Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk (ca. 1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk
Afbeelding van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werkToon afbeelding van titelpagina van De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (6.58 MB)

ebook (3.65 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeurs

C.J. Kelk

Johan van der Woude



Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kromme voorzienigheid. Nagelaten werk

(ca. 1945)–Walter Brandligt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

De kromme voorzienigheid

Een poppenspel, zijnde een tragedie in twee bedrijven en vijf tafreelen, door een proloog voorafgegaan en met een naspel besloten.
Opgedragen aan NEL KNOOP
[pagina 116]
[p. 116]

Personagiën

Hermes.
Jan Klaassen, de man die overal mee spot.
Atropos Clotho Lachesis Parcen, dat zijn Schikgodinnen die de levensdraden der menschen beginnen en weer afsnijden.
Annie, een vrouw als iedere andere.
Tom, haar eerste echtgenoot.
Bob, haar tweede echtgenoot.
Eerste doodbidder.
Tweede doodbidder.
Een Heks.
[pagina 117]
[p. 117]


illustratie

Proloog

Jan Klaassen komt op, veelkleurig gekleed en versierd met bellen. Hij zal, voor hij het zijne gaat zeggen, met gratie en zwier een buiging maken en dan den proloog voordragen.
 
Geen God of menschen kennen sterker waarde
 
Dan wat geschieden moet op d'oude aarde;
 
Der Goden burcht toch rust met breeden voet
 
Op deze wereld, waar de menschheid zoet
 
Of met wat kippedrukte zich vermaakt,
 
Zich voortplant en naar zaligheden haakt
 
En speurt naar, zaken, die, door Goden,
 
Tot algeheel genot, den mensch zijn aangeboden.
 
 
 
D'Olympos, 't Godennest, waar 't eenmaal broedde
 
Van ongeboren levens, die de hoede
 
Der Goden niet ontberen dorsten, of 't moest zijn
 
Dat ze, reeds voorbeschikt voor 't duivelsche venijn,
 
Voor moord en vrijheidsroof en liederlijke zeden,
 
Al voor de ontvangenis gehaat, gemeden,
 
Geschuwd zijn als de pest. Die lieden laat ik daar,
 
Ze zijn in 't nest gelegd door 'n vuige toovenaar
 
Die zaken onderhield met duivels en tyrannen
 
En met het zwartste kwaad, om tegen God te spannen.
[pagina 118]
[p. 118]
 
Doch afgezien van hen, heeft onze oude God
 
De menschheid wèl gedaan. Hij heeft haar lot
 
Zich voorgesteld en de eerste mensch, den man
 
Het liefelijkst geschenk wat God zich denken kan
 
Hem toegedaan. Hij schonk hem, zelf ontroerd,
 
Zijn liefelijke bruid. De man heeft haar ontvoerd
 
Ter wereld in, alwaar hij in den gloed
 
Die man en vrouw aan God gelijken doet,
 
Zijn bruid beminde en vereend met haar
 
De zaligheden dronk van een goed menschenpaar.
 
 
 
Toen werd de menschheid groot en toen de vrouw
 
Weer Goden baarde en Godinnen, zou
 
De wereld zelf een wereld moeten baren
 
Om aan den schrik en duizenden gevaren,
 
Den nood en war te ontvlieden en te winnen
 
Wat aan geluk bestond. Toen schiep God schikgodinnen,
 
de Parcen, die het lot, het leven van den mensch
 
Bepaalden naar 't stramien, op Goddelijken wensch.
 
 
 
De menschen nu, gaan door, met zich alzijds te keeren
 
Tegen hun diepst geluk, door 't dom recalcitreeren
 
Tegen de Liefde en 't Al; als ze niet wreed krakeelen
 
Weten ze niet te doen dan 't liederlijk vervelen.
 
Nu hoort en ziet, hoe in het spel der poppen
 
Der menschen ijdelheid, hun domheid, 't trage kloppen
 
Van wat eens was een hart naar Goddelijk vermogen,
 
Te voorschijn komt. Aanziet het met uw oogen
 
En hoort het aan, dit spel van lust en last
 
En van verveling in de poppenkast!

DOEK


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken