Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 230]
[p. 230]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

LXI Bruylofts-Ghedicht, Ter Eeren
Gvillebert de Flines, Ende Anna Cornelis van Grootewal

 
Corts als de vaack en slaep mijn ooghen sacht bestreden,Ga naar voetnoot1
 
Bestormden sy mijn hert, bestormden sy mijn leden;Ga naar voetnoot2
 
Mijn slappe lichaem liet zijn ampteren bevreest:Ga naar voetnoot3
 
Als my de vaack verwan, vervloogh mijn vlugge gheest,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Recht als de Toover-riem de Collen doet verscheppen,Ga naar voetnoot5
 
Die vlieghen inde schijn, en 't doode lijf niet reppen:Ga naar voetnoot6
 
Soo lach mijn aartsche block, soo lach mijn laffe rompGa naar voetnoot7
 
Onweerbaer, af-gheslooft, verstandeloos en plomp.Ga naar voetnoot8
 
Een labber-koele-wint die heeft mijn gheest ghehevenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van d'aarde flucx om hooch, en door de Lucht ghedreven
 
Tot in de hooghste plaats, tot inde hoochste tip,Ga naar voetnoot11
 
Van waer ick over-sach 't onmetelijck begrip;Ga naar voetnoot12
 
Van waar ick over-sach den grooten Raadt der Goden,
 
Die juyst op dese tijdt daar waren t' saam ontboden:
15[regelnummer]
Een yeder heeft sich in zijn setel neer-gheset;
 
Sy keurden daar een keur; sy stemden daar een wet.Ga naar voetnoot16
 
Een lieffelicke wet, dat al de Dochters souwen
 
De eerbaer Ionghmans reyn vry vriendelick aanschouwen;Ga naar voetnoot18
 
En wie uyt bellich-sieckt dat weygherde te doen,Ga naar voetnoot19
[pagina 231]
[p. 231]
20[regelnummer]
Die sou dat boeten of, ten minsten met een soen:Ga naar voetnoot20
 
Wie op een goede vraagh antwoorde dreuts of koentjes,Ga naar voetnoot21
 
Die mocht dat coopen af met vyf en twintigh soentjes.
 
De Goden hielden dit den mensch te wesen nut,Ga naar voetnoot23
 
Op dat voor alle twist sy souden zijn beschut,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En dooden soo door Liefd' het nydich fel vergrimmen.Ga naar voetnoot25
 
Cupido 't cleene wicht gingh op een heuvel climmen,
 
Met Boogh en Coocker vol van Pijlen hardt verstaalt,
 
Die hy eerst vande Smits nieuws-gierich had ghehaalt.Ga naar voetnoot28
 
Gheeft lust (sprack hy) o Goon! g'hebt recht in u ghesetten;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Maar reden ist dat ghy voldoet u eyghen wetten.Ga naar voetnoot30
 
Sy deunden met het Kind, en namen't niet in't goedt,Ga naar voetnoot31
 
Dat Venus haren Soon soo stout had opghevoedt,Ga naar voetnoot32
 
Dit speet hem euvel seer, hy nam een van zijn pylen,Ga naar voetnoot33
 
Die hy op voordeel had drie-cantich laten vylen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hy sleep het vinnich punt, en leydse op zijn boogh,Ga naar voetnoot35
 
Die door zyn styve treck hem snorrende ontvloogh,Ga naar voetnoot36
 
Tot in Iupijn zyn borst, daerse vast schuddend' lilden;Ga naar voetnoot37
 
Syn wel-ghetroffen hert stont als de pijl en trilden.Ga naar voetnoot38
 
Hy voelden in zijn ziel een jeuckerige pijn,
40[regelnummer]
Die maar van Iuno cost alleen genesen zijn.Ga naar voetnoot40
 
De jeughdelijcke Godt (begaeft met't licht der Sonnen,Ga naar voetnoot41
 
Die Python 'tysselick Serpent had overwonnen)Ga naar voetnoot42
 
Drang door de dichte schaar, tradt met een trotse tred,
[pagina 232]
[p. 232]
 
En heeft zyn grootsche gangh nae Cupido gheset:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
(Hy sprack:) douw Hoeren-soon, gheeft hier dyn gulde boghen,Ga naar voetnoot45
 
Dijn handen zijn te weeck, te kindts is dijn vermoghen;Ga naar voetnoot46
 
Soo groote gaven zyn aan dy doch niet besteed;Ga naar voetnoot47
 
Ick hebbe clem en kunst die die te hand'len weet.Ga naar voetnoot48
 
Cupido nam zijn wraack, van 't smadelick verachten,
50[regelnummer]
Twee pylen scherp en spits, doch van verscheyden crachten;Ga naar voetnoot50
 
De een ontstack in Min wie hy daar mede schoot;
 
Den ander, wien hy trof, de Min met angsten vloot.
 
Den Ionghen sprack, wel-aan, ghy sult tot voor-beelt strecken,
 
Der ghener die met mijn, of met de cleyne gecken;Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Met schoot hy d'eerste pijl in Phoebus herte diep;
 
Maar Daphne kreegh de schicht die voor de Minne liep.Ga naar voetnoot56
 
Hy moes-janckt, claaght en bidt, die eerst soo dapper swetste.Ga naar voetnoot57
 
Soo haast Cupido cleyn den braven Schutter quetste,Ga naar voetnoot58
 
Sant hy een heeten straal na Pluto bles en grijs,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die zynde gantsch verdoort, sich elck een waant te wijs.Ga naar voetnoot60
 
Het oud' verkleumde bloed en cost dit niet verdraghen,
 
Hy socht door 't eene vyer het ander te verjaghen:Ga naar voetnoot62
 
Hy woelden te vergheefs, hy woelden al om niet,
 
Tot Proserpina quam hem blusschen zyn verdriet.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De grillighe Neptun Cupidoos Toortsen puften,Ga naar voetnoot65
 
Hy spotten met de Goon dat sy soo schielick suften.Ga naar voetnoot66
[pagina 233]
[p. 233]
 
Maar desen snorcker stracks oock klaaghden van een wee,Ga naar voetnoot67
 
Die hy niet lesschen con met water vande Zee.Ga naar voetnoot68
 
Hy dompelde zyn hooft, hy is geheel ghedoken,
70[regelnummer]
Syn brand de koude vloedt deed' preutelende koken.
 
Dewyl dat dit gheschach, soo gluurden over dwarsGa naar voetnoot71
 
Den forschen Wapen-heer, den strenghen Strydt-god Mars:
 
Maar als Vrou-Venus hem eens lieffelick belonckte,
 
Syn Krijghs-bloet-dorstigh hert vlam vyerigh hem ontvonckte.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
De lachende Goddin, als sy vermerckte dit,
 
Bewees hem meerder jonst als haar beroockte Smit.Ga naar voetnoot76
 
De sachte Venus door de Troetel-kunst verkeerdeGa naar voetnoot77
 
De handen die wel eer de Worstel-grepen leerde.Ga naar voetnoot78
 
De handen die wel eer lobberde in het bloet,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Die creghen doen de weet van 't minne-stroken soet.Ga naar voetnoot80
 
De Moeder nam haar Kint, de Moeder nam haar sluyertje,
 
Blint-hockte soo zyn hooft, en sant hem om een kuyertje.Ga naar voetnoot82
 
Doe schoot hy blindelingh zyn pylen inden hoop;
 
Daar baten niemants vlucht, daar baten niemants loop.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat wasser een krioel! men snobbelde, men kusten;Ga naar voetnoot85
 
Den Diamanten Saai die brande vande lusten,
 
Het was my daar te heet, jae dat ick door de vlamGa naar voetnoot87
 
Beangst en wel verhetst weer tot my selven quam.Ga naar voetnoot88
 
Cupido riep my nae met vriendelicke woorden,
90[regelnummer]
Die 'k tuymelende nauvv, maar dit nochtans wel hoorden.Ga naar voetnoot90
 
Seght uwen Bruyd'gom doch, dat hy zyn lieve BruytGa naar voetnoot91
 
Myn Moeders Wonder-boeck heel naacktelick beduyt:Ga naar voetnoot92
[pagina 234]
[p. 234]
 
En seght de nieuwe Bruyd dat sy nu moet beghevenGa naar voetnoot93
 
Den Maaghdelicken staat om een veel soeter leven,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Hy sprack; Ick coom beneen; met daalden hy seer lichtGa naar voetnoot95
 
In 't lieflijck gheslacht haar minnelick ghesicht.Ga naar voetnoot96
 
Nu Bruydegom siet op, siet op 't loer-ooghend gluren,
 
Die steel-wys u de Bruyd soo heymelick gaat sturen.Ga naar voetnoot98
 
Siet hoe de suyv're Maaghd met schaamte sit en prijckt,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Haar held're schoonheyd nu met aandacht wel bekijckt:
 
Hoe tockelt haar ghelaat, hoe stryen in haar sinnenGa naar voetnoot101
 
De koude vreese en de soete brand van minnen:
 
Haar hertje springht van vreucht, haar hertje angstich trilt,
 
Als sy ghedenckt dat sy moet in het Vrouwen-gilt,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Soo murmelt haar ghepeyns met een bedwonghen swyghen,
 
Om dat sy die niet mach dan om haar Maaghdom kryghen,Ga naar voetnoot106
 
Wat is den Maagdom doch? Niet anders als een woord,
 
Datmen van ouder Eeuw eens segghen heeft ghehoord.
 
Vrou-Bruyd weest niet beducht, en twifelt niet, want diese
110[regelnummer]
Dus eerelijck besteet, en canse niet verliesen:Ga naar voetnoot110
 
Maar ghy krijght voor uw'gunst nu we'er een heele Man,Ga naar voetnoot111
 
‘Die van een Maaght alleen veel Maaghden maken kan.
 
Den witten dach die dringht door glasen en door spleten,Ga naar voetnoot113
 
Wilt doch Speel-maaghden niet u plicht noch ampt vergheten:Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Leyd die ghecranste Bruyd na het gheluckigh bedt,
 
De jonghe-lieven doch haar lusten niet belet.Ga naar voetnoot116
 
Staat op, o waerdigh Volck! staat op, staat op Iofvrouwen
 
En wilt ons waerde Bruyd niet langher teghen-houwen:
 
Sy staat, sy gaat, sy staet; sy schoor-voet, sy staet stil,
120[regelnummer]
Ach! haar eergierigh hert en weet niet wat het wil.Ga naar voetnoot120
[pagina 235]
[p. 235]
 
Sy gaat na 't lieflijck endt, van al ons bitter lyen,
 
Sy gaet na 't lieflijck end, van al ons heftich vryen;
 
‘Speel-nootjes maacktet cort, gheeft haer de leste soen;
 
‘Het ander dat ghy laat dat sal de Bruydgom doen.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
De Bruyd'gom sit en peynst met een inwendigh malen,Ga naar voetnoot125
 
Hoe hy syn lieve Bruyd op 't soetste sal onthalen.
 
Daar zyn de Maaghden weer: nu Bruydegom gaat voorts,
 
En sweet met vreuchden uyt u sonderlinghe Coorts.Ga naar voetnoot128
 
Nu Bruydegom treet aan en pluckt de soete vruchten
130[regelnummer]
Van 't daghelicks gheklagh, van u verliefde suchten.
 
Nu Bruyd'gom saeyt en plant in u ghewenste Oest,Ga naar voetnoot131
 
Op dat het vruchtbaar land verwellickt noch verwoest.Ga naar voetnoot132
 
Vaart wel en leeft met vreucht ghy twee vereende menschen;
 
Onseg-baar is de gunst die wy u beyde wenschen,
135[regelnummer]
Maar als ghy 't loon gheniet van uwe soete pijn
 
Ons arme strijers wilt dan eens ghedachtich zijn.Ga naar voetnoot136
[tekstkritische noot]LXI
In 1622 blz. 83-88. Tekst geheel in romein. In vs. 1 grote sierletter C. Het gedicht komt ook voor in Apollo, 1615 en in Thronus Cupidinis, 1618 en 1620. Het huwelijk vond plaats op 25 maart 1612.
20 boeten of, ten in 1622: boeten, of ten - 28 nieuwsgierich volgens Thronus 1618; in 1622: nieuws-gierighe - 29 lust (sprack hy) o Goon! in 1622: lust (sprack hy, o Goon!)
voetnoot1
Corts: kortgeleden, onlangs; als: toen.
voetnoot2
sy: nl. de vaack en slaep.
voetnoot3
liet zijn ampteren: liet zijn werkzaamheid na; bevreest: in vreze.
voetnoot4
verwan: overwon; vervloogh: vloog weg.
voetnoot5
Recht als: juist zoals; Toover-riem: tovergordel; Collen: heksen; verscheppen: een andere gedaante aannemen.
voetnoot6
vlieghen in de schijn: schijnen te vliegen; doode: door de geest verlaten.
voetnoot7
laffe: krachteloze.
voetnoot8
Onweerbaer: machteloos.
voetnoot9
labber-koele-wint: koeltje, labberwindje.
voetnoot11
tip: punt.
voetnoot12
begrip: domein; dus: het heelal.
voetnoot16
keurden, stemden: vaardigden uit: keur: verordening.
voetnoot18
De eerbaer Ionghmans reyn: de fatsoenlijke en nette jongemannen.
voetnoot19
bellich-sieckt: belgzucht, neiging tot twist.
voetnoot20
boeten of: boeten, afkopen.
voetnoot21
een goede vraagh: een eerbaar verzoek, hier dus een liefdesverklaring; dreuts; spijtig; koentjes: overmoedig.
voetnoot23
hielden: beschouwden als, achtten; nut: nuttig.
voetnoot24
sy: nl. de mensen.
voetnoot25
dooden: tenietdoen, afschaffen; het nydich fel vergrimmen: het boosaardig felle toornig-zijn.
voetnoot28
eerst: juist; Smits: smidse, nl. van Vulcanus; nieuws-gierich: belust op iets nieuws.
voetnoot29
Gheeft lust: geef acht, luister aandachtig; g'hebt recht: gij hebt gelijk; ghesetten: wetten.
voetnoot30
reden ist: het ligt in de rede; voldoet: gehoorzaamt, nakomt.
voetnoot31
deunden: spotten, gekscheerden; niet in't goedt: kwalijk.
voetnoot32
soo stout: zo overmoedig, tot zo iets brutaals.
voetnoot33
euvel seer: heel erg.
voetnoot34
op voordeel: bij voorbaat.
voetnoot35
het vinnich punt: de punt scherp; leydse: legde ze.
voetnoot36
zyn styve treck: zijn krachtig spannen.
voetnoot37
vast schuddend' lilden: bleef sidderen.
voetnoot38
hert: hart; stont als enz.: was aan het trillen als de pijl.
voetnoot40
van: door; cost: kon.
voetnoot41
Sonnen: Apollo is de zonnegod.
voetnoot42
Python: draak nabij Delfi, door Apollo gedood; zie Ovidius, Metamorfosen I, vs. 430 e.v.
voetnoot44
grootsche: indrukwekkende, fiere.
voetnoot45
douw: jij; Hoeren-soon: Cupido gold als de zoon van Venus en Mars, ofschoon Venus (gr. Afrodite) gehuwd was met Vulcanus (gr. Hefaistos); de griekse en romeinse mythen hierover lopen uiteen.
voetnoot46
weeck: zwak.
voetnoot47
doch: toch.
voetnoot48
clem en kunst enz.: kracht en vaardigheid om deze gaven (nl. de boog) te hanteren.
voetnoot50
Twee pylen: nl. nam (vs. 49) twee pijlen; verscheyden: tegengestelde; crachten: vermogens.
voetnoot54
de cleyne: kleine jongens zoals ik; gecken: spotten, gekscheren.
voetnoot56
liep: deed weglopen, afkerig maakte.
voetnoot57
moes-janckt: loopt haar verliefd na.
voetnoot58
haast: gauw; Schutter: Phoebus.
voetnoot59
Sant: zond; straal: pijl; Pluto: griekse god van de onderwereld; bles: aan de voorkant kaal.
voetnoot60
verdoort: verdwaasd; sich elck een enz.: wijzer meent te zijn dan iedereen.
voetnoot62
vyer: vuur; dus: hij was telkens op een ander verliefd.
voetnoot64
Proserpina: latijnse naam van de griekse godin Persefone, godin van de onderwereld, door Pluto daarheen gebracht.
voetnoot65
Neptun: romeinse god van de zee; puften: minachtte.
voetnoot66
suften: weerloos werden, zich gewonnen gaven.
voetnoot67
snorcker: opschepper; stracks: al spoedig.
voetnoot68
met water: met al het water.
voetnoot71
Dewyl dat: terwijl; gheschach: geschiedde; over dwars: van terzijde.
voetnoot74
vlam vyerigh: in vuur en vlam.
voetnoot76
meerder jonst: groter gunst, genegenheid; Smit: Hefaistos, de smid onder de griekse goden.
voetnoot77
Troetel-kunst: minnekunst, ars amandi; verkeerde: veranderde.
voetnoot78
leerde: leerden.
voetnoot79
lobberde: graaiden, ploeterden.
voetnoot80
doen: toen; minne-stroken: liefderijk strelen.
voetnoot82
Blint-hockte: blinddoekte; sant: zond, stuurde.
voetnoot84
baten: hielp.
voetnoot85
snobbelde: knuffelde.
voetnoot87
jae dat: ja, zo zeer dat.
voetnoot88
verhetst: verhit, geprikkeld.
voetnoot90
nauvv: nauwelijks; dit: nl. het volgende.
voetnoot91
uwen Bruyd'gom: die bruidegom waar je het over hebt.
voetnoot92
naacktelick: onomwonden; met toespeling op de letterlijke betekenis; beduyt: uitlegt.
voetnoot93
begheven: verlaten.
voetnoot94
om: terwille van.
voetnoot95
met: tezelfdertijd; licht: gemakkelijk.
voetnoot96
In 't lieflijck enz.: in het beminnelijk gezicht van een lieflijke vrouw.
voetnoot98
Die: nl. de blikken, aangeduid in het slot van vs. 97; gaat sturen: toezendt.
voetnoot99
sit en prijckt: te prijken zit.
voetnoot101
tockelt: lokt; sinnen: gemoed.
voetnoot104
Vrouwen-gilt: gilde van de gehuwde vrouwen.
voetnoot106
om haar Maaghdom: ten koste van haar maagdelijkheid.
voetnoot110
eerelijck: eervol, eerbaar; niet verliesen: de maagdelijkheid gaat niet teloor, maar wordt op rente gezet.
voetnoot111
voor uw' gunst: in ruil voor uw liefde.
voetnoot113
witten: bleke.
voetnoot114
Speel-maaghden: bruidsmeisjes; ampt: taak.
voetnoot116
haar lusten: hun genoegens.
voetnoot120
eergierigh: op haar eer (d.i. kuisheid) gestelde.
voetnoot124
laat: nalaat.
voetnoot125
malen: mijmeren.
voetnoot128
sonderlinghe: bijzondere.
voetnoot131
plant... Oest: plant uw gewenste oogst in.
voetnoot132
het vruchtbaar land: nl. de vrouw; verwoest; verwildert.
voetnoot136
arme strijers: verliefden die zo ver nog niet zijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken