Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

XVII Bruyd-Lofs-Gedicht, Ter Eeren
Dirck Pietersz. Voskvyl, Ende Aafgen Willems Dr.

 
Laest als ick gants alleen, alleen was uyt getogen,
 
Der Minnen blinde God quam aen mijn zy ghevlogen,Ga naar voetnoot2
 
Hy sprack, ô slechte Mensch! die steeds van 't aartsche maalt:Ga naar voetnoot3
 
Klimpt op mijn schouders gaeuw, flucx hooger stoffe haalt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Het oude is men warsch, wat nieuws verquickt de Vol'cken:Ga naar voetnoot5
 
Met greep hy my om 't lijf, en vlooch stracks door de Wolcken,Ga naar voetnoot6
 
Tot in het Eeuw-Palleys, zyn alderhoochste kruyn,Ga naar voetnoot7
 
Hy sprack verheught tot myn, (in 't Aackelighe bruyn)Ga naar voetnoot8
 
V selden-satte lust versadicht hier nae wenschen,
10[regelnummer]
Vertelt myn wond're kracht de nieuws' gierighe menschen,
 
Nu teeckent, dicht, onthouwt, het gheen ghy siet en hoort,
 
Wt had hy: en hy tradt by die vergad'ringh voort.Ga naar voetnoot12
 
Dees cleene, groote God, stack met sijn held're stralen,
 
Der Goden throon in brandt, in vlam de gulde zalen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Wurp poppen inden hoop, van d'onsterff'lijcke Goôn,Ga naar voetnoot15
 
Die gants dit nieuwe vier noch waren onghewoon:
 
Dies 't vrolijck rustich Rijck, raackt schielijck aen het warren,Ga naar voetnoot17
 
De Hemel dondert, siet! de weerlichtende starren
 
Met scheemer gloeyend-gloor, beschittert 't schoon ghewelff,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dees floncker-vlam die brandt der Goden Vader selff,
[pagina 92]
[p. 92]
 
Want d'heete meng-lust na zyn Suster hem deed joocken,Ga naar voetnoot21
 
Die worst'lend hy verwan, door troetelen en 't stroocken,Ga naar voetnoot22
 
De gantsche Hemel was vol Minnelijck ghewoel,
 
Een yder roemden van dat lieffelijck ghevoel,
25[regelnummer]
Een yder roemden van dat vriendelijcke strijen,
 
Een yder claachden van dat bitter soete lijen,Ga naar voetnoot26
 
Een yder claachden van den kouwden heeten brandt,
 
Die yder snerckten in zyn raesend inghewant.Ga naar voetnoot28
 
Maer 't eunjer Goodje loech, en clapten in zijn handen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En riep met groot ghejouw haar openbaare schanden,
 
Nu Dichter (seyd hy) schrijft hoe dat de grootsche GodtGa naar voetnoot31
 
Door dees mijn kindtsche booch, is dwaesselijck versot,
 
Siet al de narrery van die verwyffde Goden.Ga naar voetnoot33
 
Iupijn is grammelijck ken-schuldich vluch ghevlodenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
(Wraackgierich door de spijdt) nae 't schrickelijck gheweer,Ga naar voetnoot35
 
En sloech den Lecker trots met d'eerste stoot ter neer.Ga naar voetnoot36
 
Dewijl Cupido noch vast wispelt met ghewemel,Ga naar voetnoot37
 
Wiert hy gheworpen voort al dwarlend uyt den Hemel,Ga naar voetnoot38
 
De Goden hielden Raat: maer Venus was beswaertGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als haren lieven Soon voor Ballingh wiert verclaert,
 
Die na den aff-val bleef noch inde lucht wat hanghen,Ga naar voetnoot41
 
Om mijn swaar-wichtich lijff, voorsichtich wel te vanghen.Ga naar voetnoot42
 
Want doen lupijn den Al, herstelde in zyn stee,Ga naar voetnoot43
 
Smeet hy ten lesten my van boven neder mee,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
De Goden lachten om myn overstout vermeten,Ga naar voetnoot45
[pagina 93]
[p. 93]
 
En wat sy deden meer dat is my schoon vergheten.Ga naar voetnoot46
 
Doch t'Heylichje my bracht, weer op mijn eerste plaats,Ga naar voetnoot47
 
Daer wierden wy te saem de alderbeste maats,
 
Hoe dickwils sach ick hem, sijn kuurtjes loos bedryven!Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hoe dickwils gaf hy my een oorsaeck om te schryven!
 
Hoe hy syn Pijltjes schoot op 't Geyle woeste wilt,Ga naar voetnoot51
 
Dat nae den ander noch soo tochtich, loeyd' en gildt!Ga naar voetnoot52
 
Hoe hy sijn Pijltjes schoot op Boeren en Boerinnen,
 
Die spelen noch om stryt, het lieff'lijck spel van Minnen!
55[regelnummer]
Hoe hy syn Pijltjes schoot op d'Edelinghen weeck,Ga naar voetnoot55
 
Die terende vergaen, door teed're Ioff ren bleeck;Ga naar voetnoot56
 
Hoe dickwils schoot hy uyt zyn wijdt-vlieghende Pijlen,
 
Quetsende door 't ghehoor van over hondert mijlen!
 
Hoe dickwils menghden hy, die Suycker-galle smart,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die door de ooghen daalt in't onbekende Hart!Ga naar voetnoot60
 
Dit wonder kleene Kindt kan met zyn vlammigh blaacken,
 
't Onsichtber menschen Hart so juyst in 't midden raacken!
 
Dit wonder kleene Kind, de aldersterckste man
 
Met een gesicht alleen, so licht verwinnen kan!Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Dit wonder kleene Kind temt wilde Iongelinghen;
 
En doet den ouden grijs doen jeughdelijcke dingen!
 
Dit is Heer Bruydegom het selfde loose wicht,
 
Dat noch zyn zetel houwt in 't lodderlijck gesicht,Ga naar voetnoot68
 
In 't lodderlijck gesicht van u beminde Vrouwe,
70[regelnummer]
Daar hy, sint ick hem sach, heeft heym'lijck by onthouwen.Ga naar voetnoot70
 
Dit is Heer-Bruydegom den brant van uwe borst,
 
Die ghy uyt-suchten wel, maar niet uyt-spreecken dorst.
 
Dit is den Seyl-steen, die, die u so menich maalenGa naar voetnoot73
 
Het harte dicht by haer uyt 't lichaem konde haalen.
75[regelnummer]
Dit is Eerwaerde Bruyd, het dient u uyt geleyd,
[pagina 94]
[p. 94]
 
Het geen den Bruygom u so dickwils heeft geseyd,
 
Dit zyn Eerwaerde Bruyd de sachte felle wonden,
 
Die gh' in u Bruygoms hart so lieff'lijck hebt gesonden,
 
Ghy zyt de oorsprongh van zyn lieve layde pijn,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Die van u goede gunst weer moet gebetert zyn:Ga naar voetnoot80
 
Ghy hebt hem eerst gequetst, ghy moet hem oock genesen,
 
Ghy hebt hem eerst gequetst, ghy moet de Artsney wesen;
 
Recht als het yzer van Achilles Lancy was,Ga naar voetnoot83
 
Die Prinçen wonden, en de selfde weer genas.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Hoe bloosdy dus Vrou-Bruyt? wat meughdy u bedwingen?Ga naar voetnoot85
 
Ick sie wel dat de Min wil uyt u oogjes springen,
 
Om 't minneloos ghelaet niet meerder nu en peynst.Ga naar voetnoot87
 
Wech met de kouwde grijns, 't is langh ghenoech gheveynst,Ga naar voetnoot88
 
Siet hier de lieve Nacht, betorst en wel befackelt,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Wat popelt u ghemoet? hoe sit ghy dus en quackelt?Ga naar voetnoot90
 
Wech met de doode vrees, ghy hebt in 't minst geen noot,Ga naar voetnoot91
 
Ghy sult gaen sterven nu die over soete doot:Ga naar voetnoot92
 
Ick wedt ghy sult hier na het onghewoone leven,Ga naar voetnoot93
 
Voor uwen Maachdom niet in Wissel willen gheven.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Wat is die Maachdom doch? de spitse vande lienGa naar voetnoot95
 
En heeft de Maachdom noyt met ooghen eens ghesien.
 
O Maachden! siet ghy niet die oversijtsche loncken,Ga naar voetnoot97
 
O Maachden! siet ghy niet den Bruygom Minne-droncken?
 
(Staet op) o soet gheslacht! gheeft haer den lesten soen.
100[regelnummer]
Het over blijfsel sal den Bruydegom wel doen.Ga naar voetnoot100
 
Gaat aan Speel-noots, gaat aan, wilt haer te bedde leyden,Ga naar voetnoot101
 
Den Bruyd'gom sal terstont van al 't Geselschap scheyden:
[pagina 95]
[p. 95]
 
Sy rijst, sy staet, sy coemt, sy pieraarst, neen sy gaet;Ga naar voetnoot103
 
Comt morghen ons doch by, maar in een ander staat;Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Comt morghen ons doch by, vertrect dan dese MaachdenGa naar voetnoot105
 
Hoe dattet u staet an, hoe dattet u behaachden.
 
Gheluckich Ouders die 'tghewenschte houw'lijck siet,
 
Gheluckich boven al die dit gheluck gheniet,
 
Wy wenschen dat u God soo veel vreuchde wil gunnen,
110[regelnummer]
Alsmen op d'Aarden-creyts beleven souwde kunnen:Ga naar voetnoot110
 
Wy scheppen uyt u heyl int minste gheen verdriet,Ga naar voetnoot111
 
Soo wy betuyghen met dit nieuwe Bruylofts-Liet:Ga naar voetnoot112
[tekstkritische noot]XVII
In 1622 blz. 21-25. Geheel gedrukt in romein. In vs. 1 het eerste woord in kapitaal met grote sierletter L. Van dit gedicht bestaat een afzonderlijke uitgave terwille van de bruiloft op 26 februari 1612 (Unicum Kon. Bibliotheek's-Gravenhage); zie Memoriaal van Bredero, blz. 115.
voetnoot2
blinde God: noch in de griekse mythologie, als Eros, noch in de romeinse, als Amor of Cupido, wordt de god van de liefde voorgesteld als blind; in de renaissance echter vaak wel. Vgl. Lied XXXV, vs. 1-2.
voetnoot3
slechte: eenvoudige, simpele; van: over, met; maalt: piekert, zich bezig houdt.
voetnoot4
hooger stoffe: een onderwerp boven het alledaagse.
voetnoot5
warsch: afkerig van.
voetnoot6
Met: meteen, tezelfdertijd; stracks: direkt.
voetnoot7
het Eeuw-Palleys: het Empyreum, de opperste hemel, het verblijf der zaligen; kruyn: top.
voetnoot8
in 't Aackelighe bruyn: in mijn nare donkere kleren.
voetnoot12
Wt had hy: klaar was hij; toen zweeg hij; die vergad'ringh: de Raad der Goden.
voetnoot14
de gulden zale: de hemel vol licht.
voetnoot15
poppen: proppen brandbaar materiaal; fig. voor liefdesvuur.
voetnoot17
rustich: evenwichtig.
voetnoot19
scheemer: wschl. glans, luister, misschien invloed van het duitse woord Schimmer.
voetnoot21
d'heete meng-lust: de vurige paringsdrift; zyn Suster: Juno; joocken: hevig verlangen.
voetnoot22
verwan: overwon, bedwong; stroocken: strelen.
voetnoot26
dat bitter soete lijen: nl. de liefde.
voetnoot28
snerckten: schrijnde, pijnigde; raesend: nl. door de furor van de liefde.
voetnoot29
eunjer: sluw, bijdehand.
voetnoot31
grootsche: trotse.
voetnoot33
verwyffde: op wijven verslingerde, door vrouwen overheerste.
voetnoot34
grammelijck: boos, ontstemd; ken-schuldich: schuldbewust.
voetnoot35
spijdt: smaad; gheweer: wapen, nl. de bliksem.
voetnoot36
den Lecker trots: de trotse kwajongen.
voetnoot37
vast wispelt: aldoor heen en weer beweegt; gewemel: verwarde beweging.
voetnoot38
voort: direkt daarna.
voetnoot39
beswaert: verongelijkt.
voetnoot41
aff-val: val, het omlaag vallen.
voetnoot42
wel: goed.
voetnoot43
den Al: het heelal.
voetnoot44
mee: eveneens.
voetnoot45
overstout vermeten: al te overmoedige vermetelheid.
voetnoot46
dat is my schoon: dat ben ik helemaal.
voetnoot47
t'Heylichje: het godje, Cupido.
voetnoot49
sijn kuurtjes loos: zijn loze streken.
voetnoot51
't Geyle... wilt: de naar paring verlangende dieren.
voetnoot52
tochtich: begerig, hartstochtelijk.
voetnoot55
weeck: zwakke, teerhartige.
voetnoot56
terende vergaen: wegkwijnen; door: om, ter wille van.
voetnoot59
Suycker-galle: zoete en bittere; vgl. vs. 26.
voetnoot60
onbekende: nog onwetende.
voetnoot64
een gesicht alleen: maar éen blik.
voetnoot68
lodderlijck: aanminnig, verleidelijk; 't gesicht: de ogen.
voetnoot70
onthouwen: zich opgehouden, gezeteld.
voetnoot73
Seyl-steen: magneet.
voetnoot79
layde: lede, smartelijke.
voetnoot80
gebetert zyn: genezen worden.
voetnoot83
Lancy: lans.
voetnoot84
wonden: verwondde.
voetnoot85
wat meughdy u enz.: waarom zit je je zo te beheersen.
voetnoot87
meerder: langer.
voetnoot88
de kouwde grijns: dat koele lachende masker.
voetnoot89
betorst en wel befackelt: goed verlicht door toortsen en fakkels.
voetnoot90
sit ghy dus en quackelt: zit gij zo te beven.
voetnoot91
doode: bleke; of ongegronde?
voetnoot92
die over soete doot: de vergelijking van de (eerste) coitus en het orgasme met het sterven komt bij Bredero vaker voor.
voetnoot93
onghewoone leven: nog niet gewende, voor u nog nieuwe.
voetnoot94
in Wissel willen gheven: willen ruilen.
voetnoot95
de spitse: de top, de allerbesten.
voetnoot97
Maachden: bruidsmeisjes; oversijtsche: steelse, van terzijde.
voetnoot100
Het over blijfsel: wat er verder nog te doen valt.
voetnoot101
Speel-noots: bruidsmeisjes.
voetnoot103
pieraarst: aarzelt, stribbelt tegen.
voetnoot104
een ander staat: nl. de toestand van gehuwde vrouw.
voetnoot105
vertrect: vertelt.
voetnoot110
d'Aarden-creyts: de aardkring.
voetnoot111
int minste gheen: helemaal geen, wel allerminst.
voetnoot112
Soo: zoals.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken