jager en zijn maat, iederen keer als ze het geweer over den schouder hangen, hun zakken vullen met patronen en den hoed-met-het-veertje opzetten, zonder verdere poespas in het Nirwana der romantiek zèlf treden, daarom zijn hun verhalen reëeler. Het aantal hazen dat in de vertellingen der groenrokken wordt omgelegd, is daarom maar een weinig grooter dan het aantal dat ze in werkelijkheid geschoten hebben, de snelle duif die ze van vijftig meter hoogte omlaag haalden, komt daarom hoogstens een twintig meter meer naar den hemel toe, als ze het voorval verhalen; in zooverre mogen hun overdrijvingen wer-

[pagina 91]
[p. 91]

kelijk geen naam hebben. Op deze gulden gewoonte maken misschien alleen hun honden een uitzondering. Deze trouwe vrienden, vooral als ze er niet meer zijn, worden wellicht na ieder verhaal iets meer bedreven in de jachtkunst en onsterfelijker vanwege hun onovertroffen deugden. Maar dit komt alleen omdat een goed jager veel voor zijn hond over heeft.

 

Dus, over het algemeen, hebben wij niet de hulp van verschrikkelijke leugens noodig en behooren onze verhalen, mits ze met verve worden verteld, te boeien zonder deze.

Het is waar, kleine overdrijvingen, zoo ze de kleur verhoogen kunnen, aanvaarden we gaarne (en u toch ook, nietwaar lezer; komaan, een klein leugentje!) wij hebben volstrekt geen bezwaar tegen het heerlijke, kleine leugentje dat als een plotseling opspringende fasant in de zon fonkelt.

Hoort dus nu, en ziet wat er in het jachtveld onder vele, vele dingen die niet allen behooren tot de opgaaf welke de oorzaak is van het ontstaan van dit boekje, wat er zoo onder al deze zaken te beleven valt.

Kwaad zal het niet kunnen aanrichten. Want het publiek, grootendeels van de natuur vervreemd, staat vrijwel afwijzend tegenover de jacht; met afgrijzen ziet het neer op een jagersman en begrijpt niet dat deze zachtaardig kan zijn. Dit komt, omdat het publiek de jacht niet kent, of omdat het een gemeen bedrijf, dat in de verste verte en met den besten wil van de wereld niet op jagen lijkt, er toch voor verslijt.

De jacht is mooi en goed. Ze is nuttig voor mensch en dier. Iemand die daar anders over denkt moet het zèlf weten, maar van òns bedrijf begrijpt hij geen syllabe.

Teneinde nu de jacht nader te brengen tot lieden die van goeden wille zijn, daarom is misschien dit boekje geschreven. Misschien ook niet; wellicht zijn de hiernavolgende beschrijvingen en verhalen uit ons kleine jachtveld in den Achterhoek slechts ontstaan, omdat ik er plezier in had, zonder eenig altruïsme.

Het is dus zeer de vraag of deze inleiding noodig is, maar ze staat er nu eenmaal. En daar niemand weet hoe een koe een haas vangt, kan ze oorzaak zijn dat een lezer verder gaat met deze voor hem geschreven lectuur, en zou het kunnen, dat hier of daar een sterveling, die uit onwetendheid geen oog had voor de syllaben der jagerij, van de dwalingen zijns weegs terugkeert en straks, een doodenkelen keer, met een weemoe-

[pagina 92]
[p. 92]

dige jaloezie in het hart, een oogenblik zal denken aan den vermoeiden jagersman, die in de herfstweelde van zijn jachtrevier, in de herfstige bosschen en in een eindeloos, groen, groen knollenland is teruggekeerd tot den oorsprong van ons lieve bestaan: de Natuur!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken