Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Opperlandse taal- & letterkunde (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Opperlandse taal- & letterkunde
Afbeelding van Opperlandse taal- & letterkundeToon afbeelding van titelpagina van Opperlandse taal- & letterkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (15.76 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Opperlandse taal- & letterkunde

(1981)–Hugo Brandt Corstius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Hoofdstuk 7 Miragram inclusief de wet van Hoyle-Boyle

70 Onbehandelde woorden

Watjekou

In het vorige hoofdstuk maakten we ons vrolijk over de grammatika van het Nederlands, die niet alles bestrijkt. Maar ook de Opperlandse grammatika, zoals in de vorige hoofdstukken gepresenteerd, laat steken vallen. Daar steken hele mooie onder, en die vallen onder dit hoofdstuk. Laat ik maar eerlijk zijn: in de vorige grammen vroeg de taalkunde wel eens om een letterkundig voorbeeld, dat ik dan bij Opperlanders bestelde. In dit hoofdstuk, echter, zijn de Opperlandse hoogstandjes primair, en valt er voor mij weinig over te vertellen. Op een enkel geval na is er geen samenhang tussen de komende paragrafen, zodat een samenvattende opsomming hier achterwege kan blijven.

Een ‘miragram’ is een wonderlijk gram dat onze glimlachende bewondering vraagt.

Alle woorden zijn bijzonder, bizar, byzantijns, bieden genot. Zo is ‘bijzonder’ bijzonder omdat het bestaat uit de twee tegengestelde woorden ‘bij’ en ‘zonder’; omdat ‘bij’ wordt uitgesproken als ‘bie’, waardoor het de vergrotende trap van een ‘bizon’ is; en omdat het dus een niet-verkeerd (54) woord is. Van alle andere woorden is gemakkelijk te bewijzen dat ze bijzonder zijn. Stel namelijk dat er woorden waren die niet bijzonder waren. Zet ze op een alfabetisch rijtje. Bovenaan staat het eerste onbijzondere woord, een hele bijzonderheid.

Alleen is nog niet van elk woord vastgesteld wat er de bijzonderheid van is.

Ik noem in deze paragraaf wat opmerkelijke soorten woorden, die geen eigen paragraaf kregen.

1 Rondlopers of staartbijters of cyclogrammen (b8). Dit zijn woorden waar je letters kan sparen als je ze in een rondje opschrijft. ‘Amsterdam’, ‘weduwe’, ‘ingeving’, ‘tafeltennistafel’, ‘stavast’, ‘stilist’. Hiertoe behoren natuurlijk alle lettergreeppalingrammen van 23, en de poesmiepoeljoe- en ping-ping-woorden uit 45. De bijbehorende puzzel is om iemand zo'n cirkeltje letters te tonen zonder het beginpunt te geven. Dergelijke letterbesparingen kunnen nog uitgebreid worden. Wie op een schrijfmachine het woord ‘verder’ tikt, begrijpt wat ik bedoel.

2 Inwonende woorden of endogrammen. In Despair noemt Nabokov ‘jest’ in ‘Majesty’ (‘nar’ in ‘monarchie’). Peter Verstegen, die dit vertaalde, noemt nog: ‘oor’ in ‘woord’ en ‘sex’ in ‘gevoelsexplosie’. Een iets ander voorbeeld vond ik in de Letterkundige Kunststukjes: Een leverancier schrijft een wanbetaler een brief met de inhoud ‘geld!’. De klant stuurt de brief terug met du tussen de e en de l.

3 Woorden, waarvan de letters in alfabetische volgorde staan, abc-grammen. Over die volgorde spreek ik nog in 90. Bij de algoritme om anagrammen te ontdekken (de letters van elk woord in alfabetische volgorde zetten; anagrammen zijn dan gelijk) zijn dit de woorden die niet veranderen. Korte abc-woorden zijn er genoeg: ‘de’, ‘een’, ‘is’, ‘ben’, ‘in’...‘abeel’, ‘deinst’. Een variant: woorden waarin trajectjes van het alfabet staan: ‘limnophiel’, ‘galmnop’, ‘abc-defensiewapens’ (in het Engels ook), een raar stuvertje of de nogakraam van Stuvé, ‘hijklomp’. Buitenlandse Opperlanders neme men mee naar Abcoude. Het record voor een abc-zin vindt men aan het eind van het doelproza in 90d.

4 Topwoorden, door Egbert Beijk verzameld. Hierin zijn wel enige Opperlandse principes van rijm te herkennen: ‘prop-, tjok- en bomvol’, ‘gortdroog’, ‘glashard’, ‘kersvers’, ‘pimpelpaars’.

5 Klinkklank-woorden, door Duijzer verzameld (70a). Er zijn nog andere klinkerafwisselingen zoals in ‘ping-pong’, ‘King Kong’, ‘tiptop’, en ‘fipflop’. Ook bij rijtjes van drie ligt de klinkerafwisseling vast: ‘pief paf poef’.

In 48 vindt men een verklaring van i-e-a. Duijzer wijst op de fonetische afstand van i-a en van ie-aa, en, voorzichtig, op ‘hier-daar’ en ‘ich-du’, ‘we-you’.

Het nut van deze paragraaf is dat hij bij de volgende druk nieuwe soorten kan herbergen, hoezeer die misschien recht op een eigen paragraaf zouden hebben.

71 Innerlijk rijm

Probleemstelling en oplossing verschaft mevrouw Van Buren in 71a en 71b.

[pagina 157]
[p. 157]

70a De hele mikmak
H.J. Duijzer

van bikboord naar bakboord sturen
bimbam
dikkedakken
ditjes en datjes
fiezelefazen
flickflack
fristfrast
ginnegappen
hier en daar
klikklak
kind noch kraai
klingklang
klinkklaar
klin(k)klank
klipklap
klits klats
knip knap
krikkrak
kriskras
bij Kris en Kras zweren
liflaf
liplap
mikmak
pief-paf-poef
pipa
piempampoentje
pietjepadjepoe
pimpelpaars
met p.i.t. op pad
precies presas
prietpraat
rikrak
rimram
rits rats
slingerdeslang
stimpstamp
stinkstank
kri! kra!
niksnakserij
tingeltangel
tip tap top, de datum staat er op
tiktak
tjiftjaf
triktrak
viezevazen
wielewaal
wipwap
wirwar
wis en waarachtig
wissewasje
yin en yang
ziegezagen
zigzag
hihihi, hahaha
knibbelknabbelknuistje
trippetrap
stippestap
impel stimpel stapelgek
tikke takke tonen
zwikzwak
zimpe zampe zompe
falderie faldera
iet wiet waait
wiedewage
wiezewalla
giezegazegonze
plink-plank-plunk
chi chi chi cha cha cha
Ninna Nanna
Funiculi Funicula
Obladi oblada
tiktaktol
Dickerdack
Dikkertje Dap
Grim, Gram en Grom
Ineke en Anneke
Jip en Janneke
Kitekat
Kitkat
knisperknasper
Krips O'Kraps
Kikako
Kwik, Kwek en Kwak
Wifwaf
Pim Pam Pet
Pim, Pam en Pom
Pimpampoentje
Ringrang
Slimpslamp
Snip en Snap
Spic en Span
Tip en Tap
Ti-ta-tovenaar
Viva
Winjewanje

71a De wet van Hoyle-Boyle

WIJ speelden in de vroege jaren dertig eens in het Gelderse buitenhuis van onze Leidse geschiedenisprof. Dat stond in De Steeg, waar de Middachter Allee nog in volle glorie te bewonderen was. Bij het spel waren twee partijen. De ene partij staat op de gang, de andere zit in de kamer en bedenkt een woord, bij voorbeeld ‘baars’. Zij roept nu naar de gang: ‘aars!’. De gangpartij bedenkt nu een woord dat op ‘aars’ eindigt (wij geloven waarachtig dat wij in die jaren, onverloofd studente, niet eens wisten dat ‘aars’ zelf ook iets betekende), bij voorbeeld ‘kaars’.

De gang-gang betrad nu de kamer en beeldde via een pantomime het woord ‘kaars’ uit. De kamerpartij moest nu het woord ‘kaars’ raden. Raadde zij niet, dan verdween zij op de gang. Raadde zij wel, dan moest er nog een voorstelling komen voor ‘vaars’, ‘laars’ of ‘paars’, totdat ze op ‘baars’ kwamen, en de rollen werden omgekeerd. Het aardige van zulke familiespelen is dat ze wèl rivaliteit doch geen overwinnaars kennen.

Het spel heette ‘aars-baars’. Er zijn meer van zulke inwendig rijmende woorden. Ze behoren

[pagina 158]
[p. 158]

alle tot de slang-achtigen. In de spreektaal komen ze veelvuldig voor. ‘Ietsie-pietsie’, ‘hapsnap’, ‘tsjonge-jonge’, ‘hutje-mutje’, ‘rikke-tikke’, iedereen zegt en hoort ze, maar weinigeen schrijft of leest ze. Soms zouden we de spelling niet eens weten. Is het ‘rauw-dauw’ of ‘rouw-douw’? Het beste zou zijn: ‘rauw-douw’. Alle talen hebben zulke woorden en wij ierven uit het Latijn ‘hocus-pocus’ (en een beetje ‘willens-nillens’), uit het Grieks en Frans ‘charivari’, uit het Hebreeuws ‘kinnesinne’, uit het Engels ‘okie-dokie’, uit het Hotsitotsi (een Westafrikaanse taal) ‘boogie-woogie’, en uit het Italiaans ‘tutti-frutti’.

 

Als het werkwoorden zijn betekenen ze meestal ruziemaken: ‘hakketakken’, ‘hassebassen’, ‘herreberren’ en ‘harrewarren’, of een onrustig soort voortbeweging: ‘hotsebotsen’, ‘hosseklossen’, ‘hossebossen’ en ‘hinkepinken’ (alsof men mank aan de pink kan zijn).

Onze taal heeft hier ook een eigen variant ontwikkeld, waarbij tussen de rijmende delen de lettergreep ‘de’ staat: ‘hoteldebotel’ (ook wel ‘hodeldebodel’ dat iets gekker is dan ‘hoteldebotel’), ‘holderdebolder’ (het geluid waarmee men van een trap valt), ‘hobbeldebobbel’ (merk op dat een hobbel geen negatieve bobbel is), en ‘huppeldepuppel’. Aan dit procédé dankt ook Hoeperdepoep zijn naam, die geheimzinnige figuur waarvan wij alleen weten dat hij op de stoep zit, maar die vast familie is van de Engelse Humpty-Dumpty die kortstondig op een muur zat, en van Holle Bolle Gijs, die na een heel paard half, een koe en een kalf, en een schuit vol schapen nog van de honger niet kon slapen.

Wij hebben veertig van zulke woorden verzameld. En natuurlijk bent u weer welkom ze ons toe te zenden. Wij bedoelen dus niet klink-klank-woorden als ‘liflafje’, ‘ping-pong’, en ‘niksie-naksie’, en ook niet puur-zuivere repeteerher-halingen als ‘toi-toi’, ‘beri-beri’ en ‘taai-taai’. Toevalsrijmen als ‘hobo’ en ‘hottentotten’ wensen wij evenmin en zelfs niet zulke uitdrukkingen als: ‘hoog en droog’, ‘haren en snaren’, ‘her en der’, en ‘heug en meug’.

Overigens is aan de laatste zes woorden al op te merken welk een merkwaardige voorkeur voor één initiaal de rijmende woorden hebben: dertig van de veertig beginnen met een ‘h’. Van die dertig begint de helft het tweede gedeelte met een ‘b’ of een ‘p’: ‘hansje-pansje’, ‘honne-ponne’, ‘hei-bei’, ‘holle-bollig’, ‘hassie-bassie’ en ‘hillebil’ (een draaikontig meisje; geen verband met de Amerikaanse hillbilly, Wil van de Heuvel). Het verklaart ook waarom de Britse natuurkundige Hoyle driehonderd jaar na de wet van Boyle zo nodig een eigen wet moest bedenken.

In dit licht zijn nieuwvormingen als ‘houtje-touwtje’ en ‘hullekie-dullekie’ niet zo toevallig. De ons onbekende, maar vast nog levende, bedenker van het woord ‘hunker-bunker’ (vrijgezellenflat) hield zich ook aan de Hondsbosse wetten. Wij denken nu aan onze moeder die ons vaak vertelde van het erbarmelijk Engels van minister-president Gerbrandy, die bij aankomst op een Engels vliegveld hartelijk ‘Good-bye!’ riep, en een uur bij Churchili in het geheel niets zei, wat deze staatsman zéér beviel. Zijn uitspraak van ‘hereditary’ gaf zij weer als ‘herrie-derrie-terrie’, een zeldzaam geval van drievoudig rijm. Toen drs.P. voor de dichtvorm ‘higgledy-piggledy’ de Nederlandse term ‘olleke-bolleke’ lanceerde, had dat dus eigenlijk ‘holleke-bolleke’ moeten zijn.

Wij toefden dezer dagen een halve stonde in het Godshuis ‘De Duif’ om een Marokkaanse informant te vragen wat in zijn taal ‘houri-gouri’ betekent. Hij vertaalde dit als ‘haai-baai’, en ineens begrepen wij dat het spel dat wij vier dekaden geleden in De Steeg speelden, niet aarsbaars maar ‘Haars-baars’ moet heten.

71b Burenkuren

AArsbaars, abracadabra, abah, aha, annepanne, akkiebakkie, apegape, appelepap, bullesmul, bulliesmullie, boegiewoegie, charivari, dottepot, drillebil, duggepug, fiezelemiezel, frustiebustie, fluitekruid.

Fluitekruid? Is dat niet een toevallig rijm? Er is onder de honderdtwintig inwendig rijmende

[pagina 159]
[p. 159]

woorden, die u ons na het artikel ‘haars-baars’ toezond, een aantal waarvan zelfs wij niet weten of zij wel meetellen. Wat is er zo blauw aan een pauw? Waarom is juist een kers vers? Wat doen hazen met pasen? Wij geven het rijtje twijfelwijfels:

beterweter, denktank, fluitekruid, goedsmoeds, handjecontantje, handstand, hangwang, hoezepoes, houtjetouwtje, huismuis, kakkerlak, keereweer, kerkewerk, koedoe, kraplap, lama, moespoes, mondkont, paashaas, pauwblauw, speknek, scheenbeen, teevee, toppop, windekind.

Uit de commerciële sfeer betrokken wij nog: Topdrop, Terrysherry, Happetap, en Bierelier.

Het is wel aanmoedigend dat van de twijfelgevallen een kwart met de letter ‘h’ begint. In Van Dale begint slechts vier procent van de woorden met de letter ‘h’, bij onze collectie rijmelende woorden is dat echter vijfentwintig procent. Hier zijn ze:

haaibaai, habbiebabbie, hanneman, hassiebassie, hapsnap, heibei, heepoppelepee, henkiepenkie, heiter (voor je) teiter, heutemeteut, hikkefik, hillebil, hinkepink, hittepetit, hodeldebodel, hoeiboei, hojo, hokiepokie, hobbeldebobbel, hollebollig, holderdebolder, honnepon, hoezepoes, hotsebotse, hotsknots, hosklos, honkietonkie, hotemetoot, hottentotten, hudjemudje, hullekiedullekie, hunkerbunker, huppeldepup, hutsekluts.

U weet toch wel wat al die woorden betekenen? Een heutemeteut is een treuzelaar. Een hotemetoot is een autoriteit. Er is ook een heutepeut, maar die komt bij het werkwoord heutepeuten, hetgeen zowel prutsen als beuzelen kan betekenen. Alle rijmwerkwoorden zijn vierlettergrepig, en ze kunnen niet verbogen worden want dan rijmen ze niet meer:

bekketrekken, hakketakken, harrewarren, hassebassen, herreberren, heutepeuten, hossebossen, hosseklossen, kissebissen, kissevissen, klessebessen, koeieloeien, lullebullen, rekkebekken, roezemoezen, rollebollen, schonkebonken, schrokkebrokken, smullebullen, tierelieren, trekkebekken, uffepuffen, wiggebiggen.

Wij zetten onze reeks na de letter ‘h’ voort:

ietsiepietsie, iezemieze, ikkerdekik, impelsimpel, jantjecontantje, janneman, jeetjekreetje, jokkebrok, kedievedie, kersvers, kiedewied, kinnesinne, klimbim, knollebol, kriebeldebiebel, krikkemik, koiboi, lanterfanter, larifari, lekkerbekker(tje), lellebel, ludduvuddu, moespoes, nillenswillens.

Nillenswillens? Is dat geen potjeslatijn? We nemen toch ook niet op: mirnichtdirnicht, bonton, telquel, tantoquanto, rödgröd, nolensvolens, tohoewabohoe. Wel de rijmende vernederlandsing van het Engelse ‘knowhow’ dat bijna net zo mooi is als het jongensboekenwoord koiboi: nouhouw, oehoe, oetepetoet, oho, okiedokie, ollekebolleke, opperlepop, otemetoot, ozo.

Ozo!

Ozo was in de oorlog een afkorting (zoals ludduvuddu, de afkorting is van liefdesverdriet) van een magische spreuk waarvan de eerste letter Oranje beduidde. In die trant hebben we ook nog:

oranje-blanje (bleu), hikspik (sprauw), hocus-pocus (pas). Wij vervolgen met het stuk van papperlepap tot sapperdeflap. Papperlepap, piemelemiemele, poteloten, popiehopie, prentevent, rambam, raudau, reutemeteut, retteketet, rinkeldekinkel, rikketik, ringeling, rombom, rommeldebommel, roekoe, roezemoes, rompslomp, sabbeldebabbel, sapperdeflap.

Hoort Sapperdeflap niet bij de literatuur? De auteur W. Meuldijk legt het immers Pipo de Clown in de witte mond. Van die kant noemen wij slechts:

snuitepuit, murrewur (Vroman), Rineketineke, Joris-Pudoris (Schmidt, die trouwens ook hoezepoes verzon), impedimpe (Hoekstra), kriebelendwiebelend (Gezelle), beurrefleurre (Hermans).

Sassefras, schorriemorrie, schonkebonk, schellebel, slampamper, slobberdedobber, smoezepoes, spurriemurrie, teutemeteut, tierelier.

Tierelier? Wij kenden het niet als ongezongen woord, maar vonden het in een brieffragment uit Maassluis:

‘Kijk een lellebel met een ukkepuk, wachtend op een hotemetoot om met de hele reutemeteut (of de ganse klimbim) hudje-mudje op het strand te gaan liggen. Je krijgt er het habbie-

[pagina 160]
[p. 160]

babbie van, en er komt alleen maar trammelant en tierelier op die manier (held van een Tom Poes verhaal).’

Wij kenden natuurlijk wel ‘tiereliere’ als begin van een liedje. Daarvan noemen wij er maar enkele, met het verzoek zelf zingend de aanvulling te geven, dan genieten uw huisgenoten ook eens van uw lectuur:

anneketanneke, falderalde, hieperdepiep, hopsitopsi, hupeltjetupeltje, hansjepansje, hozewiezewoze, ienemiene, ikkepikke, iewie, mitteconfitte, olkebolke, romvlom, tara, trala, hummeltje-tummeltje, in spin, uit spuit, tingeling.

Tingeling is ook een zelfstandig woord. Tingeling, tjaja, toddevod, toedeloe, toerlesjoer, toereloer, tsjongejonge, tureluurs, tuttifrutti, uilebuil, ukkepuk, uiterdepuit, walkietalkie, wippedippe, zielepiel, zoenepoen, zussepus, zwierelier.

Zwierelier is de naam van een pater bij Annie Schmidt. In namen hebben we ook nog:

Appie Happie, Ariebombarie, Elvis de Pelvis, Goedbloed, Hollebolle, Hoeperdepoep, Hansjepansje, Humdrum, Houtemetout, Ilsebil, Japkin-Tjapkin, Denis the Menace, Pele, Oehoeboeroe, Lorresnor, Tricky Dicky, Pickwick.

Wij wensen, mensen, dat we een paar jaar geeneen moordwoord in de oren horen boren.

72a Volledig basalt

WIJ hebben een vriend die zich Verschuyl noemt. In veel talen betekent ‘Hij noemt zich Verschuyl’ hetzelfde als: ‘Hij heet Verschuyl’. Maar in ons argwanend Nederlands betekent ‘Hij noemt zich Verschuyl’ hetzelfde als: ‘Hij heet géén Verschuyl’. De naam Verschuyl is verdacht. De familienaam Pseudoniem komt in Nederland niet voor.

Toch heet Verschuyl echt Verschuyl. Zijn naam staat op de tweedelige Puzzelencyclopedie die een miljoen woorden bevat, terwijl Van Dale het kwart miljoen niet eens haalt. Dat puzzelwoordenboek is opmerkelijk omdat het een boobytrap voor dieven bezit: een aantal omschrijvingen is zó particulier dat een ander lexicon dat ze ook bevatte, op heterdaad betrapt was.

Op onze 65ste verjaardag kregen wij van Verschuyl een wit kaartje waarop getypt het woord Basalt. Wij keken er lang naar. Wij hebben elk Nederlands woord lief. Maar wat was er voor bijzonders met Basalt? Was Basalt markant anagram van Albast?

Ineens zagen wij de bliksemschicht die het woord in twee delen hakte. Ziet u het ook?

De twee woorden bas en alt zijn elkaars tegendeel. Dit type water-en-vuur-woorden trok ons heftig aan.

Wij zijn vijf jaar lang bezig geweest om ze te verzamelen, en wij menen ze nu compleet te hebben. Wij schrijven ditmaal dus géén prijsvraag uit. Het openen, sorteren, beoordelen, corresponderen, loven, en beprijzen van uw inzendingen kost ons meer tijd dan zelf het werk te doen.

Wij delen de basalt-woorden in tien categorieën in, ieder met zeven exemplaren.

De eerste categorie is De Top. Hierin staan trots deze zeven wonderen: basalt, herder, horen, lafhartig, meermin, staren, volledig.

De tweede categorie is de Subtop. Hierin staan deze zeven woorden: bergdal, boosaardig, bolster, gemeenschappelijk, leedvermaak, maanaarde, werklui.

De derde categorie bevat zeven onnozele woordjes: nogal, hoezo, welnee, eenzaam, alleen (deze twee woorden markeerden de titel van een boek van Th. Booij), eenieder, iedereen.

Het laatstgenoemde paar woordjes brengt ons tot de vierde categorie: de zeven woorden die in paren optreden. Het zijn: kruizemunt, kruispunt; gistermorgen, morgenmiddag, morgenavond; waterijs en ijswater.

Behalve ‘iedereen’ en ‘ijswater’ is er nóg een basalt-woord dat basalt-woord blijft als men de leden verwisselt: ‘zoetzuur’. Dit hoort in de categorie der smaken, waarin men aantreft: zoetzuur, zuurzoet, bitterzoet, bitterzout, flauwzoet, flauwhartig, zoutzuur.

Ge vraagt u misschien af wat precies het onderscheid is tussen zoetzuur en zuurzoet. Van

[pagina 161]
[p. 161]

Dale geeft hierop een zéér subtiel antwoord.

Onder ‘zoetzuur’ lezen wij: ‘zoetzure appels’. Doch onder ‘zuurzoet’ staat vermeld: ‘zuurzoete appelen’. Proeft u het fijne verschil?

Heeft u één appel die tegelijk zuur en zoet is, en heeft u nog zo'n appel, kijk dan goed naar beide vruchten. Zijn het twee appels, dan zijn ze zoetzuur. Maar zijn het twee appelen, dan zijn ze zuurzoet.

De smaaknamen zijn produktief. Er zijn nóg zes manieren om basalt-woorden te vervaardigen. Wij ontmoetten reeds morgen- (-middag, -nacht), berg- (-dal, -kloof, -plateau). Daarnaast hebben wij ‘reuze’- (-klein, -dwerg). Nuttige achtervoegsels zijn ‘-aardig’ (boos-, kwaad-, wreeden vuilaardig), ‘-goed’ (stuk-, prulle-, lorre-, flodder-, knoei- en snoepgoed) en ‘-mens’ (beest-, aap-, slange-, vrouw-, hond- en paardmens).

Zeven basalt-woorden duiden plaatsingen aan. We hebben: achterstevoren, binnenstebuiten, ondersteboven, en onderop. Geografisch zijn Landsmeer, Waterland, Zeeland.

Zeeland hoort al haast in de achtste categorie: Die der zó bedoelde. Hierin horen: androgyn, broekrok, manwijf (allen man-vrouw in die volgorde, zoals Basalt ook had), plusminus, zwartwit, en de twee mirakelstukken van vroeger en later tijd: moedermaagd en atoomsplitsing.

Zulke opzettelijke combinaties van tegendelen worden veel gebruikt als namen voor boeken en popgroepen. Uit de Nederlandse literatuur noemen we, van tweelettergrepige auteurs, de titels: ‘Het zwarte licht’, ‘Het grijze kind’, ‘Bevroren vuurwerk’, ‘Vrolijk versterven’, ‘Papieren Tijgers’, ‘Zinnig tuig’ en ‘Vleugels voor een rat’.

De negende categorie bevat zeven woorden waar iets mee mis is: middernachtzon, pelsdier, hereboer, uzelf, zuidwester, spitsroede, levensgeest. Weg met deze mislukkelingen.

De laatste categorie omvat de curiosa.

Een curieus persoon is Anita. Twee driedelige basaltwoorden zijn: zeemeermin (met de twee tegenstellingen zee-meer én meer-min) en stop-garen (met drie bevelen in één draadje). De vier laatste curiosa zijn juist geen basalt-woorden. De twee delen wijzen hier in dezelfde richting. Het zijn: dodelijk, dolfijn, garen en heelal.

72b Nog vollediger basalt

aankomstvertrek
Anna
bolknak
bolvlak
boterham
bijzonder
droefgeestig
elkeen
gaswater
geneeslijk
geniepig (Engels)
gezeik (drie delen)
glaswol
grondlucht
hetze
hetzij
hollebolle Gijs
hómaren
keileem
klapzoen
Komrij
kortom
Kousbroek
kruiphol
kuilbult
loofden
losvast
Meander
meesterknecht
opengesloten
opvallend
plasdrank
poema
polymeer
reuma
reut (muziek)
reuze
schemerdonker
snorkelen
staakactie
stabal
stilleven
stippellijn
sukkeldraf
terugweg
verdichter
vuurwater
waarschijnlijk (drie delen)
waterbrood
watergas
werkstaking
wezenlijk
wolfram
ijsbrand
ijzerhout
zwartwitdenker

73a Flikjes en bintjes

WIJ hadden het enkele jaren geleden op deze plaats met u over ‘eponiemen’, woorden die van een persoonsnaam zijn afgeleid. Twee Franse schrijvers leven voort in ‘Zit niet met je molière op de voltaire’, en twee En-

[pagina 162]
[p. 162]

72 Innerlijke tegenstelling

Hoe naar ik het ook vind voor drs. G. van Buren, die meende dat zij ‘volledig basalt’ leverde in 72a, ik kreeg nog wat extra ‘basalt-woorden’, die in 72b te uwer inspectie zijn opgesomd. De 66 van Van Buren plus de 56 nieuwe geven in totaal 122 van deze miragrammen.

 

....................

een ondernemer die overgeeft
een innemende uitgever
een opvliegende overloper
een onderzoekende uitvinder
piet schreuders

....................

73 Eponiemen

‘Nelli’ en ‘Eekfeen’ zijn een waarschuwend voorbeeld tegen het gebruik van eigennamen in Opperlands (25). In 78a komen alleen echt bestaande dames ter sprake. Dokter Bal, gynaecoloog, dokter Naaktgeboren, specialist in bevallingen, dokter Dokter, hoogleraar in de huisartsengeneeskunde, het zijn allen stekelige vruchten voor Freud (31). Maar als u een leraar Spaans ziet die Spaans heet, moet u ook eens denken aan al die leraren Spaans die géén Spaans heten, en aan al die Spaans die geen leraar Spaans maar bijvoorbeeld columnist zijn.

Een legitieme overgang van naam naar woord biedt het eponiem: de ‘sandwich’ van Lord Sandwich, de ‘dubbele nelson’ van admiraal Nelson, de ‘Dreestrekker’ van Drees. Eens was ‘brommer’ een eponiem (een Amsterdams huurrijtuig, naar de stalhouder Brom), maar nu is het iets anders. Op haar oproep kreeg Van Buren zo weinig Nederlandse voorbeelden dat zij ons aanraadt het hele begrip ‘eponiem’ te vergeten. Maar ik vond haar slotconclusie over de enige drie echte Nederlandse eponiemen nog verrassend genoeg.

74 Een collectie verzamelnamen

Enigszins beschaamd (want de jacht-oorsprong is zo duidelijk Brits) maar door de grote lijst in 74a gesterkt, geef ik de collectiefnamen voor 120 zaken. Commissaris Sietsma is de vader van het ‘blik agenten opentrekken’, maar ‘een blik zieners’ is leuker.

[vervolg van 73a]

gelse militairen in ‘Zijn monty-coat had raglanmouwen’. Wij vroegen ons destijds af: Zijn er ook Nederlandse eponiemen? Niet Nederlandse woorden afgeleid van buitenlandse namen, en niet buitenlandse woorden afgeleid van Nederlandse namen (zoals het Vandyck-baardje), maar Nederlandse woorden die van Nederlandse namen komen.

Uw aller suggesties dienaangaande legden wij op een stapeltje, dat wij onlangs ontmoetten bij de grote schoonmaak die aan ons naderend afscheid voorafgaat. Dat wij dat stapeltje terzij legden, had een goede reden: wij blijken onze schrijvers en militairen niet te herdenken in kledingstukken en meubilair. De Wit, Heyn en De Ruyter lijken wel voort te leven in comestibles, doch dit is slechts toeval.

Voor wij onze schrale oogst tonen, eerst een half dozijntje soorten woorden die wij als eponiemen moesten afkeuren.

1. Veel personen, vooral theologen, hebben volgelingen die zich naar hun voorman Jacobiaan, Gomariaan, Coxiaan noemen. In de wereld is menist het bekendst (van Menno Simonsz.), terwijl Jansenist op de Belg Jansen teruggaat. Ook woorden als Bommeliaans (merk op dat de versnapering Tom Pouce ouder is dan T. Poes), Revistisch en Breugheliaans keurden wij af, wordende daarin té rechtstreeks de band gelegd met de persoon die zijn naam beschikbaar stelde.

2. Eigennamen die alleen in vaste combinaties gebruikt worden: Brugman, Bartjes, Barbertje, Jan Steen, Jan de Wit, Emmabloem, Jacoba-kannetje, Calvéstijl, Piet Heinbonen. Wie herinnert zich nog uit de tienerjaren van deze eeuw de Posthumacake (regeringsbrood), Posthumajas en Posthumaschurft? In die tijd was chocola nog een volksvoedsel, en we hebben daarvan: Blookertijd, Kwattasoldaat en Drosteëffect (ook wel verpleegsterseffect genoemd). Als een effect éénmalig is, zoals het Zijlstraeffect is het zeker niet eponimisch. Maar het Bert Garthoffeffect (B. Garthoff noemt een stil plekje, dat daardoor niet stil meer is) is even universeel als het Zeemaneffect. Eveneens van levende landgenoten komen de uitdrukkingen: Piet (Lieftinck) be-

[pagina 163]
[p. 163]

taalt, Berend Boudewijnstoel, Dreestrekker en kronkelcafé. Samen zijn deze vier 250 jaar oud.

3. Produkten die eigenlijk merken zijn. ‘Neemt u buisman in de koffie?’ klinkt natuurlijker dan ‘Neemt u suiker in de Douwe Egberts?’ De hoofdletter kan verdwijnen en het verkleinwoord is mogelijk: ‘Onze man vloog een fokkertje’. Volgens Van Dale (die zelf, net als Fruin, tot boeknaam is geworden) is een bavelaar een beeldengroepje (naar Chr. Bavelaar).

4. Talloze onbekende Nederlanders schonken onze taal blijvend hun voornaam: tante Betje en Ome Jan, Jut en Jul, Jantje, jongejannen, malle Ep en malle Louitje, gekke Henkie en dolle Dries, bereisde Roel en razende Roel, grietje. Sijmen betaal! is de pendant van Piet betaalt.

5. Een curieus geval is de beroemde Nederlander die via een straatnaam een huishoudwoord wordt. ‘Is er in Den Haag ook een Albert Cuyp?’ hoorden wij eens vragen, terwijl een kennisje het laatst over haar ‘P.C. Hooftjasje’ had.

6. Enkele inzenders trachtten ons voor het lapje te houden: ‘mies’ betekent wel droef, maar heeft niets uit te staan met mevrouw Bouwman. De kleur mauve dateert niet van de schilder Anton Mauve, een meulenbelt is géén kuisheidsgordel, een shaffy is geen marihuanasigaret, een wiegel geen jongeheer. Hier deden zich een aantal raadsels voor. Is de Rotterdamse benaming ‘kaasjagers’ voor agenten werkelijk afkomstig van de Amsterdamse politieman Kaasjager? Gebruikt iemand nog de ‘labedisten’, mouwen die door dominee Labadie tegen tocht op de preekstoel waren bedacht?

Na deze soorten twijfelachtige eponiemen komen wij dan met ons tuiltje echte Hollandse naamwoorden.

Er is éen eponimisch werkwoord: pulsen (naar de foute verhuizer A. Puls betekent dit: iemands huis leeghalen).

Er zijn twee keiharde dames: Ka en Kenau (Kaat Mossel en K. Simonsd. Hasselaar).

Er zijn twee vage uitvinders: Fiets en Kiek (Leids fotograaf).

Er is één dubbele naam: ‘hij staat in z'n Jansen en Tilanussie’.

Er zijn twee man die alleen honoris causa Nederlander genoemd kunnen worden: de hertog van Alva en baron Hop, die voortleven in de dukdalf en het hopje.

Het hopje leidt ons tot de ware bron voor onvervalste Hollandse eponiemen: er worden ronde eetbare zaken mee aangeduid. Het flikje (Caspar Flick), het stipriaantje (Stroopballetje van dokter Stipriaan), en het bintje (mevrouw Bintje Jansma).

Ook eetbaar maar niet overal bekend zijn de Vanspeijkjes, een soort kletskoppen. Nederlanders hebben een voorkeur voor smakelijke eponiemen, want de overwinnaar van Waterloo eert men in Engeland door kaplaarzen ‘wellingtons’ te noemen, terwijl wellingtonnetjes hier tot de familie der lange-vingerachtigen behoren. Flikjes en bintjes. Om voor die twee dingen nu het woord ‘eponiem’ uit te vinden is te veel eer, wij verzoeken u dan ook dit woord weer te vergeten.

74a Een collectie verzamelnamen

ONZE echtgenoot laat u allen recht hartelijk danken. U heeft Victor voor zijn verjaardag een tuiltje collectiefnamen geschonken, waarmee hij jaren vooruit kan. Zijn interesse daarin komt her de jacht. Jagers hebben voor alle dieren des velds een aparte verzamelnaam: een roedel herten, een vendel eenden, een gondel waterhoentjes.

In 1476, een jaar nadat tot ieders verbazing in Engeland een boek werd gedrukt, verscheen een eerste lijst van honderdenzes zulke termen. In 1486 schreef Juliana Barnes, volgens sommige geleerden een nom de plume, het beroemde ‘Book of St. Albans’ met honderdvierenzestig benamingen. In 1496 herdrukte Jan van Wynken, die zich Wynken de Worde noemde, dit boek, en begon er een periode van vijf eeuwen dolle Engelse pret, die voorlopig culmineerde in het in 1977 in het symfonieorkest van pinguins opgenomen boek ‘An Exaltation of Larks’ van James Lipton, waarin men voor anderhalve pond de voorlopig omvangrijkste lijst aantreft.

Waarom zouden wij dit spel ook niet kunnen

[pagina 164]
[p. 164]

Denk er aan: ‘een school vissen’ en een ‘sleutelbos’ waren ééns ook originele Opperlandse vondsten.

75 Drukfouten

Echte drukfouten horen niet bij het Opperlands. Maar vaak zijn ze zo mooi, dat men de zetter ervan verdenkt expres het zetfoutenduiveltje uit het doosje gelaten te hebben. In de Vrij Nederland-rubriek ‘Geknipt voor u’ vindt u elke week de beste. Ook hier zit Freud weer te giechelen.

Een woord expres verkeerd laten zetten is iets wat ik iedere schrijver kan afraden. In de een of andere fase van het drukproces komt een goedwillende tussenpersoon de fout verbeteren.

‘Recensie’ en ‘column’ zijn respectievelijk op vierentwintig en zestien manieren geschreven aangetroffen.

Bij eigennamen is het opzettelijk verminken een oude en geliefde sport, waaraan we de volgende paragraaf wijden.

 

....................

Hoezeer de zonde der ouders nog steeds op hun kinderen gewroken wordt blijkt uit deze kop in de ‘Maasbode’:
kinderbipslag
voor natuurlijke kinderen.
e. elias

....................

76 Paragram

Nietzschen? Proust!

‘Para’ is Grieks voor ‘naast’. Daarom heet de Opperlandse taalkunde op zijn deftigs: ‘paralinguïstiek’. Een paragram is een woord dat er net een beetje naast is geschreven, expres. Het wordt vooral toegepast op eigennamen, met de bedoeling de drager te bespotten of te kleineren. Voor gewone woorden gaven we in 32 al een aantal manieren om ze te verminken. Bij het paragram gaat het om een kleine verschuiving. Dus:

een verwisselingetje: ‘weps’.

een lettertje veranderd: ‘aambeien’, ‘middenvagina’, ‘homopielen’, ‘gevaccineerd’, ‘accoustiek’,

een lettertje invoegen: ‘centjens’, ‘fripsjes’, ‘vergipsen’, ‘annekedote’, ‘pampier’, (zelfs: ‘pampieretje’), ‘kroket’ (ik weet niet of dit van Kees Stip komt).

De toegevoegde letter is niet vrij, maar uit de omgeving te verklaren.

[vervolg van 74a]

spelen, vroegen wij u. En u kon het:
een berg alpinisten
een dracht babbelaars
een wolk baby's
een sloot baggeraars
een stoet bakkers
een nest bakvissen
een fles bankroetiers
een koppel bazen
een kuil belastingtrucs
een vat bierbrouwers
een vuistvol boksers
een tuin bonen
een sleep bruidjes
een aam bijen
een karavaan caravans
een prentenkabinet cartoonisten
een ton chirurgen
een bak cipiers
een hok concubines
een pak costuums
een aantal cijfers
een stamp dansers
een tempel dienaren
een stal dieven
een kist doodgravers
een pot doven
een hoop drollen
een horde duitsers
een krop duiven
een kwak eenden
een dozijn elfjes
een hap eters
een stroom electriciens
een bom explosies
een club fauteuils
een stoot feministen
een mand flessen
een tuin fluiters
een dorp gehandicapten
een paar gehuwden
een bevolkingsdeel gekwetsten
een kom genodigden
een massa gewichten
een pan godjes
een sloot goudvissen
een gros grossiers
[pagina 165]
[p. 165]
een groep groupies
een ketel heksen
een bos houthakkers
een kerk hypocrieten
een nest jonge engelen
een klasse justitionelen
een bult kamelen
een buidel kangoeroes
een snoer kerncentrales
een stok kippen
een zooi kleren
een roede klootzakken
een kast kijkers
een lift kokers
een leger krakers
een kopje krullen
een rits knopen
een mondje kussens
een batterij lampen
een tas leerwerkers
een horde lopers
een kuip macchiavellisten
een dracht machtigen
een zee meeuwen
een dot meiden
een zending missionarissen
een zak molenaars
een bak moppen
een ratjetoe muizen
een huis mussen
een schaar naaisters
een stal nachtmerries
een colonne natuurbeschermers
een lepel neten
een bom neutronen
een emmer nieuwslezers
een slof pantoffels
een steek penningen
een stoof peren
een kist piloten
een kraam poezen
een plaag politici
een vliegtuig prinsen
een sectie prostituées
een complex psychiaters
een last pubers
een woud reuzen
een kluit rietjes
een trits ritsen
een bende rovers
een smak schaatsers
een partijtje schakers
een troep schoonmakers
een keten slaven
een lawine sneeuwballen
een kop spijkers
een ruif staatslieden
een hoepel stokvissen
een gram tri
een pluk tuinkabouters
een fles urologen
een schip varens
een pond veren
een krat verhuizers
een hoop verwachtingen
een handvol vingers
een macht vlaggen
een klomp volksdansers
een lading vrachtrijders
een teil wasvrouwen
een vlucht wulpse harten
een bus ziekenfondspatiënten
een blik zieners
een ons zij

77a Sluit en struik

Slot en sleutel

Wat een sleutel is hoef ik niet uit te leggen. U ziet direct of iets een sleutel is of niet. Een sleutel heeft een handvat, en een gedeelte dat ‘baard’ heet en dat in het sleutelgat verdwijnt.

Wat een slot is hoef ik niet uit te leggen. Een slot is open of dicht. Als het open is kunt u de kamer in, de fiets op, de kamer uit. Als het dicht is, kan dat niet, dan heeft u een sleutel nodig.

[pagina 166]
[p. 166]

Deze laatste manier, de letterinvoeging, is de ‘epenthesis’ van Queneau-Kousbroek, die daarnaast de ‘prosthesis’ en ‘paragoge’ (letter vóór het woord, achter het woord) geven:

Epenthese: ‘Oep eben daug roend heut middagvuur zaag ink orp hert achterbalkyon’...

Prosthese: ‘Dop geen ndag grond mhet amiddaguur bzag hik top phet wachterbalkon’...

Paragoge: ‘Opt eene dagh ronds hetz middaguurw zagt iki opm heti achterbalkont’...

De metathesis leerden we in 32 al kennen, en de vele mogelijkheden om een letter uit een woord te schrappen, laat ik nu maar zitten.

Paragoge vind je in het Nederlandse ‘fazant’ dat ‘fazan’ zou moeten zijn, en hoor je bij sommige sprekers, zoals bij sportcommentator K. Verhoef die achter veel woorden een s zet. Stotteraars maken graag gebruik van prosthesis om moeilijke beginletters te ontwijken. In ‘dos en dezel’ zorgt het lidwoord voor prosthese.

Maar het paragram bereikt zijn ware hoogte bij eigennamen, van bekende personen uiteraard. Soms gaat het om een ver Nederlandsing van een vreemde naam (andersom kwam Velazquez uit Flenskens):

Ajatolla Komeinekaas
Heetboven
Schobbert Boeman
Klotebussie (Claude Debussy)
Frank Sumatra (Sinatra)
Gonorrheu de Balzak (Honoré de Balzac)
Zes en een kwart (Seyss-Inquart)
Haal 'es m'n jassie (Haile Selassie)
Piet Apegras (Pythagoras)
Piet Kladzo (Picasso)
Arie Stop Hannes (Aristophanes)
Arie Stootles
Klumbumbus (O'Mill: het ei van Klumbumbus).

....................

Op een garnaal
Kees Stip
 
Toen een kooplustige garnaal
 
terugkwam bij haar heer gemaal
 
toen droeg zij om haar tere bastje
 
een beeldschoon bruineberenjasje.
 
En toen zij vroeg: ‘Hoe vind je het?’
 
sprak hij: ‘Het staat je heel kroket.’

....................

 

‘Gij zult Spinazie eten’ (niet van Popeye, maar van: ‘Spinoza heten’)

Geografisch: Je naait 't steeds (United States), Apekonijnen.

In twee gevallen wordt niet het paragram gebruikt voor de persoon, maar andersom de vreemde eigennaam op de plaats van een bijnagelijkluidend Nederlands woord: ‘Wat een Allende!’ ‘Ik ben helemaal Confuzius’.

Dat ook ‘aan m'n hoela’ zo'n paragrammatische oorsprong heeft, weet niemand meer. Met een geografische naam hebben we zo: ‘Hij legt in Como’.

Willem Frederik Hermans (die op de voluit geschreven voornamen stáát) vroeg zich in ‘Lotti Fuehrscheim’ (die achternaam is een paranagram van ‘geheimschrift’) af of Absalom, als hij had geweten dat zijn paragram ‘kapsalon’ luidde, beter op zijn haar had gepast. Hermans geeft zelf trouwens van veel Nederlanders paragrammen: de professoren Gompers en Oversteegjes, en het homogrammatische Gal en Last.

Minister Albedil en staatssecretaris Haas tonen de actualiteit van het paragram.

Veel Nederlanders toonden hun Opperlandse vaardigheid toen zij, ieder in de mening de eerste te zijn, de Vietnamactivist Piet Nak, die zelf het land Vjet Nam altijd aanduidde als Viet (rijmend op niet) Nam, Pjet Nak gingen noemen.

Er zijn eigennamen die zo uitnodigend zijn om er een paragram op te maken dat het een erezaak is om ze juist correct uit te spreken. Tot deze ‘orthogrammen’ horen: Sperna Weiland, Hiltermann, Lopez Cardozo, Bueno de Mesquita, Eter, Kappeijne van de Copello.

77 Parallellogram

In deze achteraffe paragraaf met de twee parallelle zeventjes stel ik zelf het meeste belang. Hier zit je aan de grens van Opperland en je kijkt op een wit papier van onbekend terrein. Het gaat bij het parallellogram om de systematische vervanging van het ene ondergram door het andere. Ontstaat er dan een gram dat zin heeft, dan noemen we het een ‘parallellogram’. Het vervangende, en het vervangen, ondergram noemen we ‘parallel’.

Parallelloletter

In 14 had Van Buren het al over de substitutie van de m (vrouwlijk) door de p (manlijk): ‘penopauze’, en de substitutie van h (hij) door z (zij). Over systematische klinkerverwisseling had ik het al vaak. De r-l-vervanging is de basis voor

[pagina 167]
[p. 167]

Een slot daarentegen, is niet zo'n eenvoudige zaak. Je ziet een slot meestal niet. Het zit in een deur, of aan de achterkant. Het kan een hangslot zijn of een fietsslot of een brandkastslot.

Het is daarom het eenvoudigste om een slot te definiëren met behulp van het ons bekende begrip sleutel. Waar het immers om gaat, is: welke sleutels openen dit slot? Het zou eenvoudig zijn als er voor elk slot precies één sleutel was, maar het is net als met monogamie: wat mooi zou zijn als het zo was, is niet altijd zo.

Op een slot passen vaak diverse sleutels. Welnu: we definiëren een slot als een verzameling sleutels, namelijk die sleutels die er op passen. Alle andere eigenschappen van het slot doen immers niet ter zake.

Een sleutel daarentegen is niet zo'n eenvoudige zaak. Er zijn sleutels van een meter en van een centimeter, er zijn ook sleutels die een codegetal zijn dat je moet onthouden, of een toverwoord.

Het is daarom het eenvoudigste om een sleutel te definiëren met behulp van het ons bekende begrip slot. Waar het immers om gaat, is: welke sloten opent deze sleutel? Het zou eenvoudig zijn als er voor elke sleutel precies één slot was, maar het het is net als met monogamie: wat mooi zou zijn als het zo was, is niet altijd zo.

Een sleutel past vaak op diverse sloten. Welnu: we definiëren een sleutel als een verzameling sloten, namelijk die sloten waar hij op past. Alle andere eigenschappen van een sleutel doen immers niet ter zake.

Vrucht en boom

Als de vrucht van een boom groot is of mooi en liefst eetbaar, dan heeft die vrucht een eigen naam, terwijl de boom naar de vrucht heet: vruchteboom. Zo hebben we een peer, kers, noot, pruim en banaan, en daarom heten de houtconstructies waaraan ze hangen: pereboom, kerseboom, noteboom, pruimeboom en bananepalm.

De vruchten van de broodboom heten niet ‘brood’, maar broodvrucht, wat doet denken aan het Spaarnwouder Woud.

De kastanje is een twijfelgeval: is het een vrucht van de kastanjeboom of de boom zelf?

Als een boom vruchten heeft die klein zijn en lelijk of liefst oneetbaar, dan heeft die boom een eigen naam, terwijl de vrucht naar de boom heet: bomevrucht. Zo hebben we een eik, beuk, den, spar en iep, en daarom heten de zaadomhulsels die er aan hangen: eikels, beukenootjes, denneappels, sparrekegels en iepevruchtjes.

De broodvrucht hangt niet aan een boom die ‘brood’ heet, maar aan de broodboom, wat doet denken aan een woningwetwoning.

De kastanje is een twijfelgeval: is dat de boom waaraan kastanjevruchten hangen of de vrucht zelf?

77b Leer lollig lezen
Piet Burger

Hm, hm
 
Hoe hees huilend haalde haar hakkershond hout.
 
Hóór, heer, hoe heet hij hondjes haat; heden ha-
 
len hoeren haar hooi. Heel haar huis, het hof,
 
hoest, heer Heesters!
 
Moe meesmuilend maalde maar makkers mond
 
mout, Moor, méér: moe meet mij mondjesmaat;
 
Meden malen, moeren maar mooi meel, maar
 
muis met mof moest meer meesters.
Leer lollig lezen weer, wollig wezen!
 
Mooie mussen maken matten, maar mijden mot.
 
Rooie Russen raken ratten raar, rijden rot.
 
Die do dus, dacht dit de dure dichter?
 
Zie zo, zus, zacht zit ze, zure zichter!
 
Mussen mollen merels, muis.
 
Kussen kollen kerels kuis?
 
Ze zagen zeven zatten zonder zin zeer zat zijn.
 
We wagen, weven watten; wonder, win weer wat wijn.
[pagina 168]
[p. 168]

....................

royalist Rechts
loyalist Links

....................

 

veel grappen over Chinezen en Japanners.

Voor fliffers if er Elfevierf Magafien.

Stip verving de k door een t.

Burger levert een aantal beginmedeklinkerparallelogrammen (77b).

 

Parallellolettergreep: Buikboek der buikleeskunde

Interessantst is het parallellowoord in een parallellotekst.

Bij het spel cadavre exquis wordt op een telkens omgevouwen stukje papier door elke speler een woord opgeschreven, waarna het aan de buurman wordt doorgegeven. Zo ontstaan bizarre, maar grammatikale zinnen als het recept goed is. Zo'n recept is bijvoorbeeld:

Schrijf achtereenvolgens op: een bijvoeglijk naamwoord met buigings-e, een meervoudig zelfstandig naamwoord, een werkwoord in het meervoud, weer een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord, kies tussen ‘ondanks’ en ‘vanwege’, en zet er een bijvoeglijk plus zelfstandig naamwoord achter. Je krijgt dan zinnen van het type ‘Vezelige kadavers eten exquise marmotjes vanwege zware zweren’.

De parallelle woorden zitten hier in taalkundig bekende woordsoorten. Chomsky bewees dat je, hoeveel papiertjes en recepten je ook neemt, zo nooit alle zinnen van een taal krijgt, hoe lang je het spel ook speelt.

De aap achter de schrijfmachine krijgt, als hij oud genoeg wordt, wel alle zinnen van een taal op het papier, maar helaas ook zeer veel on-zinnen.

Is het mogelijk om twee woorden te hebben die parallel zijn in de zin dat zij elkaar in een tekst kunnen vervangen, en dan weer een zinnige tekst kunnen opleveren? In de wiskunde is die dualiteit op een aantal plaatsen mogelijk. De ware zinnen blijven dan zelfs waar. Het bekendste voorbeeld is de miracu-

 

....................

Op een konijn
Kees Stip
 
Bij Noordwijk zwom een nat konijn
 
temidden van een school tonijn.
 
‘Tja,’ sprak het beest, ‘dat tomt er van
 
als men de ta niet zeggen tan.’

....................

[vervolg van 77b]

 
Voor vieren vasten vele vissers.
 
Goor gieren gasten, gele gissers.
 
Heus, hij heeft houthaksel, heer; ho ho, houthakken huivert hij hinkend.
 
Zeus, zij zeeft zoutzaksel zeer, zo zo, zoutzakken zuivert zij zinkend.
 
De duiven dachten: de dassen dollen daar, drijven dazig dit dier, deken!
 
We wuiven, wachten, we wassen wollen waar, wrijven wazig wit wier, weken!

78a Namen van dames

Als Bette Midler trouwt met Sammy Davis jr. dan heet zij Bette Davis jr. Als Merel Laseur trouwt met boer Koekoek dan heet zij Merel Koekoek. Als Irene Vorrink trouwt met ingenieur Vredeling dan heet zij Irene Vredeling. Als Annie Schmidt getrouwd was met burgemeester Van Hall dan heette ze Annie Hall. Als Alice Oppenheim trouwt met Tommy Cooper dan heet zij Alice Cooper. Als Lenny Kuhr was getrouwd met Lenny Bruce dan heette zij Lenny Bruce. Als Carry Tefsen trouwt met Johnny Cash dan heet zij Carry Cash. Als Tessel Pollmann trouwt met dokter Schadé dan heet zij Tessel Schadé. Als Andreas Burnier trouwt met Jan Kruis dan heet zij Andreas Kruis. Als Frans Andriessen trouwt met Liesbeth List dan heet hij Frans List. Als Elles Berger was getrouwd met Howard Hughes dan heette ze Elles Hughes. Als Sonja Barend trouwt met Frits Barend dan heet ze Sonja Barend. Als Kiki Amsberg trouwt met prins Claus dan heet ze Kiki Amsberg, maar als ze trouwt met Julian Coco dan heet ze Kiki Coco. Als Mata Hari was getrouwd met Otto Klap dan heette ze Mata Klap. Als Emmy van Overeem trouwt met Fred Emmer dan heet ze Emmy Emmer. Als Hanneke van Buuren trouwt met Hans 't Mannetje dan heet ze Hanneke 't Mannetje. Als Teddy Schaank trouwt met Bennie Behr dan heet ze Teddy Behr. Als Lous Haasdijk trouwt met Ben Bril dan heet ze Lous Bril. Als Blondie trouwt met Frits Bom dan heet ze Blondie Bom. Als Hedy d'Ancona trouwt met AR-voorzitter De Boer dan heet ze Hedy De Boer-d'Ancona. Als Nelie Kroes

[pagina 169]
[p. 169]


illustratie

trouwt met de heer Smit dan heet ze Nelie Smit-Kroes. Als Jeanne Roos trouwt met Herman Stok dan is zij mevrouw Stok-Roos. Als frl. G.B.J. Mann was getrouwd met Adolf Hitler dan heette ze G.B.J. Hitler-Mann. Als Farah Dibah trouwt met Johnny Dusbaba dan heet ze Fara Dusbaba-Dibah. Als de zangeres Yma Sumac was getrouwd met Albert Camus, was zij mevrouw Camus-Sumac. Als Ada Kok trouwt met Reinier Lepel dan heet ze Ada Lepel. Als Paula Wassen trouwt met Wim Kan dan heet ze Paula Kan-Wassen. Als Margreet Dolman trouwt met Henk van Hoorn dan heet ze Margreet van Hoorn-Dolman. Als Jasperina de Jong trouwt met Freek de Jonge dan heet ze Jasperina de Jonge-de Jong. Als Ien van den Heuvel trouwt met Eric de Engerd dan heet ze Ien de Engerd-van den Heuvel. Als mevrouw Haars trouwt met Betico Croes dan is zij mevrouw Croes-Haars. Als Ank van der Moer trouwt met Louis Malle, dan is zij mevrouw Malle-Moer. Als Corinne Spier trouwt met Lobo Kring dan is zij mevrouw Kring-Spier. Als Ellen Vogel trouwt met Frans Joseph Strauss dan is zij mevrouw Strauss-Vogel. Als Kitty Janssen trouwt met dokter Tilanus dan is zij mevrouw Tilanus-Janssen. Als Hanneke Groenteman was getrouwd met Sigmund Freud dan was ze mevrouw Freud-Groenteman. Als Keetje Tippel trouwt met Bernard Droog dan is zij mevrouw Droog-Tippel. Als Doeschka Meijsing was getrouwd met Herman Gorter was zij mevrouw Gorter-Meijsing. Als Meinie Brugma trouwt met Boebie Brugsma, spreekt ze tweemaal zo snel. Als Maria Schneider trouwt met Max Tailleur dan is zij mevrouw Tailleur-Schneider. Als Deborah Land trouwt met Loe Lap is zij mevrouw Lap-Land. Als Mieke Bos trouwt met Wim Bosboom dan is zij mevrouw Bosboom-Bos. Als Conny Stuart trouwt met Prins Charles dan is zij mevrouw Windsor-Stuart. Als Jeanne van Munster trouwt met Benny Vreede dan is zij mevrouw Vreede-van Munster. Als Han Mes trouwt met Allard van der Scheer dan is zij mevrouw Scheer-Mes. Als Pleuni Touw trouwt met Pierre Vinken dan is zij mevrouw Vinken-Touw. Als Ans Wortel trouwt met Jan Nagel dan is zij mevrouw Nagel-
[pagina 170]
[p. 170]

leuze verwisseling van de woorden ‘punt’ en ‘lijn’.

Uit ‘Twee punten bepalen een lijn; drie punten, niet op één lijn, bepalen een driehoek’ krijg je: ‘Twee lijnen bepalen een punt; drie lijnen, niet door één punt, bepalen een driehoek’. Eén keer nadenken levert daar twee waarheden.

Twintig jaar denken over de vraag of dit in taal ook kan, leverde mij slechts twee voorbeelden, die ik hierbij reproduceer. Een Belgisch criticus merkte hierover op: ‘Het in Slot en Sleutel gespeelde woordspel is een gevarieerde herhaling van Vrucht en Boom’. Ik tart u een derde variatie te vinden.

De verschuiving over zes woorden in het woordenboek is een parallellie die een tekst oplevert die vaak syntactisch juist is (06d).

De beste parallellogrammen vindt men als men twee natuurlijke talen tegelijk neemt. Vertaling is parallellie. Vertaalgrapjes (hoofdstuk 8) zijn gebaseerd op versimpelde parallellie.

78 Damesnamen

79 Stotende letters

In 78 werden twee, op zich onschuldige, achternamen door het huwelijk in onverwachte combinatie gebracht. Zo kun je ook twee onschuldige woorden door middel van samenstelling achter elkaar plakken. Soms zijn trema of koppelteken aanduiding van de naad, soms niet. ‘Truchuwelijk’ en ‘kiwijacht’ zagen we ook al bij de pretogen.

A3 Phormaat wilde zich met de ph ophouden (79b).

[vervolg van 78a]

Wortel. Als Corrie Vonk trouwt met Max Rood dan is zij mevrouw Rood-Vonk. Als Christine Oranje trouwt met de heer Van Deutekom dan is zij Christine van Deutekom. Als Ronnie Bierman trouwt met Harry van Wijnen dan is zij mevrouw Van Wijnen-Bierman. Als Mary McCarthy trouwt met sigarenfabrikant Senator dan is zij mevrouw Senator-McCarthy. Als Marjan Berk trouwt met Eric Herfst dan is zij mevrouw Herfst-Berk. Als Rita Reys trouwt met Klaas Boot dan is zij mevrouw Boot-Reys. Als Nellie Wiegel trouwt met Koos Rietkerk dan is zij mevrouw Rietkerk-Wiegel. Als Ella Fitzgerald trouwt met Milly Scott dan is zij mevrouw Scott-Fitzgerald. Als Sylvia de Leur trouwt met Kri Stelweg dan heet zij Sylvia Kristelweg. Als Martine Bijl trouwt dan heet zij Martine Blindeman. Als Bibeb een baby heeft dan heet die bebibibeb. Als Vera Beths eerste viool speelt dan is zij prima vera. Als Marga Klompé trouwt met Jeroen Krabbé dan is zij mevrouw Krabbé-Klompé. Als prins Claus er in slaagt om te trouwen met minister De Koning dan is hij Koning Claus. Als Henk Terlingen trouwt met André Kloos dan is hij de heer Kloos-Terlingen. Als Ria Beckers trouwt met Jim Bisschop, dan is zij mevrouw Bisschop-Beckers.

79a Geschreven

WIJ bemerkten dat onze alcoholicaaankopen zo opliepen dat we nodig een AA-aanloopadres nodig hadden, alwaar men ons kauwgom aanraadde. Door duistere clubbelangen is de Belzebubbubbelgum nergens meer te krijgen. Wij besloten daarom zo'n truccitroen te kopen, ongetwijfeld familie van de facadeaubergine, een citroenvormig plastic doosje vol citroensap. Het lijkt een dooddoener, maar het was rooddoorregen zingenot. Als u eens een zeeeend meeeet in de Teeeeeeeetwagon, dan zullen wij ons daar niet over beurmen. Het doet ons veeleer denken aan een skifffoutje bij een roeijacht ter gelegenheid van een sherifffeestje.

Bij Mossadeq was het huilen ook een qualiteit, maar dat komt straks. De sjahharem is ge-

[pagina 171]
[p. 171]

spreid in de tijd, en bestaat uit een serie sjahhuwelijken, waaronder één truchuwelijk, die beslist geen gummiimport, eerder gummiexport, veroorzaakten.

Wel stelde des Sjahs skijool hoge livreieisen aan het personeel van de Sankt-Moritzzweefbanen. Daar werden in zo'n decadeaura de hasjiesjjongens, de goelasjjeugd en de Habbasjjurken en Faddahhanddoeken gemeden als de pest.

Met veel goodwilllachjes zong de zangeres in een overallluierpakje een musichallliedje met zoveel duimmisbaar en zoemmiauw dat de Lebemannneuzen Vondelingesque rood werden.

Liever, zei onze schoonzoon, een autoongeluk dan een Loooorlog over het al dan niet authentiekteaken meubilairair van het Apeldoornnest.

Mossadeq had een semijaarlijks shampoooog. In de iqquestie mocht de cia winnen, maar de beste Mossadeqqualiteit was het geoliede traanbuissysteem.

Onder veel brrroepen overhandigden wij een stewardessshawl en een edelweissslinger aan Miss Mississippi. Er waren heel wat kilowatt-transistors verwerkt in haar tutuuniformpje, misschien wel een accuuur.

De leitmotivvrees van minister Pais als barricadeauteur blijkt uit zijn voornemen om na de hovv (Hoger Onderwijs Voor Velen) nota nog een Hovvvervolg te schrijven.

Sneeuwwolken boven dit New York vol cowboyyankees veroorzaken een climaxxantoom als een Belg op de onzalige uitvinding van een saxxylofoon komt.

Eer zal het orthodoxxenofobe Khomeinyyelllawaai verstommen, dan dat wij dit essayyoga door de partijijver van een jazzzangeres laten smoren. Wij lusten nu eenmaal geen ersatzzuurkool.

79b ph-factor
Adri Phormaat

 
Tussen Schifol en Ofeusden
 
was een plek waar ik graag neusde
 
't was goed vissen bij de ofaalbrug
 
met m'n werfengel; ik kwam steeds terug
 
en de dofeide ofemelend die daar groeide
 
merkte ik dat 't stekje ieder boeide.
 
 
 
Maar toen ik laatst weer op kwam draven
 
had men de brug verwerkt tot klein kafout
 
men had zich bovendien brutaal verstout
 
het schoon dofei te scheren met een filishave!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken